Try

Op weg naar het strand met Lotte en Marijn. Zij zijn op de brommer. Dat ziet er uit als origami, er is maar één manier waarop Marijn zijn voeten en zijn lange benen er op kan krijgen. Lotte zit achterop met de telefoon in de hand, aanwijzingen te geven hoe te rijden. Wij peddelen er achteraan op onze fietsjes. Het strand bij Tangjung A’an is mooi. Het heeft een slagboom en een mannetje dat geld vraagt om te parkeren. De brommer dubbel zo duur als onze twee fietsen. Hij zal een oogje in het zeil houden, zegt hij. Daar vertrouwen we op en op de extra ketting die we om de fietsen leggen. Heerlijk rustig op het strand, we zijn de enigen. Dit betekent dat alle dames hun sarongs aan ons proberen te verkopen. Er komt ook een t-shirtverkoper langs. Hij begint op zijn gemak te praten, dat hij werk en vakantie combineert door te werken op het strand. Zijn zakelijk inzicht is helder ‘Never try, never know’. En ‘if I don’t see you, I can’t see you’. En daar heeft hij zijn eigen t-shirts van geprint. Mooi.

Voor de middag hebben Lotte en Marijn een kookcursus geregeld. In een leuke tent. Op de berg. Niet zo ver weg. Maar wel anderhalve kilometer omhoog trappen, met zelfs 20% ertussen, maar dat wisten we toen nog niet. Zonder bagage wilde ik het persé kunnen, zelfs midden op de dag. Carry zag het minder zitten, wilde niet kletsnat boven komen en stapte af. Het is zo grappig hoe je hoofd werkt in dit soort zaken. Op het moment dat je begint te twijfelen lukt het niet meer om omhoog te komen. 

De cursus was leuk. Echt Indonesisch koken. We wisten niet dat curry ook bij de keuken van Lombok hoort. De grootste ontdekking was dat er veel witte peper in gaat en oestersaus. Onze cursusleidster had de wind er goed onder, alles moest echt fijn gemalen worden met de vijzel, en anders deed ze het zelf nog wel even over ‘we are strong for this in Lombok’. We weten al zeker dat we de recepten thuis gaan proberen, maar dan met een blender. De dame was echt Indonesisch, niet echt klein voor hier, maar Marijn schrok wel even toen hij zichzelf naast haar op de foto zag ‘ik ben echt twee keer zo groot’. Haar Engels was goed, al had ze één hilarische taalfout, ze voegde nergens vegetables aan toe, maar alleen vegetarians. Dat maakte het eten extra lekker. 

Tabak

We hebben er nog lang geen tabak van, ook al hebben we een boel tabak gezien vandaag. Kilometers lang. Het is oogsttijd en overal worden de bladeren gesneden en liggen ze in stapels langs de weg. Op een mooi rustig achterafweggetje zagen we een tabaksdrogerij. We stopten voor een foto en kregen prompt een rondleiding langs de verschillende fasen van het drogen. Allemaal niet zo moeilijk, maar gewoon een leuke ontmoeting met heel vriendelijke mensen. 

We fietsten lekker door, op het gemak, nog niet te warm, niet te steil, toen we ineens  gamelanmuziek hoorden. Natuurlijk stopten we om even te kijken. En daar was, op woensdsgochtend, nog voor half tien een compleet concert aan de gang. En alleen kijken was niet genoeg, er moest ook gedanst worden. Ik kwam er niet onderuit. Het kostte wat zelfoverwinning, maar daar stond ik uiteindelijk in mijn fietsbroek houterig te doen tegenover een elegant bewegende lokale dame. Da’s ook een manier om even de fietsspieren los te maken. 

Sowieso hadden we een afwisselend programma vol verrassingen. Het volgende onderdeel was 5 kilometer onverhard, met hellingen en temperaturen die tot lopen dwongen.  Dat valt niet mee, dan kost het weer even moeite om te genieten van het waanzinninge uitzicht als je boven komt. 

