Halfweg

Voor we gaan dalen, moeten we eerst nog even omhoog. Vier kilometer met 5%. De man met de zeis, die ons langs ziet komen, waarschuwt dat het zwaar wordt. We trappen ons in het zweet. Na de regens van afgelopen nacht is dat niet erg, want het is nog behoorlijk fris.

Als de helling minder wordt beginnen we extra kleren aan te trekken. Uiteindelijk zoeven we met lange mouwen en een windbreker aan naar beneden. Het is geen nieuws meer als ik zeg dat het uitzicht gaaf is, dat alles groen is en dat we we blij van worden. Maar ik blijf het zeggen. Het Centraal Massief heeft ons verrast, het is veel mooier dan verwacht. En eerlijk gezegd was het ook heftiger dan verwacht.

We passeren Renaison, een mooi dorp. Benjaminse, onze routeschrijver, zegt erover ‘na Renaison gaat men definitief de hoge heuvels in’. Wij fietsen andersom en laten ze nu dus achter ons. We rijden prompt over een fietspad langs een kanaal, hoe vlak wil je het hebben? We kruisen de Loire. We komen langs een mooie negende eeuwse abdij.

Wat verderop zetten we de tent neer aan een meertje met uitzicht op het kasteel van het dorp. Pas als de tent staat zien we de aankondiging van zaterdagavond disco met de kroegbaas in bijpassende outfit.

Groen

We merken dat we verder noordelijk komen. De dauw ligt nog op de tent als we wakker worden. Ook vandaag begint de dag met stijgen. We volgen een mooie weg door het bos, met forse dennen aan beide kanten. Het is een soort officiële fietsroute, met bordjes die aangeven hoeveel kilometer het tot de top is, plus het stijgingspercentage. Het is niet helemaal waar je blij van wordt, zo aan het begin van de ochtend.

Gelukkig volgen wij de bordjes niet tot de top. Het is fris in de schaduw, maar het is groen en mooi. En nog meer groen. Dalen door het bos. Stijgen in het bos. Uitzichten. Dennen. Valeriaan. Veel varens. Weides. Duizend tinten groen, en wij mogen er doorheen fietsen. Soms ben ik even praktisch in mijn hoofd, ik mag nu naar beneden rijden, maar dadelijk moet ik weer omhoog. Maar het hoort erbij en het is gewoon prima fietsen.

Terwijl we blijven genieten van het landschap komt de vraag waar we kunnen lunchen. Gelukkig weet Google in het volgende gehucht een restaurant. We hopen dat het open is, want het ligt natuurlijk weer aan het eind van een helling. Er staat een bord buiten dat een prima menu biedt en binnen zit het redelijk vol. Dat belooft veel goeds. Helaas, het gehucht ligt zo afgelegen dat enig nieuwe kooktechniek niet is doorgedrongen. De bloemkool is zó gaar dat het een wonder is dat die herkenbaar opgediend kan worden. Maar één blik, en hij stort in elkaar tot een bleke smurrie. Gelukkig zijn er mensen die dit wel lekker vinden, de Fransen aan het tafeltje naast ons worden hier duidelijk wel blij van.

We rijden verder door het groen. Alleen het laatste stuk op een weg langs de snelweg kan maar matig boeien. We naderen het eind van onze route door het Massif Central. Aan onze hoogtemeters van vandaag is dat nog niet te merken. We zijn zo’n 1000 meter gestegen, en net wat minder gedaald. We zitten nog op 600 meter.

Bossen

Des pluies en Le Puy. Ofwel we hadden een regen- en rustdag. Onze logies hebben we gekozen om de naam, le vélo rouge. Het blijkt een b&b op de vierde verdieping in een historisch pand. De trap is uit 1580, en we betwijfelen of er sindsdien nog iets aan gedaan is. Ons apartementje is prima, een combinatie van historie en ikea, én een wasmachine. We zijn de eersten die er slapen met een flinke bui. Helaas blijkt de renovatie van het dak nog niet 100% gelukt.

We pakken de route op. Het begint meteen weer te stijgen. We fietsen langs Polignac met een kasteel op een berg. Dan komen we langs velden vol puy-linzen, met een appellations. AOP blijkt een echt serieuse aanduiding van linzen, zoiets als Goudse kaas.

