Ook vandaag is de route simpel. Na 1 kilometer gaan we rechtsaf de 2E op. Garmin geeft aan dat we na 99 kilometer linksaf moeten. Dat is helder. Overigens, als we niet linksaf gaan en nog een kilometer of vijftig zouden doorfietsen, dan zitten we in Vietnam. Dat is (nu) niet de bedoeling.
We hebben het gisteren gevraagd aan de gids van die drie Australische fietsers, aan de baas van het hotel en aan de fietser die net aan kwam. Iedereen was het er over eens, die 100 kilometer naar Muang Khua zijn prima te doen. De eerste 20 kilometer zijn pittig met wat fikse hellingen, daarna is het overwegend bergaf, met wat kleine golfjes. Dat zal vast je idee zijn als je hier woont, maar wij komen uit Nederland. Bij ons is vlak vlak. Niks geen stiekeme steile stukjes omhoog voor je weer omlaag mag, vlak is vlak en omlaag gaat omlaag. Nou vandaag dus niet. Het verslag van Garmin ziet eruit als een speldenkussen.

Het gaat langzaam bergop het eerste stuk. Het maakt niet uit. Het is zo groen, echt jungle. Ik betrap mezelf op een grijns, terwijl mijn benen traag hun rondjes draaien. Het is zo mooi en rustig, de vogels fluiten en wij kunnen er fietsen. 
Dan dalen we de volgende vallei in. Naast ons zien we een klein stroompje. Dit is onze eerste blik op de Pak Nham, de rivier Nham die we de rest van de dag volgen. Hier in dit eerste deel is het nog wat vlakker, hier is nog veel landbouw. We zien tabak en boontjes. Verderop wordt de vallei smaller. Ineens staat er een groep brommers langs de kant van de weg. In het water ligt een provisorische brug. Aan de overkant liggen velden boontjes. Daar zijn de eigenaren van de brommers aan het werk.
Het is uitkijken geblazen. Stukken van de rijbaan zijn opgebroken, soms de hele weg. Er staan geen waarschuwingen. Wat verderop is een graafmachine aan het werk, hij sloopt het volgende stuk. We vragen ons af wanneer de herstelploeg gepland is.
Er is weer veel te zien langs de weg. We stoppen bij een klein marktje om bananen te kopen. Tegelijkertijd stopt een geblindeerd busje, twee Franse toeristen met video en fototoestel en een gids rollen naar buiten. Het is een wereld van verschil. We fietsen door, we passeren een pickup vol vrouwen in traditionele kleding. Er komen ons vier waterbuffels tegemoet. Zeker van zo dichtbij zijn het imposante beesten. Verderop worden de pluimen van bamboe langs de weg te drogen gelegd. In de stad hebben we de bezempjes gezien die hiervan gemaakt worden.
Het laatste stuk is even doorbijten. Zo in de middag komt de warmte niet alleen van de zon, maar ook van het asfalt. Bij kilometer 99 slaan we af. Hier vinden we een hotel en de boot voor morgen. 
Het guesthouse is prima, zeker voor de somma van 8 euro, maar ontbijt zit er niet in. De buitenkeuken is alleen voor eigen gebruik. Dat betekent dat we de weg oversteken, naar het restaurant waar we gisteravond fried noodles gegeten hebben. Gelukkig hebben ze voor de ochtend hetzelfde menu. Dat heeft nog even voeten in aarde. De jongen die er nu loopt spreekt geen Engels dus ik krijg een telefoon in handen gedrukt waar een slaperige meisjesstem good morning zegt. Na mijn good morning zeg ik fried noodles en geef de telefoon weer aan de jongen. Hij krijgt telefonisch zijn instructies en wij krijgen ontbijt. En ter aanvulling, het restaurant is volledig open aan de kant van de straat. Dat betekent dat we veel bekijks hebben van alle schoolkinderen die op de fiets langs komen. 
In het dal is veel landbouw. De velden liggen droog. Dat past bij de tijd van het jaar. Elders zien we boontjes, knoflook, rijst en mais. Naarmate we verder stroomopwaarts komen zijn de velden groener. De laatste kilometers bergop fietsen we door de jungle. Aan beide kanten van de weg is het groen en mooi. De weg is ploeteren maar het uitzicht maakt veel goed. 
Het stadje waar we vannacht slapen heeft het enige grote kruispunt van vandaag. De afslag naar links leidt naar China.
Pak Beng is toeristisch in een straal van 100 meter rond het aankomstpunt van de boot. Daar zitten een paar hotels, wat restaurants en een telefoonwinkel. Verder hoef je niet te komen als je hier overnacht op weg naar Luang Prabang. Als je wel wat verder gaat begint het gewone leven. Die kant gaan we uit. En de route is makkelijk, we volgen gewoon de weg. Lees: er is maar één asfaltweg. Het eerste dorp waar we door komen fietsen we met open mond. We zijn niet alleen een landsgrens over gegaan, we zijn ook jaren terug in de tijd. Het voelt als derde wereld, jaren 80, anders is het niet te omschrijven. Er lopen kippen, geiten, hangbuikzwijnen, honden en koeien langs de weg en op de weg. Overal wordt op houtvuurtjes gekookt. Mensen zitten op hun hurken te kijken naar passerend verkeer. Wij als falangs trekken een boel aandacht. Kinderen worden aangemoedigd naar ons te zwaaien en dat doen ze met veel plezier. Ze joelen sabaidee, hallo.
De huizen staan op palen. De wanden zijn deels van hout, soms ook bamboematten. Het is een compleet andere wereld, het Hmongvolk in deze bergachtige streek. 

