Amuse tussendoor, overal wordt afval verbrand, of oogstresten. Meestal zijn dat kabbelende kleine vlammetjes. Vandaag was even anders. We kwamen nu langs een vuur dat zo groot was dat de vlammen de weg over sloegen. We hebben echt even staan wachten voor we er langs konden. En bij aankomst nog wat gaten in de kleding van de rondvliegende vonken. Goed voor extra ventilatie zullen we maar zeggen. 

En tot slot, bij aankomst in Kuta, het allerleukste van vandaag: 

Alternatief

Fietsen op Sumbawa kan maar op één behoorlijke weg. Als je zoals wij terug wilt naar de ferry met Lombok is het eigenlijk een doodlopende weg. Het betekent twee keer hetzelfde stuk fietsen, of een andere vorm van vervoer kiezen terug naar haven. Omdat Carry zich niet 100% voelt mochten de fietsen vanochtend in de auto. Ook hier geldt, een uur in de auto is een dag fietsen. We waren dus in anderhalf uur terug bij de ferry. Maar met een heel andere beleving dan op de fiets. Zelfs als je alles al een keer gezien hebt, krijg je  in de auto zoveel zoveel indrukken en zo weinig details, voor je het weet ben je alweer verder. Je krijgt prompt de neiging om in slaap te vallen, dat overkomt ons nou nooit op de fiets. Hetzelfde stukje terug gaf ons wel de gelegenheid wat dingen na te vragen. De kaalgeplukte stengels die we gezien hadden bleken tabaksplanten te zijn en de mooi uitziende molentjes staan niet in zoutpannen, zoals we zelf hadden bedacht, maar in garnaalkwekerijen. Daar ging weer een van onze sprookjes. 

We hadden vandaag ook de route wat aangepast. Vanaf de haven op Lombok zou de oorspronkelijke route weer stevig de vulkaan Gunung Rinjani op gaan. Om morgen deels over dezelfde weg weer af te dalen. Dat vonden we geen goed plan, te saai. Bovendien staat er een kleinere weg op de kaart, met wel wat meer hoogtemeters. Al fietsen bleek het een weg van mooi glimmend zwart asfalt, dat ook ver na tweeën nog snoeiheet was. Zo werd het toch nog een pittig stukje fietsen over de flanken van de Rinjani, met 486 hoogtemeters en 40 graden.

Een alternatieve route betekent ook een alternatieve overnachtingsplek.  Hier bood Google uitkomst. We vonden een wisma, met reviews en een locatie. Alleen bleek die ter plaatse niet te bestaan. Geen van de voorbijgangers wist er van en we werden unaniem doorgestuurd, steeds een andere kant op. Nog een eind, hoe ver? Dat werd niet echt duidelijk. Er kwam iemand bij staan die het heel duidelijk uit legde, bij het eerste stoplicht links, daarna bij het tweede stoplicht rechts. Klinkt goed in Europese oren, maar hadden die Europeanen hier eigenlijk al een stoplicht gezien? Was dit niet een vertaalfout? De twijfel bekroop ons toen we na ruim vijf kilometer wel allerlei richtingaanwijsborden gezien hadden maar geen enkel stoplicht. Voorbijgangers stuurden ons rechtdoor, maar kwamen ook met opmerkingen als ‘je kan ook gewoon doorrijden naar Kuta’, wat ons weinig vertrouwen in hun advies gaf. Terug dus naar Google, die wist 7 kilometer verder een hotel. En wat bleek, de aanwijzingen klopten deze keer gewoon, bij het eerste stoplicht links, en het tweede stoplicht rechts. We zijn beland in een prima hotel, maar zelfs Google kan ons niet vertellen hoe deze stad nou eigenlijk heet.

We hebben het inmiddels nagevraagd, we zitten in Lombok-Timur. 

