Koud

Met 13 graden is het koud als we vertrekken uit onze pipowagen. We hebben amper genoeg kleren om te fietsen met deze temperatuur. Gelukkig beginnen we met een flinke klim. Dat is een prima manier om warm te worden. Berg af is fris, maar precies aan het eind van de helling zit een café. De eerste biertjes worden al geschonken, maar wij houden het bij koffie. Het is zo’n klein zaakje dat ook épicerie en boulangerie is, dus we regelen meteen de inkopen voor de lunch. 

We fietsen door een echt weidelandschap. Overal lopen bruine koeien. In deze steeek zijn het vast originele limousins. De weides zijn omzoomd met bomen en alles glooit.  Er is geen vlak stuk te zien. Eigenlijk past het, zo groen als het is, meer bij ons beeld van Zwitserland dan bij het zuiden van Frankrijk. 

We stoppen bij een kerkje met fresco’s. We lunchen op een terras, voor picknicken is het echt te koud. We trappen snel weer door om warm te worden. Iedereen die we spreken zegt dat deze temperatuur uitzonderlijk is, meer herfst dan eind juli. Zo voelt het ook. Toch hebben we het nooit lang koud want we trappen vandaag ruim 1100 hoogtemeters.

Groen


Vannacht hebben we geslapen op een camping municipal. We blijven ons verbazen over dit principe. Het lijkt kamperen met gemeentesubsidie. Hier in Crozant ligt de camping lekker centraal en is van alle gemakken voorzien, met goede douches en overal warm water. De ambtenaar van dienst komt twee maal daags langs om de administratie te doen. Verder zit er niet veel betrokkenheid of ondernemingsgeest. En ook hier wordt niet gevraagd naar een passe sanitaire of vaccinaties. 

De lucht is blauw als we wegrijden, er staat een klein briesje en alles om ons heen is groen. Het ruikt fris en schoongespoeld na de buien van de laatste dagen. Waar wij dachten dat het hier groen is van de regen, vertelt een Franse wielrenner dat het altijd zo groen is. Alleen twee jaar geleden was het zo droog, dor en geel als in ZuidFrankrijk. De dorpjes hier lijken wat meer bewoond. We zien trekkers op de velden en bij de huizen staan auto’s. Er is zelfs een bakker die open is en koffie serveert. 

Eindpunt van vandaag is een Nederlandse camping met een wasmachine. Als we aankomen mogen we de tent niet opzetten vanwege gedoe met de gemeente. Daarvoor in de plaats krijgen we een heuse pipowagen. We brengen de avond door in de half open huiskamer met rode wijn, bœuf bourguignon en muziek van oud-dj Ruud, die hier de tent draait. 

Streeploos

Als we de camping afrijden zwaaien we naar de overbuurman. Hij kwam gisteravond een praatje maken. Hij is al jaren stamgast op de camping, met zijn vrouw wordt hij als vrienden binnen gehaald, maar eigenlijk verveelt hij zich. In het dorp is steeds minder te doen en de camping vergrijst. Toch zijn ze er ook dit jaar vier weken.  

De reclame is helder, een goede vaat is streeploos. En wat ons betreft, een goede route ook. We rijden vandaag over streeploze wegen, van die kleine wegen waar weinig auto’s rijden. En de auto’s die er rijden hebben de tijd. Ze wachten zelfs met inhalen als wij een helling op kruipen. De wind gaat overigens ook als een streep, de hele dag tegen ons in.

Langzaam verandert het beeld van de bebouwing. De memorabele oude bouwwerken zijn niet meer alleen maar kerken, maar ook kastelen en donjons in diverse staten van verval. We lunchen in de schaduw van de ruïnes van Cluis. Onder de bomen kunnen we zelfs in de motregen een siësta doen. 

We passeren een stuwmeer. Het is druk met auto’s en wandelaars. Het is een contrast met de rust van de afgelopen dagen. De weg naar de ruïne op de top ia smal en steil. Achter ons hebben de automobilisten geduld. De camping is simpel, goed voor één nacht, maar zonder wasmachine dus we gaan morgen verder. 

