Oudjaar

Het is bewolkt als we weg rijden. Niet zo mooi misschien, maar wel fijn om te fietsen. We rijden vandaag een verharde route, mooi breed asfalt met een strook voor wandelaars er naast. Er zijn niet zo veel auto’s op de weg. We delen de weg vooral met fietstaxi’s. Dit zijn ouderwetse herenfietsen zonder versnelling, die ingezet worden voor alle vormen van transport. Er kunnen passagiers achterop, de dames in amazonezit, maar ook grote zakken uien, cassave of houtskool. Je kunt het niet bedenken of het kan achterop de fiets. Tot een helling van 5 tot 6% wordt er getrapt, daarna wordt er geduwd. We zien elkaar. Er wordt naar ons gegrijnsd als we langs fietsen, wij steken een duim op als hun pak zwaar is. 

Het lijkt of alle kinderen onderweg ons zien. Ze hangen in een boom en joelen muzungu. Ze komen aanrennen en roepen goodmorning. Ze rennen een stukje mee en beginnen over money. Ze giechelen wat af over zo’n muzungu op de fiets. Als je stopt en een foto maakt vinden ze het prachtig zichzelf te zien. 

We fietsen met een flinke klim het jaar uit. Het is gek te bedenken dat het vandaag oudjaarsdag is. Het begint wat te regenen, ik schuil met wat mensen onder een afdak. Mijn fiets wordt uitgebreid bekeken en becommentarieerd. Ik bekijk de bagage van de fietstaxi, het blijkt 30 kilo levende konijnen te zijn. Nét voor de bui in alle hevigheid opnieuw losbarst zijn we bij ons hotel. We verbazen ons over het water dat aan alle kanten uit het muurtje onder de kerstboom komt. Even later vliegen de stenen eruit en loopt een grote modderstroom over de binnenplaats. 

Mzungu

Vandaag trappen we echt af. We spelen een beetje vals, de eerste 25 kilometer de stad uit, gaan we met de auto. De sticker van garage van Kampen uit Eersel geeft aan dat de auto eerder een leven in Nederland had. Het is even wennen aan het mondkapjes-Rwandees-Engels van de chauffeur, maar dan heeft hij mooie verhalen. We realiseren ons dat we in Rwanda voor elke dochter tenminste één koe als bruidschat zouden krijgen. We kruisen de Nyabarongo, die deel is van de bovenloop van de Nijl. Voor ons rijdt een vrachtwagen, een fietser houdt zich vast aan de laadklep. Op zijn bagagedrager heeft hij een levend varken.

In Rugobagoba stappen we uit. We fietsen de onverharde route. We hebben veel bekijks, twee mzungus op de fiets. We stoppen even bij een groep vrouwen die cassave zit te schillen. Ze wenken dat we moeten proeven. We twijfelen, vaag staat me wat bij van tropische plantenteelt dat cassave rauw niet eetbaar is, maar als de vrouw zelf een stukje afbijt, durven wij ook. Het is niet echt lekker. 

We trappen verder. We voelen de heuvels. In een breed dal wordt rijst verbouwd. De weg loopt over een smal brugje. Een man met een telefoon maakt foto’s. Dat kunnen wij ook.

We stoppen voor cola. We krijgen een stoel op het betonnen terrasje voor de bar. De mannen naast ons eten een spies met gefrituurde aardappels. Wij willen het zelfde. Ondertussen verzamelen alle kinderen van het dorp zich aan de rand van het terras om naar die twee muzungus te kijken. Ook als de barman ze weg jaagt, blijven ze komen. Het is té bijzonder.

We zien de eerste koffieplanten langs de weg. Het is heet. De weg wordt slechter. Het fietsen valt me zwaar. Ik ga maar langzaam vooruit. Een groepje kinderen vergezelt me, ze wandelen, al keuvelend, om me heen. Als ik bij Carry aan kom maakt hij foto’s. Iedereen is enthousiast zichzelf terug te zien.

Het gaat moeizaam. Eerlijk gezegd vraag ik me af waar ik aan begonnen ben. Het wordt niet beter als een man naast me komt fietsen: ‘why do you go so slowly?’ Het duurt even voor ik hem antwoord ‘I cannot go faster’. Zijn conclusie is helder ‘so you are weak’. Ik heb de energie niet hem van zijn fiets te meppen.

Na 45 kilometer komen we bij de verharde weg. Dat fietst beter. We doen haasje over met een man met een gigantische melkbus achterop zijn fiets. Als de helling steil is loopt hij en kruipen we er langs. Zo gauw het even kan, stapt hij op en fietst ons met een grote grijns voorbij. Het trekt steeds verder dicht. De wind trekt aan, zo hard dat ik letterlijk van mijn fiets geblazen wordt. Dan barst de onweerbui los. We schuilen in een huisje dat leeg staat. We zijn niet de enigen.

Los

Om kwart voor 7 gaat de telefoon: ‘De dokter komt om 8 uur’. We draaien ons nog even om, tot om half 9 gemeld wordt dat de dokter er is voor de PCR-test van de derde dag. Nog voor we de dokter kunnen vragen hoe het verder gaat, meldt ze dat ze ook meteen een sneltest doet. Als die negatief is mogen we los. Zo worden drie dagen quarantaine 36 uur. Een mooi begin van de dag, want een half uurtje later zitten we met koffie op het dakterras. 