Strand

Maandagochtend aan het strand. Ons eerste kopje koffie. Carry is flink verkouden, dus we hebben weinig ambitie vandaag. Bovendien kost het dichtstbijzijnde uitje naar Mayo Island, als je maar met zijn tweëen bent, ruim 200 euro. Het wereldnieuws vraagt onze aandacht. Natuurlijk het gedoe tussen Trump en Kim Jong-un, twee jongetjes die denken dat de wereld hun zandbak is, waar ze elkaar met emmertjes en schepjes te lijf kunnen gaan. Dichterbij zijn er de verhalen over vluchtelingen uit Myanmar, een land waar een deel van de bevolking zich niet veilig mag voelen. En de voorspelde uitbarsting van Gunung Agung, de grote vulkaan op Bali, met evacuaties en mogelijke sluiting van het vliegveld. 

En wij zitten aan de koffie. We kijken over het strand, iemand veegt de afgewaaide bladeren op. De stoelen staan gestapeld. De parasols zijn opgeklapt. Het zwembad is leeg. Een kip met acht kuikens scharrelt langs. Gisteren, zondag, bruiste het hier van de mensen. Voor het hotel stonden een paar auto’s en heel veel brommers. Er werden autobanden verhuurd om te spelen en kleedjes om op het strand te liggen. Er werd volop gezwommen, vaak zonder hoofddoek, maar niet in badkleding. Nu is er niemand. Alles wordt opgeruimd en klaargezet voor het volgend weekend. Wij zijn de enige gasten in de 20 huisjes met uitzicht op zee. We bestellen nog een kopje koffie.

Sisal

De veerpont naar Sumbawa is een belevenis. Dit keer hebben we geen fastboat, maar de lokale ferry. We zijn de enige toeristen. Als we aansluiten bij de rij voetgangers, zijn de verkopers van etenswaar als eersten paraat. Natuurlijk proberen ze allemaal ons nog een ontbijt te verkopen. Als dat niet lukt gaan ze samen in de schaduw zitten en becommentariëren onze fietsen. Vooral de riem trekt, zoals altijd, veel aandacht.29407248_Unknown

Zodra we de boot afrijden is het eerste dat we tegenkomen een geit. Gemoedelijk steekt het beest over, veel verkeer is er niet. Langs de waterlijn liggen houten boten, in verschillende staten van verval. Het is hier dor en heet. De temperatuur loopt op tot boven 40 graden. Gelukkig hebben we een behoorlijk wind in de rug.

29407328_UnknownWe rijden langs een plantage met agaves. De vezels van de bladeren worden gebruikt als sisal. Het hangt te drogen in rekken langs de weg. Sisal past wel bij het landschap hier, ruig en stug. Natuurlijk mogen we foto’s maken.29407360_Unknown

Eindpunt van vandaag is Alas, een uit de kluiten gegroeid dorp. We proberen geld op te nemen. Het barst weliswaar van de ATM’s, maar eentje vinden die onze bankpassen accepteert valt niet mee. Vooral ING scoort slecht. De straten zijn rommelig, stoffig en vies. Het geeft een naargeestige indruk. Iemand probeert ons een hotel aan te praten. Het hotel heeft dezelfde sfeer als het dorp. Gelukkig hebben we gisteren al gezocht naar een slaapplaats. Als we aankomen bij Amory Homestay worden we verrast. Ze zijn net een maand open. Als we meekijken bij de inschrijving zien we dat we de tweede gasten zijn, de eersten waren hier op 13 september. Alles ziet er strak geverfd en splinternieuw uit, aan de ventilator hangt nog een kaartje. De mensen zijn vriendelijk en gastvrij. Er wordt zelfs gevraagd of we de auto willen lenen om de omgeving te verkennen. Dat doen we wel te voet. Het is tenslotte maar een kleine wandeling naar zee.29407408_UnknownNa een prima nasi goreng worden we verrast. Steeds meer lokalo’s komen binnen. Het is karaoke-time. Feest, maar aan ons niet besteed.

Rendang

In een klein dorpje aan de rand van Lombok logeerden we in Bidara cottages, een hotel met drie kleine huisjes, en in totaal zes kamers. Met een lijntje naar Nederland stond op de folder. Een echt familiebedrijf, met een zus voor de receptie, een zus in de keuken, mieder voor de was en een broer als klusjesman en voor de foto’s. Voor vertrek maakte hij nog even een groepsportret. 