Traditioneel

Bij een traditioneel Frans hotel hoort een traditioneel Frans ontbijt, bestaand uit een croissantje en een stukje stokbrood met jam. Het geheel wordt geserveerd aan een grote tafel waar meerdere gasten aanschuiven. Het Franse stel vertelt enthousiast dat ze zes dagen electrisch langs de Loire gefietst hebben. Als ze horen van onze vakantie wordt het stil. Hij troost zich met de gedachte dat wij nog jong zijn. We zien het als een compliment, vooral omdat we denken dat zij niet veel ouder zijn dan wij. 

We trappen soepel vandaag. Bij een 12e eeuws kerkje eten we de aanvulling op ons ontbijt. Een vrouw komt naar buiten. Ze vertelt dat er dit jaar weinig mensen langs komen op deze route. Dat is ons ook al opgevallen, na Varennes zijn we op onze route geen Nederlanders meer tegen gekomen. Het lijkt wel of elk dorpje een oude tot zeer oude kerk heeft. Als we in de middag weer eens stoppen bij zo’n mooi oud bouwsel is het dicht. De man die aan komt lopen is de zoon van de beheerder. Hij haalt de grote ijzeren sleutel en knarsend gaat de deur open. 

Traditioneel is ook het landschap met mooie meidoornhagen rond de velden. Het landschap is groen, veel groener dan we verwachtten. Dat zal te danken zijn aan alle regen. Vandaag spotten we geen wild, maar wat BN-ers. Marco Bakker en Willeke van Ammelrooij kunnen we nog net ontwijken bij het oversteken.

Over tradities gesproken, er is één traditie waar we echt niets mee kunnen. Dat is de manier waarop restaurants hun openingstijden regelen. In het ene dorp zijn ze op dinsdagavond dicht, in het andere op maandag. En als ze niet dicht zijn, dan zitten ze vol of hebben ze gewoon geen plaats meer. Gelukkig is de supermarkt nog open voor een fantastische eenpansmaaltijd.

Loire

Het is grijs als we weg rijden, fris genoeg voor extra mouwen en wind tegen. Gelukkig is het droog. We starten met een flinke klim en een waanzinnig groot veld vol knalgele zonnebloemen. 

We lunchen in Névers. Voor ons is dit een mijlpaal, het einde van het eerste routeboekje. Dit betekent dat we halverwege de route zijn. We liggen redelijk op schema. En nu stoppen we precies op tijd, op het moment dat we op het terras gaan zitten begint het te gieten. Echt zo’n dikke plensbui die je in vijf minuten doorweekt. Gelukkig passen we er net bij onder de overkapping.

Het is droog als we doorfietsen. We rijden langs een van de zijkanalen van de Loire. Het kanaal kruist de Loire met een aquaduct en een smal fietspad. Mijn hoogtevrees steekt de kop op als ik op dit smalle paadje over de kolkende Loire fiets. Hier heeft waterbouwend Frankrijk zich in de 19e eeuw flink uitgeleefd. Na het aquaduct liggen twee sluizen die een hoogteverschil van zeker vijf meter overbruggen. Verderop ligt een ronde sluis, waarmee ooit zowel water als transport geregeld werd. Hij ziet er mooi uit, maar de finesses ontgaan ons. 

Einddoel van vandaag is Sancoins. Hier gaan we heen omdat er een hotel is. Het is heerlijk authentiek, met krakende vloeren, een mintgroene badkamer met tegeltjes zoals wij ze in het oude huis hadden en een kroonluchter aan het plafond. Maar de bedden zijn goed. We vragen ons af waar de naam Sancoins vandaan komt, saint coins (heilige munten) of sans coins (zonder hoeken)?

Wisselvallig

Fransen en tradities, het is een verhaal apart. Gisteren hebben we andouilletes geprobeerd. De serveerster omschreef ze als worstjes. Voor wat ze erna zei was ons Frans niet toereikend. Wat we kregen was een mooi gebraden worstje, maar wat erin zat waren ondefinieerbare, taaie stukjes vlees. Alleen al van de geur maken magen spontaan een buiteling. Wat nazoeken op internet omschreef een andouillette als een dunne darm gevuld met wat in onze ogen slachtafval van een varken is. Wikipedia omschrijft het als een ‘verworven’ smaak. Voorlopig zien we dat als eufemisme voor ‘eens, maar nooit weer’.

