Maandagochtend aan het strand. Ons eerste kopje koffie. Carry is flink verkouden, dus we hebben weinig ambitie vandaag. Bovendien kost het dichtstbijzijnde uitje naar Mayo Island, als je maar met zijn tweëen bent, ruim 200 euro. Het wereldnieuws vraagt onze aandacht. Natuurlijk het gedoe tussen Trump en Kim Jong-un, twee jongetjes die denken dat de wereld hun zandbak is, waar ze elkaar met emmertjes en schepjes te lijf kunnen gaan. Dichterbij zijn er de verhalen over vluchtelingen uit Myanmar, een land waar een deel van de bevolking zich niet veilig mag voelen. En de voorspelde uitbarsting van Gunung Agung, de grote vulkaan op Bali, met evacuaties en mogelijke sluiting van het vliegveld.
En wij zitten aan de koffie. We kijken over het strand, iemand veegt de afgewaaide bladeren op. De stoelen staan gestapeld. De parasols zijn opgeklapt. Het zwembad is leeg. Een kip met acht kuikens scharrelt langs. Gisteren, zondag, bruiste het hier van de mensen. Voor het hotel stonden een paar auto’s en heel veel brommers. Er werden autobanden verhuurd om te spelen en kleedjes om op het strand te liggen. Er werd volop gezwommen, vaak zonder hoofddoek, maar niet in badkleding. Nu is er niemand. Alles wordt opgeruimd en klaargezet voor het volgend weekend. Wij zijn de enige gasten in de 20 huisjes met uitzicht op zee. We bestellen nog een kopje koffie.
Ik lach van achter m’n telefoon. Leuk geschreven. 🙂