Ook hier aten we witte rijst, nasi goreng of mie goreng, bij ontbijt, lunch en avondeten. Dat is altijd goed. En soms is het eten ineens verrassend lekker. Zo aten we hier een heel lekkere rendang. Een snelle variant met kip of vis. Natuurlijk vroegen we om het recept en het werd vertaald met google translate en voor ons opgeschreven. Toen we vertelden dat in Nederland veel toko’s zijn waar je Indonesische ingredienten kan vinden werden de ingredienten in Bahassa toegevoegd. Het mooiste is de toevoeging onderaan op het blaadje, ‘you’ll never know till you have tried’.

Gili

Tussen Bali en Lombok liggen drie grote gili’s, ofwel atollen, waar hotels op staan en die flink wat toeristen trekken. Die hebben we links laten liggen. Hier bij noordwest Lombok liggen ook een paar gili’s en onze gids beweert dat het koraal hier minstens zo mooi is. Dat willen we graag zien. Dus de fietstas gaat ondersteboven en we diepen onze eigen meegebrachte duikbrillen op, op sterkte. Ook als fietser zijn we van alle gemakken voorzien. 

Bij vertrek vanaf het strand doen we onze eerste ontdekking, er is niemand, helemaal niemand, behalve wij. Verbazingwekkend. Onze eerste stop is Gili Kapal. Het verbaast me dat het een naam heeft, want het is een echt klein onbewoond eiland met helemaal niets. In Nederland zou je zeggen een zandplaat, maar of het hier zo heet valt te betwijfelen, het ligt vol stukjes koraal. Het heeft een fantastisch uitzicht op Gunung Rinjani. Net als we ons een beetje Robinson Crusoë beginnen te voelen, komt er een tweede bootje aan, met 10 rugzaktoeristen op het dak en een muziekje aan. De passagiers glijden via een oranje plastic glijbaan van het dak af, het water in. Hoe klein het eiland ook is, het is groot genoeg voor ons samen, vooral omdat zij naast hun boot blijven hangen en verkennen van het eiland niet nodig vinden. 

De volgende stop ligt tussen twee atollen in. ‘Spring hier maar overboord’. Onderwater is weer helemaal gaaf met inderdaad fantastisch koraal. Vanochtend dachten we nog dat een duikschool hier het gat in de markt was, nu we hier net onder water hangen zien we dat dat niet nodig is. Het is zelfs snorkelend zaak om niet te diep te gaan en boven het koraal te blijven. En wat voor een koraal, zo veel kleuren, zo veel vormen, zo mooi. En vol leven: Zeeëgels met lange stekels, blauwe zeesterren, scholen visjes in allerlei maten, het is druk onder water. Natuurlijk zwemt ook Nemo hier, in grote getalen zelfs. We zijn blij dat ze niet allemaal zo’n doordringend disneystemmetje hebben. 

Op weg naar de Gili Bidara varen we langs Gili Rebejan. Eigenlijk is niet duidelijk welk voorzetsel hier voor te gebruiken, we varen door, we varen over, we varen op, het klopt allemaal. Gili Rebejan staat vol mangrove, struiken die in zout water kunnen groeien. Wij varen er tussendoor. Nu is het getij zo dat we voorzichtig kunnen varen, later op de dag zal de gili droogvallen. 

Gili Bidara is fantastisch om te snorkelen. Het enthousiasme van de gids is terecht. We vragen ons af of we ooit zo’n mooi koraal gezien hebben. We worden over boord gezet met de opmerking ‘voorzichtig’. En terecht want zo gauw we onze neus onder water steken raakt die bijna het koraal. Hier zijn de kleuren weer heel anders, sprekender, feller. Het koraal is groen en geel en bruin en blauw. Het zijn echte flinke onderwaterstruiken. Er liggen wat roosters die helemaal begroeid zijn. Vissen zwemmen er over en eronder. Kleurrijk en mooi. Heel divers, met mooie namen als clownsvis, doktersvis, papagaaivis en trompetvis. We weten er veel te weinig te benoemen. Dat hindert niet, met een shirt aan tegen het verbranden, dobberen we en we genieten van wat we zien. 