Na een paar flinke onweersbuien is het weer omgeslagen. Als we wegrijden is het droog maar grijs. Het begint te miezeren. Al snel stoppen we om de regenjas aan te trekken. Het wordt een dag van jasje-aan-jasje-uit, het ene moment is het warm en zonnig, dan weer grijs en nat. Het beeld dat we hebben van de omgeving varieert met het weer. In de regen lijken de huizen vuilgrijs en mistroostig, als de zon doorkomt zijn ze crèmekleurig en vallen de bloembakken op. We trappen helling op, tegen de wind in. De top is maar 361 meter, maar het zijn wel ruim 200 hoogtemeters in het eerste uur. Vandaag hebben we ook flink wind tegen. Dat betekent dat we, zelfs als we dalen, flink moeten trappen om snelheid te houden. 

Met dit weer lunchen we binnen. We vinden een plekje in een ouderwets restaurant. We hebben de indruk dat er sinds de jaren ‘50 niets is veranderd. Het ruikt ook een beetje ouderwets. De ober is bijpassend. Natuurlijk staan hier ook andouillettes op de kaart en varkenspoot. We houden het dit keer bij entrecote.

We kruisen het kanaal van Nivernais. We hadden eergisteren dus ook gewoon rechtdoor kunnen fietsen. Maar dat past niet in onze route, die is gebaseerd op de oude route naar Santiago. Eigenlijk zit in elk dagtraject wel een kathedraal of basiliek. Vandaag niet overigens, omdat we het na 65 kilometer voor gezien houden. 

Nivernais

Gisteravond zijn we nog even langs de kathedraal gefietst, een mooi gebouw, maar het staat aan een onbenullig pleintje vol auto’s. Het voetbalstadion van Auxerre ligt mooier, vlak aan het water. Vanaf de camping fietsen we er langs. De eerste 40 kilometer rijden we langs het kanaal van Nivernais. Het wordt genoemd als een van de mooiste kanalen van Frankrijk. Waarschijnlijk zegt het iets over de onze routes want het valt ons niet op als uitzonderlijk. Het is gewoon een mooie route. Ondertussen zijn we zo ver zuidelijk dat de hagedisjes op de weg zitten. Ze zijn wel wat traag met bewegen, zodat Carry er een over zijn staart rijdt.

Op deze vlakke route langs het kanaal zien we ineens meer vakantiefietsers. Er is een Frans stel, met wie we een soort van haasje-over doen, maar een groet kan er amper af. Met een Duits stel raken we wel aan de praat. Zij fietsen een ronde van 600 km langs de kanalen van Bourgogne. Als ze ons vragen naar onze fietsen krijgen ze prompt het hele verhaal van Theux. Het zit ons nog hoog. 

We hebben onze dag niet vandaag. Ik weet niet of het de cuisine traditionelle van gisteren is, de hitte of gewoon vermoeidheid, maar de benen willen voor geen meter. De route, hoe mooi ook, kan amper boeien, het is puur ploeteren. Pas na de lunch, en de siësta, gaat het beter. Dat is maar goed ook, want nu begint het stijgen van vandaag. 

In een haarspeldbocht, tussen de bosjes door, vangen we de eerste glimp op van Vézelay, met de witte kathedraal blinkend in zon, boven op een heuvel. Met zo’n uitzicht gaan de laatste hoogtemeters tussen de zonnebloemen vanzelf. 

Bourgogne

22 juli

Het landschap is anders vandaag. Het is niet meer zo uitgestrekt, meer bossen. De velden zijn kleiner en zelfs de trekkers op de weg zijn kleiner. We zien minder graan, meer zonnebloemen en weides met koeien. Ook de dorpjes zijn anders. Ze liggen dichter bij elkaar, en zijn net wat groter dan gisteren. We zien veel vakwerkhuizen en hoeves met mooie houten balken. De temperatuur is niet lager dan gisteren, maar het voelt beter. 

