Als we in Bangsal aan land gaan is onze eerste indruk van Lombok dat het droger is dan Bali. En rustiger. Er rijden minder brommers en de taxi gaat vaak in de vorm van koetsjes met paarden. Er zijn weer moskeëen, het goede nieuws is wel dat het volume minder hard staat dan op Sulawesi. Verder is Bangsal niet zo spannend. Wat er aan toeristen is, gebruikt deze plek als uitvalsbasis om naar Gunung Rinjani te gaan. Met 3726 meter is dit de tweede vulkaan van Indonesië, én een van de drie heilige vulkanen voor hindoes.
Het eerste stuk van de route is vlak en loopt langs de zee. Gaaf om tussen de bomen steeds weer de zee te zien. Als we verder fietsen blijft de droogte opvallen. Rivierbeddingen zonder water. En of het nog niet warm genoeg is, stookt iedereen alles wat hij kwijt wil op. Voor we aan het laatste steile stuk omhoog beginnen, stoppen we nog even bij een kraampje voor een kippensoepje. Dit keer is het een kommetje met bouillon, stukken plak rijst, mie en flinke stukken kip. Daar kan de gemiddelde bedrijfskantine niet tegen op en dat voor slechts 15.000 rph, ongeveer 1 euro, per kopje. Op de vraag naar een toilet wordt naar de overkant gewezen. Als we de straat oversteken, sturen ze ons naar de achterburen. Wij denken dat dat dan wel een moskee zal zijn, maar het is een ziekenhuis. Natuurlijk kunnen we daar even plassen. Onze fietsen trekken veel bekijks en een van de witgejaste mannen wil wel een proefrondje rijden.
Het laatste stukje fietsen gaat omhoog, Gunung Rinjani op. Aan onze linkerhand zien we geirrigeerde tuinbouw, met vooral veel rode pepers, maar ook meloenen en uien. In de verte zien we de top. Zo hoog gaan we niet, maar het is wel een stevige helling. Dat wordt toch stukken lopen. Daarmee is meteen weer duidelijk waarom die Australische eigenaar van het hotel van vannacht onze fietsen consequent pushbikes noemde. Voordeel is wel dat we onze wandeling ook gehad hebben, hoeven we morgen niet de berg op te lopen en kunnen we lekker weer naar beneden fietsen.