Ons verblijf bij de druiven werd vanochtend wreed verstoord door een mannetje met een trekker en een sproeier die de druiven ‘vitaminen en nog iets’ kwam geven. Verjaagd uit het paradijs fietsen we via Merano naar Lana, de appelhoofdstad van Europa. 1% van alle Europese appels wordt geplukt in deze gemeente. Dachten we gisteren dat we veel appels gezien hadden, vandaag zijn het er nog veel meer. Kilometerslang fietsen we door appelboomgaarden. De bomen hangen vol met appels in alle variaties groen en rood. Ze worden nog flink besproeid, en wij dus ook. Gelukkig niet met vitaminen, maar met gewoon water.
We zijn de Etsch uit het oog verloren en fietsen omhoog langs de rand van het dal, overal zijn appelbomen zo ver we kunnen kijken. We volgen het tracé van een oude spoorlijn door het groen, en zelfs de spoortunnels zijn aangepast voor fietsers.
Wat hoger op de hellingen zijn het vooral druiven die verbouwd worden. Het volgende dal dat we inrijden staat ineens vol met druiven. We fietsen met recht op de Südtiroler Weinstrasse.
We kamperen aan de Kalterer See. Ooit ben ik aan dit meer met mijn ouders op vakantie geweest. Niet op de camping, maar in een hotel in de buurt. Het meer ziet eruit als in mijn herinnering. Wij staan op zo’n echte Italiaanse camping. Hier staan de campers en caravans keurig op een rijtje met precies plaats voor een eettafeltje ertussen. Wij staan aan de rand, op het trekkersveldje. Ook daar wordt de ruimte beperkter naarmate de avond vordert en er steeds meer mensen komen. Naast ons stonden onze Duitse buren van de camping van vannacht, inmiddels wordt er een tentje tussen geprutst. Gelukkig hebben we een waslijntje hangen aan de andere kant.