Het gebied is overwegend agrarisch en de weg loopt op. Dan zien we in de verte zo’n dorp hoog op een berg en hoe hoog het ook ligt, uiteindelijk fietsen we er toch door. Ik weet niet hoe we er uit zien op de fiets, maar diverse passanten wensen ons bon courage. Een racefietser blijft een tijdje naast Carry rijden en teut over de regio. Na de berg wordt het dennenbos waar we doorheen rijden. Een hert steekt over.

We lunchen in een klein dorpje. Het menu staat buiten aangekondigd, €13,50 voor een driegangenmenu met een kwartje wijn. We lopen naar binnen. De eetzaal zit strak in de grijze verf, het geheel heeft de uitstraling van een verzorgingshuis. De klanten zijn zeer divers. Er zit een hoogbejaard echtpaar, we schatten in dat dit hun tafeltje-dekje is. De buitendienstmedewerkers van de gemeente prikken een vorkje. Drie motorrijders schuiven aan, ze worden gemaand hun helmen in de hal achter te laten. En dan zitten er nog wat voorbijgangers, waar wij ook bij horen.

Na de lunch is de route weer helemaal anders. We mogen dalen, op een smal bospad. Heerlijk rustig. We doen een middagdutje in de berm. Het fietspad loopt door, het is zó mooi in het bos.

Het is zo’n dag dat iedereen een verhaal heeft. In de middag is er een tweede racefietser, die Carry vergezelt. Hij heeft een echt Sunweb-raceshirt en vindt zichzelf met zijn 48 jaar een oude vent. Bij de supermarkt raken we aan de praat met een ZuidAfrikaanse oudwielrenner. Hij vertelt over het rondje Europa dat hij gefietst heeft, langs de Noordkaap naar St Petersburg en door de Baltische staten terug. Ook de Nederlandse campingeigenaar vertelt. Het gaat over zijn emigratie, samen met zijn vrouw en twee puberzonen. Het Franse schoolsysteem was meer wennen dan gedacht.

Ons eigen verhaal van vandaag gaat over het tasje. Het tasje met alle nuttige spullen. Het tasje was verdwenen bij aankomst in het dorp. Dat was even vliegende paniek. Gelukkig bleek het al bij het stuiterpaadje op de camping te zijn gevallen en gevonden.

Spoor

De camping is prima. Het doet denken aan een ouderwets variététheater. Er zijn twee mensen die alle rollen hebben. De receptioniste is ook serveerster. De man van het zwembad doet ook onderhoud. Én hij is pizzabakker. In de volgende acte maakt de serveerster samen met de man van het zwembad het sanitair schoon. Maar we slapen er prima. We worden wakker met uitzicht op de koeien en, groot verschil met de afgelopen dagen, er ligt dauw op het gras.

Het eerste stuk van vandaag is geen feest. De weg gaat omhoog en het is druk. Mijn voorband wil niet, die loopt langzaam leeg en ik twijfel aan alles vandaag. Een eerste kop koffie en een geplakte band lossen veel op. Een afslag van de grote weg af ook. Uit mijn ooghoek zie ik dat Le Puy nog 37 kilometer is. Dat wil dus zeggen dat onze toeristische route beduidend langer is. We gaan zien of het de moeite waard is. We beginnen met een echt hoogtepunt, het hoogste punt van de hele route op 1245 meter.

Van daar gaan we lekker over de vlaktes van het Centraal Massief. Het is echt agrarisch landschap, gele tarwevelden en weides vol koeien. Wat stijgen en dalen, het houdt elkaar goed in evenwicht.

Het laatste stuk naar Le Puy spoort echt lekker, een voie verte. Een oude ongebruikte spoorlijn is omgezet in een half verhard fietspad. Wij hebben de mazzel dat het voor ons iets daalt, dus we hoeven amper te trappen. Er zitten vijf tunnels in, waarvan de langste 1,1 kilometer is. Ze zijn goed verlicht, maar toch blijft her bijzonder, een tunnel zo lang dat je het einde niet ziet.

Het is een prima traject, maar dat neemt niet weg dat mijn voorband het weer begeeft. Deze (vijfde?) keer houden we het bij pompen en een stop bij Vélomania. Zij hebben een vervangende band, niet optimaal, maar goed genoeg voor de volgende 1000 kilometer.

