Natuurlijk ga je ook varen als je bij Inle Lake bent. Dat doen we dus vandaag. We vertrekken vanaf de steiger bij het hotel met een lange slanke boot. Vanaf de steiger gezien lijkt er geen verbinding met het meer, maar het is een veld met waterhyacynth waar de boot gemakkelijk doorheen glijdt. Eenmaal op open water gaat de motor open, wat een herrie. De motor spuit een mooie halve boog wit water. Dat lijkt een kenmerk van bootjes met toeristen want we zien er meer met zo’n boog achter zich over het meer varen. Het meer is ondiep, dat zien we aan de plantengroei, maar ook aan de traditionele bootjes. Deze hebben bijna geen diepgang en worden met een punter voortbewogen. Dit levert de plaatjes waar Inle zo beroemd mee geworden is, de punterstok wordt onder de oksel gestoken en dan met het been voortbewogen. Het klinkt misschien onlogisch, maar het is een handige manier om je handen vrij te hebben als je wil vissen.
We maken een rondtour over het meer langs de aanliggende dorpen. De associatie met Giethoorn komt bij ons op, met al die punterbootjes en de gammele houten bruggetjes over het water. Of is het toch wat meer Venetië, zo uitgestrekt en met al die huizen op palen? Het maakt niet uit, het is erg mooi. En net als Venetië, of Giethoorn, hebben ze hier ook lokale ambachten. Het is een soort routine: We leggen aan, het blijkt een werkplaats, we krijgen uitleg en een demonstratie, er is een showroom met prijzen in dollars, we bedanken en varen weer verder. Zo zien we zilver smeden, papier maken, zijde weven, en sigaren rollen. De goudsmid hebben we overgeslagen. Het meest bijzondere is het lotus weven. Van de vezels uit de stengel van de lotus worden draden gedraaid. In de natte tijd, als het water hoog staat en de bladeren lange stengels hebben kan een vrouw tot 50 meter draad maken, in de droge tijd tien. Het doet een beetje denken aan de draden die we thuis van de bleekselderij trekken. Als de draden zijn gesponnen, wordt er geweven en tenslotte ligt er een sjaaltje van 90 U$ in de showroom.
Natuurlijk stoppen we ook bij een klooster. Lonely Planet besteedt in haar omschrijving meer woorden aan de katten die er door hoepels zouden springen dan aan de houten boeddhabeelden. De katten slapen vandaag, maar de boeddha’s zijn mooi. Het zijn grote houten beelden, met goud versierd, sommige met een troon, een beetje stoffig en verweerd en bij allemaal een bosje bloemen. We varen verder, langs drijvende tomatenplanten, keurig opgebonden in lange rijen, door de waterhyacynth, langs affiches van Myanmar bier en we belanden bij Phaung Daw Oo pagoda, de plek waar iedereen uitkomt.Het is grappig te zien hoe iedereen op zijn eigen manier zo’n boottochtje maakt. Westerlingen zitten met twee of drie achter elkaar in een bootje, blakerend in de zon. Een bootje vol met sjaals en paraplu’s is een bootje vol Aziatische toeristen. Een boot vol rose geklede nonnen passeert te snel om er foto’s van te kunnen maken. En de mensen uit de bergen in de buurt passen met veel in een boot en zien er in hun lokale klederdracht fantastisch uit. Het meest intrigerend vandaag waren de Karenvrouwen bij een van de workshops. De Karen zijn, na de Birmezen en Shan, de derde grootste bevolkingsgroep. Ze zijn vooral bekend om een kleine groep, de Padaung, die wij plat de langneks noemen. Een paar vrouwen van deze stam zitten hier. Ze weven, en laten zich bekijken. Het voelt ongemakkelijk, ik wil ze aangapen om te zien hoe het zit, hoe ze echt zo’n lange nek hebben. Tegelijkertijd geneer ik me, ik hou er niet van mensen te bekijken of het aapjes zijn. Een Fransman uit een Club Med bootje lost het op zijn eigen manier op. Als een cliniclown gaat hij tussen twee vrouwen zitten en doet een flauw goochelkunstje met twee rode balletjes terwijl zijn vriend op zijn instructies een foto’s maakt. De vrouwen kijken alleen maar.