Lombok

Gisteren bevestigde nog eens wat we eigenlijk al wisten, dat je echt op tijd op weg moet zijn. Tegen het middaguur wordt het echt veel te warm om te fietsen. Dus om kwart over zes rollen we het bed uit en maken de eerste foto’s van de zon die net boven de sawa’s uit komt. Een ontbijtje met een kop zoute miesoep en daar gaan we. Naar beneden onder een strak blauwe lucht, met achter ons de vulkaantoppen en voor ons in de verte de zee. Wat ons gisteren meer dan een uur kostte om naar boven te rijden, vraagt nu een klein kwartiertje. Maar het blijft niet zo gemakkelijk. Al gauw komt de eerste pittige helling en een stukje verderop moeten we er toch even af. Dan wordt de weg gelijkmatiger en het landschap ruiger. Droog. Een man staat langs de weg met bossen droog riet. Dakbedekking, al hebben de meeste huizen die we zien een golfplaten dak, rieten daken zie je nog steeds. Verderop is de zee. Het uitzicht is gaaf. We stoppen even voor een foto en zien apen de weg oversteken. Het landschap varieert. Stukken met irrigatie waar we pepers zien, en uien. Tabak. Een groepje vrouwen langs de weg staat te wachten met zakken tabaksbladeren. We stoppen voor een foto. Hilariteit. Dan zie ik dat ze cashewvruchten hebben. Ik wil ze Carry laten zien, de vrouwen lopen mee. We krijgen een rode vrucht te proeven. We begrijpen dat zij ze lekker vinden, maar het is duidelijk niet onze smaak, zoet met een wrange ondertoon. En voor de volledigheid, de cashewnoot groeit onder de vrucht, niet erin. 

We fietsen verder. Het landschap is mooi. Er volgt een stevige helling. Met een rode kop ploeteren we naar boven. Het gaat langzaam. Een jongetje roept ‘good morning’, we hebben nog net adem om hem te antwoorden ‘good morning’. Hij reageert met ‘give me money’. Zou hij nu echt denken dat we van de fiets stappen en hem het grote geld te geven? Wat verder op staan drie kleine jochies met hun fiets. Ze zien ons aankomen. Als we langs komen, fietsen ze alle drie achter ons aan, we horen ze tetteren. Ze houden ons makkelijk bij. 

Naar beneden gaat het relaxt. We fietsen en genieten. In de verste verte is er geen toerist te zien. We komen door kleine dorpjes. Mensen groeten ons. Dan ineens gaat de wind aan. Tegenwind. Het zegt iets over de temperatuur, dat we het eigenlijk niet erg vinden. Vooral de volgende lange helling omhoog, is de wind prettig. Het is inmiddels 39 graden. Wat verderop landen we in een huisje op twee minuten van het strand. Als we gaan zwemmen, zijn wij de bezienswaardigheid op een mooi zwart zandstrand vol kindertjes en verder geen witten. 

Senaru

Als we in Bangsal aan land gaan is onze eerste indruk van Lombok dat het droger is dan Bali. En rustiger. Er rijden minder brommers en de taxi gaat vaak in de vorm van koetsjes met paarden. Er zijn weer moskeëen, het goede nieuws is wel dat het volume minder hard staat dan op Sulawesi. Verder is Bangsal niet zo spannend. Wat er aan toeristen is, gebruikt deze plek als uitvalsbasis om naar Gunung Rinjani te gaan. Met 3726 meter is dit de tweede vulkaan van Indonesië, én een van de drie heilige vulkanen voor hindoes. 

