Dan daalt het vliegtuig en zien we vanuit de lucht de eerste gouden stoepa’s. Het land is vlak, groen en lijkt erg nat. Grote velden staan onder water. Oei, zou het nog zó nat zijn? We gaan het zien!
In het vliegtuig hebben we al allerlei formulieren ingevuld, die ons het ergste doen vrezen voor de bureaucratie van de douane. Dat valt alles mee. Dan de bagage. Voor de veiligheid hebben we twee fietstassen samen in een zak gestopt in Denpasar. Helaas zit er bij aankomst nog maar één in. Dat voelt erg ongemakkelijk, waar is dit misgegaan? In Singapore? In Denpasar? Een Nederlander naast ons ziet onze ongerustheid en merkt op dat hij de tweede tas net vanuit het vliegtuig heeft zien vallen. Dat blijkt te kloppen, als laatste komt de ontbrekende fietstas de band op. Gelukkig. Tegelijkertijd worden van de andere kant onze fietsdozen gebracht. Ze moeten nog wel door een bagagecheck, maar dat past niet. Even een hoekje van de doos open is gelukkig genoeg. Vóór we naar de stad gaan pinnen we nog even geld. In tegenstelling tot wat alle boekjes zeggen werkt een INGpas gewoon. Ook kunnen we hier zonder problemen voor weinig een lokale simkaart mét 4Ginternet kopen.
De weg naar Mandalay verbaast. Twee keer 2-baans, met weinig verkeer, maar opvallend veel koeien. Het voelt als een achterafweg, niet als een weg naar het vliegveld. Veel rommelige kraampjes, met rieten matten en stukken plastic. Het is bewolkt. Onze gids vertelt dat de regens nog volop bezig zijn. De natte velden zijn de uiterwaarden. Zo gauw het wat droger wordt, worden ze ingezaaid. Alles wat we zien op de borden is onbegrijpelijk, een totaal andere taal met een ander alfabet. Alle mannen lopen in sarong. Minder brommers op de weg dan in Indonesië. Als we afslaan, de stad in, vallen de gebouwen op, verveloos, grauw. Het grijze weer zal hier wel een rol bij spelen.
We gaan natuurlijk even wandelen om wat rond te kijken, maar we komen al snel van een natte kermis thuis. Een gigantische bui barst los. De halve stad komt blank te staan. We schuilen bij een gereedschapswinkel, we krijgen een krukje aangeboden en wat te snoepen. Voor echt praten ontbreken aan beide kanten de woorden. Het blijft gieten, we gaan ergens eten. Aan de wand een bord waar we maar één zinnetje van begrijpen ‘warmly welcome and take care of tourists’.