Omhoog

Onze fietsende buren op de camping hadden ons al gewaarschuwd, het wordt klimmen vandaag, maar wel een mooie weg. Vol goede moed, en met een vers broodje van de bakker, stappen we op. Meteen buiten de stad gaan we al gestaag omhoog. Mooi, maar niet zo bijzonder. Dan vallen je ogen op andere dingen. Een straatnaam, l’impasse du paradis, doodlopende straat van het paradijs. Details om blij van te worden.

Onderussen loopt de route natuurgebied in, het nationaal park van de Cevennes. Een mooi pad door het bos, varens, eiken, alles groen. We klimmen door. We stoppen even voor een praatje met eennNederlands gezin. Ze zijn met drie kinderen, 8, 10 en bijna 12, op weg naar Barcelona. Met de fiets en af en toe de trein. De middelste heeft zijn zinnen gezet op een dag van 100 kilometer en kijkt mee als we het hebben over de campings die leuk zijn.

We vervolgen de route het dal van de Chassezac in. Bordjes wasrschuwen dat het water snel kan stijgen, ook in droge tijden. Een stukje verderop wordt duidelijk hoe dat kan, er ligt een stuwmeer. En het is niet het enige. Het is het eerste van een rijtje. Recreatie is niet mogelijk, we vragen ons af wat het voor de ecologie betekent, maar het uitzicht is gaaf. De weg kronkelt omhoog langs de dalwand. Het is smal, het is heerlijk rustig, er staat een mooi stenen muurtje. Hoe verraderlijk het is, blijkt een stukje verder op waar een motor door een auto geraakt is. Het stelt wat gerust dat de betrokkenen samen op het muurtje zitten te praten.

Bij de lunch in Pied de Borne komt de vraag wat nu te doen. Het is heet. Het dorpje bestaat uit een kruispunt met een postkantoor en restaurant. Plus de energiecentrale van het volgende stuwmeer. We hebben vijftig kilometer omhoog gefietst. De volgende twintig kilometer moeten we stevig stijgen. Het boekje meldt dat de camping hier smerig is en roept ‘overslaan!!!’. Het alternatief is het hotel. Uit het bord dat achterstevoren in het toilet staat begrijp ik dat het hotel dezelfde eigenaar heeft als de camping. Er is geen airco. De eigenaar van het geheel lijkt op de vieze man van Kees van Kooten. Dat geeft de doorslag om verder te fietsen.

Het zweet druipt op het asfalt, we kruipen vooruit. Het verstand maalt, hoe dom kun je zijn? Gaan we doorzetten? Er staat een bord van een gîte. We twijfelen als we zien dat we daarvoor driehonderd meter moeten dalen naar de rivier. Net komt een mevrouw naar boven hijgen. Ze vertelt dat we voor de gîtes naar de gemeente moeten bellen en dat er verder helemaal niets is. We besluiten door te fietsen. Er is wat schaduw, een klein briesje. Een klein stukje dalen geeft ons goede moed. Bij een kraantje vullen we water aan. We kletsen met de mannen die een feesttent aan het bouwen zijn. Ze melden met een grijns dat het nog twintig kilometer is. Gelukkig weten we dat dat niet waar is. De hei langs de weg bloeit al. Het wordt bewolkt en nog steeds trappen we gestaag door. Dan zijn we in Bastide. Op een terras overleggen we waar we willen slapen. De dichtstbijzijnde camping die er goed uit ziet ligt 20 kilometer verderop. Maar da’s dan wel helling af. We zetten nog even aan, die kilometers kunnen er ook nog wel bij.

Cevennes

Elke dag starten we een beetje vroeger. De hele camping slaapt nog als we onze spullen pakken. We poetsen nog even tanden voor vertrek. Een klein jochie loopt langs, nog in pyama, hij wenst ons bonne route. En daar gaan we.

Het is nu nog 16 graden, bijna fris in de schaduw. De route gaat glooiend op en neer. Het landschap verandert, minder druiven, wat meer graan, maar vooral meer garrigue, struikgewas. In Nederland zou het natuurgebied zijn, ruig, en onontgonnen. Hier ligt het er gewoon. We fietsen over kleine weggetjes, de meeste hebben geen enkele belijning. Het is ook lekker rustig, al komt er af en toe een malloot met een noodgang langs. Zo’n type dat alleen op zondag mag doen waar hij zin in heeft en dan kiest om in zijn auto te gaan zitten.