Nu kunnen we de stad in. Eerste stop is een  geldautomaat. 200.000 Rwandese Franc (rond de 200 euro) komt in spiksplinternieuwe biljetten van 5000 uit de muur. Een groter bedrag opnemen is niet mogelijk, zegt de automaat, die stapel is te dik. Volgende stop is een simkaart. Het telefoonkantoor wordt gerenoveerd. Er staan wel zes mannen behulpzaam te wezen. We moeten eerst een kopie van ons paspoort maken en dan naar een gebouw verderop. Ondertussen komt een mannetje met een mooi gestreken overhemd en een bundel telefoonkaartjes. Hij kan de simkaart ter plekke regelen. Ik sta wat te babbelen met de omstanders, of ik blij ben met mijn fiets en of mijn kinderen wel oud genoeg zijn om alleen thuis te blijven. Onderwijl regelt Carry alles – of laat zich een oor aannaaien. We zijn er niet helemaal zeker van.

We rijden verder en komen zelfs een stukje over een echt fietspad. In de dure wijk, met de ambassades, staan beelden van gorilla’s op elke rotonde. We komen langs hotel des mille collines (van de film Hotel Rwanda). We kijken onze ogen uit, naar de mensen, de winkeltjes en het verkeer om ons heen. We zien zeven autobanden achterop bij een fietser. Er scheuren taxibrommertjes langs, herkenbaar aan hun rode hesjes. Carry glipt overal op zijn gemak tussendoor. Ik ben meer van het ploeteren, langs de weg steken mensen hun duim naar me op.


Tot slot rijden we naar het Kigali Genocide Memorial. Het laat ons achter zonder woorden. 

Quarantaine

Als we uit het raam kijken is het zonnig en onbewolkt. Onder ons ligt stoffig en rood de Sahara, met in het zand zelfs een golfpatroon van de wind. We zijn halverwege de vlucht. Nog ruim 3 uur te gaan.

Met wat films en een dutje komen we de dag door. Tegen half 7 landen we in Kigali. We worden gewaarschuwd dat we geen plastic zakken mee het land mogen in nemen. Er stappen niet veel mensen uit, de meesten vliegen door naar Entebbe. Het is een klein vliegveld, er staat één ander vliegtuig. Nog in onze winterjas wandelen we over de landingsbaan terwijl we een glimp van onze fietsdozen proberen op te vangen. De aankomsthal is klassiek met tegels, tl en veel loketten. Actueel zijn de stickers op de grond om afstand te houden. Eerst moet je in de rij voor je visum, dan in de rij om te betalen.

De volgende zaal is voor de PCRtesten. We betalen voor de test nu en meteen ook voor de test over drie dagen in ons hotel. Hier zijn de kamerschermen nieuw, schoon en recht. De uitdossing van het personeel is hetzelfde, iedereen in grote blauwe wegwerpschorten. Het wattenstaafje hoeft alleen in de keel, maar tot kokhalzen toe. Via een QRcode kunnen we morgen de uitslag zien.

In de volgende hal halen we tassen en fietsen op. Een official wil nog even in de fietsdozen kijken. Een glimp door een half open klep is gelukkig genoeg.  Een pickup van het hotel staat voor ons klaar. De fietsdozen worden achterop gesjord. Het is druk in de stad, er is een avondklok om 10 uur. Iedereen onderweg heeft wel ergens aan zijn gezicht een mondkapje. Ons hotel ligt op een heuvel, het uitzicht is goed, het balkon comfortabel. Hier gaan we onze quarantaine wel volhouden.

Voorbehoud

Nog nooit hebben we een vakantie zo lang te voren geboekt, ook niet eerder was onze voorbereiding zo vol onzekerheid. Op het moment van boeken leek alles mogelijk, Rwanda was geel in de corona-app en Nederland was redelijk open. Inmiddels zitten we in een lock-down en staan er rijen voor de boosterprik. Rwanda heeft de regels aangescherpt, toeristen moeten eerst 72 uur in quarantaine. Willen we dit? De twijfel slaat toe. Maar als we het beeld van drie dagen in een hotelkamer vervangen door dat van drie dagen op een balkon in de zon, besluiten we toch te gaan.

Dan start de bureaucratie. Voor we kunnen vliegen hebben we een PCRtest van maximaal 72 uur oud nodig. Dus staan we eerste kerstdag voor het ontbijt in een tot testlocatie omgebouwde kapperswinkel. De ontvangst is vriendelijk, maar het scheefhangende kamerscherm waar achter getest wordt, geeft niet veel vertrouwen. Dan blijkt dat de receptioniste ook zelf de testen afneemt. Binnen 24 uur krijgen we de resultaten, zegt ze. Dat worden 26 uur, een goede oefening voor de wantrouwenden onder ons. Maar de resultaten zijn officieel en negatief. Nu kunnen we door naar de volgende ronde, we mogen ons aanmelden voor entree in Rwanda. Dit blijkt een feest vol toegangscodes, telefoonnummers en data. We durven de kerstboom op te ruimen. Ondertussen geeft de NOSapp berichten over het groot aantal afgelaste vluchten vanwege gebrek aan personeel. Dat geldt niet voor onze vlucht, we checken ons in. We reserveren een plekje in de trein voor onze fiets. Eerste etappe, Schiphol.