Het was ver vandaag. Dat had een simpele reden, vanaf Popa gezien is er niet eerder een hotel dan in Meiktila. Dus het was even aanpoten. Gelukkig zat het weer mee, grotendeels bewolkt en meestal droog, met een lekker briesje. Dus daar gingen we, met de jas aan, want het is op 600 meter hoogte in Popa nog mistig en fris. Die jas kan al snel uit. De eerste (enige) stad waar we door heen komen was Kyaukpadaung. Dat is ook zoiets. Je schrijft Kyaukpadaung (in het Engels, helaas haalt dit toetsenbord de lokale taal niet), je spreekt het uit als iets dat lijkt op Choperow en Tsjoperong. De eerste keer dat weet iemand over de route spraken kwamen we er dan ook niet uit.
Onderweg zijn wegwerkzaamheden. Wat opvalt is dat het vrouwen zijn die aan de slag zijn. De ene keer halen ze zand per mandje op het hoofd om de gaten in de weg te dichten. Een andere keer is het serieus werk aan de weg met stenen en een ‘houtvuurtje’ om asfalt te stoken. We worden regelmatig ingehaald door brommers. Natuurlijk krijgen we ook hier reacties, de passagier grijnst, zwaait of de bestuurder steekt een duim op. Een flink deel van de brommerrijders heeft een helm op. Vooral de lokaal gemaakte helmen, model nazihelm met het randje, blijven leuk. Het verkeer is sowieso mooi, als je van details houdt. Er komt een pickup voorbij, de passagiers die op de laadklep staan, houden zich aan een band vanaf het dak vast alsof ze in een Amsterdamse tram staan. Bovenop een passerend busje staan twee brommers, er achter zitten twee mensen die naar ons zwaaien. Mannen in longyi, de lokale sarong, lopen langs. Blijkbaar verwachten ze regen want ze hebben hun paraplu diagonaal achter in hun longyi gestoken. En dan zijn er nog de ossenkarren, de herders met hun kuddes en de zwaaiende kindertjes.
Ook vandaag rijden we door een dorp met een unique selling point. Deze keer is het gebakken kip. Vrouwen met bladen vol staan langs de weg. Bussen weten dit en stoppen er speciaal voor. Wij drinken er wat. De vraag is altijd wat te drinken als er geen cola is. Deze keer geen hoestdrank maar Asia Lychee en Fire dragon energy drank. Tja, westers als we zijn geven we cola toch de voorkeur. In een ander dorp staan vrouwen langs de weg met wortels, ze zien er uit als schorseneren. We hebben ze geproefd want blijkbaar eet je ze rauw. Onze smaak was het niet.
De weg gaat verder. We kruisen een irrigatiekanaal. Het gebied dat volgt is mooi helder groen van de rijst. Het gebied glooit, de hellingen zijn niet steil. We kunnen makkelijk een beetje vaart maken. Om de tien kilometer is er wel weer een dorpje of wat bebouwing. Verder is het land leeg en groen. Na 85 kilometer stoppen we voor de lunch. Bestellen van een cola gaat makkelijk, maar voordat ze begrijpen dat we ook willen eten zijn we we weer wat verder. Ook hier eten we een ‘Birmese rijsttafel’, een bord rijst met een boel schaaltjes met allerlei gerechten. Het ziet erg mooi uit maar ik vrees dat we moeten opbiechten dat het toch niet helemaal onze smaak is. We zitten er op ons gemak, en dat is maar goed ook want juist als we op het punt van vertrek staan barst een flinke bui los. Die wachten we even af voor we aan de laatste kilometers beginnen.