De temperatuur loopt langzaam op. Het is fijn dat we alleen korte hellingen hebben, als je langzaam fietst voel je de hitte extra goed. Ondertussen telt Garmin voor vandaag toch weer gewoon 600 hoogtemeters. Het is goed dat we de route op de Garmin hebben staan, want als we alleen op de borden hadden gelet was het niet goed gekomen. Het lijkt of elk bord de hele dag meldt dat Alés 13 kilometer is.

Aan het begin van de middag is het 35 graden. De warmte komt niet alleen van de zon, maar nu ook van het asfalt. Het is tijd voor een camping. We vinden een aardige, midden in de stad. Als we naar de mogelijkheden kijken zitten we ook precies goed, de volgende langs de route is een christelijke camping. We betwijfelen of dat op zondag een goed idee geweest was. Op de camping waar we nu zitten, zijn we niet de enige fietsers. Onze buren komen uit het noorden gefietst. Ze zijn enthousiast over de route, hoe rustig het is en hoe mooi. Ze melden dat we de volgende 40 kilometer gaan stijgen. Dat belooft wat. We drinken ons moed in bij de lokale proeverij.

Hérault

Al voor negenen zitten we op de fiets. En het begint goed met een brug van de duivel. We hebben geen idee waarom de brug zo heet, we vinden hem vooral duivels mooi. Het is het begin van de gorges van de Hérault, eerst smal, later breder. Het is fantastisch fietsen, het uitzicht is mooi en we rijden in de schaduw. Het is nog rustig, de kanoverhuur moet nog op gang komen en de parkeerplaatsen zijn leeg. Steeds weer hebben we doorkijkjes op de rivier. Dan bij een bocht buigen we af, wij gaan omhoog en laten de rivier achter. Gelukkig is er nog veel schaduw. Als we aan de afdaling beginnen rijden we een Nederlands gezin tegemoet. Zij fietsen een rondje Zuid Frankrijk. Als we verder rijden vraag ik me af van welk deel biblebelt ze afkomstig zijn. Dat is voor mij de enige reden die ik zie om hier te fietsen in een jurk en met lange mouwen.

Grappig is dat we Bois d’Anglas passeren. Bij deze camping horen beelden als kamperen tussen de druiven, lome middagen in de rivier en de rosé huiswijn. We zien dat ze een fantastisch nieuw zwembad hebben. We fietsen wel door, gisteren was het te ver, vandaag niet ver genoeg.

Nog één keer passeren we de Hérault, met een mooie blauwe brug. Het is inmiddels snoeiheet, maximum vandaag is 41 graden. We zoeken een camping in de schaduw en we houden het voor gezien.

Noord

Nog even kijken bij de Méditerané, een ontbijtje bij de supermarkt, een band plakken en dan zijn we onderweg. Langs de pretparken en de kermis die de kust hier is. De stad uit komen we op een mooi laantje tussen platanen, langs de Hérault. Jammer genoeg is dit maar een klein stukje en dan rijden we in het open landschap. Tussen de domaines met de druiven, kilometers lang. De dorpen zijn vanuit de verte zichtbaar, een kerktoren en een watertoren. De opbouw is klassiek, met een monument voor de eerste wereldoorlog, een pleintje met platanen, een bakker en een café.

Zo’n dorpscafé waar iedereen elkaar lijkt te kennen. We stoppen er voor koffie, de trilhanden van de baas geven het idee dat hij zelf ook genoeg proeft. De man naast ons zit aan de rosé, dat is voor ons nog wat vroeg. Voor hem misschien ook wel, hij is met de motor.

En wat die dorpjes betreft, mijn beeld dat de voorzieningen hier in het zuiden zoveel beter op peil zijn dan in het noorden krijgt een forse deuk als we op zoek gaan naar een plekje voor de lunch. Pas om 13.52 lukt dat. En hier in Frankrijk weet je, als je niet ruim voor 14.00 binnen bent, is de kans op een lunch klein. Gelukkig is de kok flexibel, mits we niet het menu van de dag kiezen.

