Grappig hoe één gigantische bui op de dag van aankomst de dagen erna steeds weer het gevoel geeft ‘fijn, het is droog’. Dat geldt extra voor vandaag, want we gaan weer fietsen. Via een eenrichtingsweg gaan we de stad uit. Het is niet zo druk. Er is wel veel diversiteit, vrachtwagens, personenauto’s, pickuptaxi’s, oude brommers, fietsen met en zonder bakjes, duwkarretjes. En alles slingert door elkaar. Het eerste stuk rijden we langs de Irrawaddy, een brede modderige rivier. De naam klinkt als Irrawaddy, maar ik geloof dat je het officieel moet schrijven als Ayeyarwady. Er liggen grote passagiersschepen aangemeerd, roestige bakken die betere tijden gekend hebben. Er is veel handel langs de kant van de weg, verkoop van eten en drinken, van matten, brandhout, oud karton en gewoon van spullen en dingen. Er spelen kinderen, honden sjouwen overal tussen door, mensen kijken ons na, soms groeten ze. De weg draait van de rivier af. Er zijn gescheiden rijbanen, maar het voelt niet als een grote weg. Het aantal stoepa’s blijft verbazen, als je even niet op let zie je zomaar een gouden boeddha over het hoofd.
We stoppen bij U-Bein bridge, de langste teakbrug ter wereld. Eerlijk gezegd maakt de brug niet zo veel indruk, het is meer een pad op palen. De toeristische kraampjes vallen wel op. Meer dan we in dit land verwacht hadden, ook veel meer lokale bezoekers. Naast de brug staat een man te vissen, tot aan zijn oksels in het water. Er zitten wat bedelaars, dat blijft heftig. Het is genant te zien als er zo’n grote witte toerist foto’s staat te maken van zo’n ineengedoken gestalte, terwijl zijn vrouw ongeduldig staat te wachten. We halen onze fiets weer op bij een kun-yar kauwende half tandeloze parkeerwacht en daar gaan we weer. Binnen 500 meter stoppen we prompt weer om foto’s te maken voor een tempel die nét weer anders is en even later voor een colonne auto’s met muzikanten en gecostumeerde mensen. We krijgen de mededeling dat we eigenlijk te laat zijn als we stoppen bij Maha Ganayon Kyaung, het grootste klooster van het land. Om 10 uur lunchen de monniken en dan staan ze blijkbaar met zijn allen, 1000 man sterk, in een lange rode rij. Een toeristentrekpleister. Wij zien alleen de afwas nog. We krijgen een rondleiding van Kanda, een 37-jarige monnik die hier al meer dan een half leven woont. Zijn belangrijkste bezigheid, studeren en mediteren. Ze leven van giften. Hoe eenvoudig het leven is blijkt uit het rijtje bakjes met tandenborstels op een muurtje.
Om in Sagaing te komen kruisen we de Irrawaddy met een grote stalen brug. De gouden stoepa’s schitteren ons al tegemoet tussen het groen. Een wandelingetje in de stad voert ons toevallig langs Htuparyon, een grote stoepa uit 1444. Er staat een staande boeddha voor. ‘sAvonds lopen we gewoon nog wat door de stad, even de sfeer proeven. We eindigen bij de Irrawaddy. In de ondergaande zon staan daar wat moeders hun kindertjes te wassen. Het kalf ernaast had IJsselschilder Voerman kunnen inspireren voor een landschapje.