Het eerste stuk van de route is vlak en loopt langs de zee. Gaaf om tussen de bomen steeds weer de zee te zien. Als we verder fietsen blijft de droogte opvallen. Rivierbeddingen zonder water. En of het nog niet warm genoeg is, stookt iedereen alles wat hij kwijt wil op. Voor we aan het laatste steile stuk omhoog beginnen, stoppen we nog even bij een kraampje voor een kippensoepje. Dit keer is het een kommetje met bouillon, stukken plak rijst, mie en flinke stukken kip. Daar kan de gemiddelde bedrijfskantine niet tegen op en dat voor slechts 15.000 rph, ongeveer 1 euro, per kopje. Op de vraag naar een toilet wordt naar de overkant gewezen. Als we de straat oversteken, sturen ze ons naar de achterburen. Wij denken dat dat dan wel een moskee zal zijn, maar het is een ziekenhuis. Natuurlijk kunnen we daar even plassen. Onze fietsen trekken veel bekijks en een van de witgejaste mannen wil wel een proefrondje rijden.

Het laatste stukje fietsen gaat omhoog, Gunung Rinjani op. Aan onze linkerhand zien we geirrigeerde tuinbouw, met vooral veel rode pepers, maar ook meloenen en uien. In de verte zien we de top. Zo hoog gaan we niet, maar het is wel een stevige helling. Dat wordt toch stukken lopen. Daarmee is meteen weer duidelijk waarom die Australische eigenaar van het hotel van vannacht onze fietsen consequent pushbikes noemde. Voordeel is wel dat we onze wandeling ook gehad hebben, hoeven we morgen niet de berg op te lopen en kunnen we lekker weer naar beneden fietsen.

Boot

Keurig om half 9 melden we ons voor de fastboat. De jongen bij het stalletje is wat verbaasd en zegt dat de boot er nog niet is. We wachten en kijken wat rond. Hup, daar loopt een bus leeg met toeristen die allemaal een sticker Gili Trawangan op hebben. Gili Trawangan is een van drie kleine eilanden die voor de kust van Lombok liggen. Romantische palmenstranden en rustig. Hoewel we dat laatste betwijfelen als we die hoeveelheid toeristen zien.

Onze boot wordt aangemeerd. Er liggen al twee andere boten waar toeristen op geladen worden. Toerisme is booming op Bali, vooral als je een rugzak hebt. De jongen van het stalletje wenkt ons om mee te komen om onze fietsen aan boord te brengen. Hij loodst ons langs de rij. Mensen wijken uit. Behalve degenen die vooraan staan. Die stonden er als eersten en willen nu ook als eersten aan boord. Wij wachten af en halen de bagage vast van de fiets. We zien wel hoe dit gaat. Alle koffers gaan keurig aan boord en daar gaan ook onze fietsen. We vertrouwen er maar op dat het goed gaat.

Wij worden met alle passagiers met een trapje aan boord gestuurd. Dat ziet er binnen heel anders uit dan verwacht. Keurige rijen stoelen, airco en videoschermen waarop ’the saint’ klaar staat om te beginnen. We zoeken een plaatsje aan het raam. Langzaam vult de boot zich. Het zullen in totaal zo’n 200 passagiers zijn. Het overgrote deel zijn rugzaktoeristen, veel jonger dan wij. Er zit nog een ander stel van onze leeftijd. Het voelt een beetje alsof we de begeleiders van een studenten studiereis zijn. 

De boot vaart af. 15 minuten te laat, dat valt mee. Op moment van afvaren gaat de video lopen, met Engelse ondertiteling. Tja, er zitten alleen toeristen aan boord. Nog voor we de haven uit zijn komt de mededeling dat wie wil naar buiten kan om op het bovendek te gaan zitten. Het zijn vooral meiden die opstaan om zich boven op het dek in de volle zon te laten roosteren. Een mannetje loopt rond en biedt bier en radler te koop aan. Het is 9.36 uur, maar hij verwacht blijkbaar toch wat te kunnen slijten. Buiten zien we Gunung Agung, de belangrijkste vulkaan van Bali. Wij maken ons op voor een tijdreis, iedereen zegt dat Lombok het Bali van 30 jaar geleden is.