Uiteindelijk wordt het beeld van vandaag vooral bepaald door de wind. Noordenwind, en niet zo’n beetje. De hele dag. Bergop wordt er niet fijner van en bergaf moeten we nog steeds stevig doortrappen. Na een kilometer of 60 houden we het voor gezien. We hebben het eigenlijk ook gewoon warm. De man van de Aldi ziet het. Als we onze fietsen voor de winkel neerzetten, geeft hij aan dat ze wel binnen in de airco mogen, en wij ook.

Canal

Vandaag is het vlak en hebben we wind mee. Het is makkelijk fietsen. Nog steeds veel druiven. We zien Franse boeren weinig anders produceren. Er zijn veel domaines, met de meest exotische namen. Ze bieden allemaal dégustation aan en vente. Alleen het Domaine de Plaisir waar we langs komen heeft een klein, discreet bordje. Daar beperkt het aanbod zich vast niet tot flessen wijn.

We rijden soepel door. De route doet haasje over met het canal du midi. Dit kanaal werd eind 17e eeuw aangelegd. Frankrijk wilde minder afhankelijk zijn van Spanje en probeerde zo de Atlantische oceaan en de Middelandse zee met elkaar te verbinden. Dit resulteerde in een kanaal, wat breder dan onze wetering. We hebben met verbazing gekeken. Het is niet voor niets werelderfgoed. We komen langs een sluizencomplex, waar meerdere sluizen achter elkaar 21,5 hoogtemeters overbruggen. Een waanzinnig complex en heerlijk te zien hoe bootbezitters omgaan met zoveel verval in zo’n smal kanaal. Bij Beziers fietsen we met een kanaalbrug over de rivier. De route ligt vanmiddag in de luwte langs het kanaal, lekker in de schaduw.

We fietsen ruim 80 kilometer tot een camping aan de Middellandse zee. Het boekje belooft ons specifiek op deze camping een veldje met uitzicht op zee. De realiteit is een soort van tennisbaan, met grote basaltblokken en een omheining van gaas. Uitzicht door het gaas, met geluid van golven, maar hier geen voeten in zee. Dat wordt dus een plekje in de schaduw elders op de camping met geruis van de blaadjes aan de bomen. Gelukkig kunnen we het avondprogramma met karaoke tot bij de tent horen.

Tramontana

Midden in de nacht worden we wakker omdat de wind om de tent giert. Oei, daar hebben we over gelezen. Da’s de tramontana, een stevige storm die enkele dagen kan duren. En die komt meestal uit het noorden, voor ons stevige tegenwind dus. Nu komt het goed uit dat we bedacht hadden op deze plek een dag te blijven. Niet dat de camping echt spannend is, het is echt een Franse familiecamping. In het zwembad spelen kinderen, maar in het water staan ook groepjes ouderen met elkaar te teuten. En ’s avonds is er bingo.

Als we na een dag vertrekken is de wind wat minder, maar nog zeker niet gaan liggen. Het eerste mooie plaatje zijn van die zandsteenrotsen. Net als overal in Frankrijk heet dat hier een orgel. Het voelt als een jaren zeventig uitje. We fietsen door de druiven vandaag. De route klinkt als de folder van Mondovino, we komen langs Roussillon en Corbières, hellingen vol. We maken aardig wat hoogtemeters. Het levert de meest fantastische uitzichten op. Soms fietsen over een weg boven langs een dal, alsof we over het balkon rijden, met uitzicht over de hele vallei. We fietsen door dorpjes met, nog heel klassiek, een rijtje platanen als we het dorp binnen komen en de begraafplaats als we het dorp uitfietsen. Op een top staat een ruïne, we maken er een Catharenkasteel van.

De camping van vandaag is een camping municipale, een gemeentecamping, beheerd door ambtenaren. Dat betekent dat de receptie pas weer na vieren bemensd is. Een aardige ambtenaar vult alle papieren in. De administratie is nog helemaal met de hand, ook het bonnetje voor de 44 eurocent belasting. Ik krijg wisselgeld tot op de cent nauwkeurig en we constateren samen dat het papier meer kost dan het opbrengt. Maar de dame constateert dat dat voor haar salaris niet uitmaakt. We hebben een mooie plek, tot de nieuwe buurman zijn camper met aanhanger en motor binnen een halve meter van onze tent opstelt.