De mist in onze planning is er uit, we hebben de terugreis voor ons en onze fietsen geregeld. Maar hier is het nog mistig als we vertrekken. We rijden omhoog en bij elke bocht lijkt het alsof er een mistgordijn verdwijnt. Er zijn steeds meer toppen, steeds verder kunnen we kijken. Op dit traject zijn we niet de enige fietsers. We worden door aardig wat racefietsers ingehaald. Een van hen blijft een tijdje naast ons hangen. Hij vertelt dat de Tour hier dit jaar langs kwam, op weg naar de Tourmalet. In normale jaren fietsen hier veel Nederlanders, maar nu lijkt het of wij de enigen zijn.
We stoppen in L’Hôpital-Saint-Blaise. Ooit stond hier een ziekenhuis voor pelgrims. Alleen de 12e eeuwse kapel is nog over. Het is mooi te zien hoe ze ooit in deze geisoleerde regio hun eigen bouwkundige oplossingen vonden, met muren in een stijl tussen gothisch en romaans en bovenop een Moors dak.
De Baskische naam is Ospitalepea. Het gebied wordt langzaamaan steeds meer tweetalig. Aan het Baskisch is voor ons werkelijk geen touw vast te knopen. Het lijkt niet op het Frans en niet op het Spaans. Het schijnt officieel een isolate taal te zijn, een keurige omschrijving voor ‘het lijkt nergens op’.
In Mauléon zoeken we de camping. Onder toeziend oog van de gendarme durven we niet tegendraads een eenrichtingsstraat in, maar bij nader inzien is er zelfs een speciaal aangegeven fietspad. Dan gaat de route een impasse in, een doodlopende steeg. Deze loopt wel heel letterlijk dood, we eindigen op het kerkhof. Voorzichtig sturen we tussen de graven door en we pikken aan de andere kant gewoon de route weer op.