Vandaag hebben we onze eigen route uitgezet. We hebben een omschrijving gevonden van een oud treintracé dat naar fietspad wordt omgezet. We willen een stukje proberen. Helaas is dit deel van het traject alleen nog maar een goed idee op een website. Het is nog volledig overwoekerd. Met een lus keren we terug naar de oorspronkelijke route. 

We rijden de Bourgogne in. Meteen zien we een afslag naar Chablis. En na 800 kilometer eindelijk de eerste druiven. Meteen zijn de boerderijen domaines en de boeren vignerons. Chablis is aan de schuurdeur te koop. We kijken maar we stoppen niet. We moeten nog een paar stevige kilometers omhoog voor we in Auxerre zijn. 

Graan

We vertrekken uit Châlons-en-Champagne zonder ook maar één druif gezien te hebben. En dat blijft vandaag de hele dag zo. We zien alleen maar graan, kilometers lang. Af en toe een veldje zonnebloemen en dan weer graan. Een veldje heerlijk ruikende lupines en meer graan. Er staan her en der wat windturbines. Die passen in dit landschap. Af en toe zingt er een vogel boven ons. We besluiten dat het een leeuwerik moet zijn, maar eerlijk gezegd hebben we geen idee.

De route is helder, we rijden steeds kilometerslange stukken rechtdoor, tot het volgende dorp. Dat bestaat dan uit een rijtje huizen, een kerk en een afslag. Meer dan 70 kilometer lang is er geen voorziening te bekennen. Ook rond de woningen zien we amper mensen. Uiteindelijk vragen we water bij een graanoverslag.

Na bijna 100 kilometer arriveren we bij de camping municipale van Troyes. Die is gesloten. Ze verwijzen naar de dichtstbijzijnde camping 10 kilometer verder op. Dát gaan we niet doen. We zoeken een hotel in het centrum. De binnenstad van Troyes verrast ons, veel vakwerkhuizen, leuke straatjes, mooie terrassen en lekker eten.

Basiliek

We laten de camping in Varennes-en-Argonne achter ons. We hebben hier een prima rustdag gehad. De camping ligt op meerdere fietsroutes: Langs oude wegen en Langs de frontlinie. We zijn dus niet de enige fietsers. Dat geeft hier een babbel en daar een mooi gesprek. In vergelijking met diverse collegafietsers zijn wij nog jong. Het is een prettig vooruitzicht dat je je ook ná je zeventigste tevreden kunt opvouwen in een klein tentje.

We rijden langs een kolossaal marmeren oorlogsmonument, speciaal voor gesneuvelden uit Pennsylvania. Wat verder op stuiten we op de schuilplaats van de Duitse kroonprins. Hij zat hier op de heuvel om het moreel van de troepen hoog te houden. Blijkbaar ontbrak het hem toch aan vertrouwen want wat verderop wordt verwezen naar de tunnel van de kroonprins.

In Vienne-le-Chateau staan de deuren van de kerk wijd open. De ketk ziet er leeg uit. We raken aan de praat met een voorbijganger, een oud-brandweerman. De woorden rollen uit zijn bijna tandeloze mond. De kerk heeft onder water gestaan, net als de rest van het dorp. Midden in de nacht was het water in anderhalf uur met 1,59 meter gestegen. Dit was in de zomer nog nooit voorgekomen. Hij weet van geen ophouden, we krijgen het hele verhaal. Zijn kleinzoon zit op een paaltje lijdzaam te wachten tot hij klaar is met zijn verhaal.

Het landschap waar we door fietsen is grootschalig en uitgestrekt, met kilometers lang vooral graan en suikerbieten. Het materieel dat rond rijdt past hierbij: kolossale trekkers en volgeladen vrachtwagens. Ze denderen over de smalle landweggetjes. De weg voelt krap voor hen en ons samen.

De route brengt ons in L’Épine, een gehucht van 600 inwoners met een basiliek. Het ding staat kolossaal op het plein. Het lijkt een decorstuk in het omringende landschap. Hij maakt deel uit van de route naar Santiago. Daarom is hij ooit zo groot opgezet. Hij ziet er fantastisch uit, mooi gerestaureerd, met alleen al aan de buitenkant veel details. We stoppen om te kijken.