‘Alle wegen leiden naar Rome’ is het gezegde. Dat klopt hier niet echt, we kunnen het beter vervangen door ‘alle fietsers fietsen Reitsma’s route naar Rome’. Tot nu toe zijn we er twee tegen gekomen die ook werkelijk naar Rome gaan, anderen waren op weg naar Verona, naar Augsburg en wij zelf dus naar Venetië. In dit deel van Duitsland, waar niet veel campings zijn, kom je elkaar gemakkelijk tegen op de camping. En in een klein dorp met Montagruhe tref je elkaar vervolgens ook in dat ene restaurant dat open is. Het werd een mooie avond. 
Reitsma is de maker van de route naar Rome en hij schijnt ‘m zelf ook nog regelmatig te fietsen. Een beetje perfectionist is hij wel, denken we. Toen we aankwamen op de camping en duidelijk werd welke route we fietsen, kregen we een kopietje van een verbetering van de route. Een stukje nieuw fietspad verving een eerder traject met een steile helling.
Het is trouwens wel heel prettig om de route te fietsen met Garmin, een soort TomTom voor fietsers. De ervaring van mensen die het alleen met de tekst uit het boekje doen is toch dat bij elke kruising discussie en zoeken is. Daarom had iemand gisteravond de suggestie dat we bij elke kruising een R plakken, op de manier waarop de Jacobschelpen naar Santiago wijzen.
Eigenwijs als we zijn, volgen we wel de route, maar kiezen we onze eigen overnachtingslocaties. We vonden de route voor vandaag aan de korte kant, 50 kilometer slechts, waarschijnlijk ingegeven omdat er een camping is en de volgende camping pas 70 kilometer verder ligt. We kozen dus een mooi klooster op 85 kilometer om te overnachten en gingen op weg. 
We starten langs de Kocher, daarna volgen we de Jagst. We blijven stroomopwaarts gaan. Kleiner dan dit worden de riviertjes niet. Nog steeds stroomt het water waar we langs fietsen naar de Noordzee. Langzaamaan komen we in de buurt van de waterscheiding. Het worden echte heuvels hier. Dat betekent dat we moeten klimmen. 
Het wordt steeds heuvelachtiger. Ook de dorpen veranderen langzaamaan, we zien steeds minder vakwerkhuizen en steeds meer huizen in pasteltint. En het is heet, om half 12 al 32 graden. Bij de koffie hakken we de knoop door, deze ketters gaan niet naar het klooster, het is vandaag té ver en té heet. We stoppen na 50 kilometer bij de camping die het routeboekje adviseert. Het is helder: Reitsma is right!
Zo’n fietsroute is ook goed voor onze aardrijkskunde, vooral topografie. De route voert nu naar de Neckar, een van de zijrivieren van de Rijn en naar Heidelberg. Voor ons een goede plek om met Gorgias en Elmy de toerist uit te hangen. Heidelberg is een mooie, oude stad. Eind zeventiende eeuw is ze twee keer veroverd en verwoesd door Fransen en daarna weer ogebouwd. In de tweede wereldoorlog is ze behouden omdat de Amerikanen haar al aangewezen hadden als hun toekomstig hoofdkwartier. Een stad waar ook de basis ligt van de Heidelbergse catechismus en waar het eigenlijk te warm was om veel te doen.
We peddelen lekker door. De hoeveelheid tegenliggers is veel minder dan bij de Rijn. Wel komen we af en toe een zaterdagochtend-senioren-fietsclub tegen. Een keurig rijtje fietsers, allemaal beetje angstig kijkend, krampachtig sturend, met voorop een ferm type met een geel hes aan. Ze stralen een soort van opluchting uit als het hen lukt ons onbeschadigd te passeren. Dat levert weinig problemen op want de meeste paden, verhard en half verhard, zijn breed genoeg.




De route gaat verder van de Rijn af door het Selltal. Op deze manier vermijden we Mainz. Vanochtend zijn we op tijd vertrokken, want het wordt weer heel warm vandaag. Vanwege de hitte hebben we vannacht in een bed&breakfast geslapen. Een mooie oude boerderij/watermolen met dikke muren, dus heerlijk koel. Deze watermolen was eerder van de familie Opel. Zij hadden hem gekocht vanwege de waterrechten. Ofwel ze hadden eerst een burcht boven op de heuvel, maar onvoldoende water voor het omringende land. Als je geld hebt koop je dan gewoon de rest van het gebied. Matriarch Irmgard woonde niet in de burcht bij haar familie, maar had haar eigen stek in de watermolen. Inmiddels is het gebouw al twintig jaar als stoeterij en b&b in gebruik. Klokslag 5 uur werd de wei open gezet en liepen de paarden vanzelf naar huis, hun eigen plekje in de stal in.
En eerlijk gezegd is het laatste stukje, zo rond het middaguur, als het boven 35 graden is, gewoon even doorbijten. Gelukkig kunnen we daarna inchecken in een hotel met airco. En daarna hebben we nog een hele middag in goed gezelschap op het terras in die Altstatt van Heppenheim, onder het motto ‘als het warm is moet je genoeg drinken’.
Onze route voert ons langs de Rijn. Het is bijna vlak. Fietsersparadijs. En dat zullen we weten ook. Er zijn zóveel tegenliggers met bepakking, en de stroom blijft maar komen. Of het in onze richting, stroomopwaarts, ook zo druk is, weten we eigenlijk niet. Wij zien niet zo veel mensen onze kant uit gaan – en inhalers zien we ook niet veel. 
Maar het Rijndal is ook smal, met op beide oevers een autoweg en een spoorlijn. En hoe mooi ook, eigenlijk is het ook een beetje saai, gewoon rechtdoor fietsen langs het water. Je gaat vanzelf letten op die groe kilometerborden en je afvragen of het wel opschiet. 

Onze route voerde over kleine, rustige landbouwwegen. Grote akkers met bieten, graan en aardappels. Duidelijk een werkdag, want bijna geen andere fietsers te zien. Wel twee andere vakantiefietsers, op weg naar Verona. Met hen hebben we een stukje samen gefietst, in een stevig tempo. Dat betekende dat we al meer dan 60 kilometer gefietst hadden toen we gingen lunchen. Het terras werd gedomineerd door een groep bejaarde heren in fietskleding. Het bleek een ploeg te zijn tussen de 70 en 80, die zich elke maandagochtend om 9 uur verzamelt om samen te gaan toeren. Onze fietsen werden belangstellend bekeken en becommentarieerd. Een van die gasten, de grootste bal van het geheel, zo iemand die anders een sjaaltje om heeft en dat zie je aan de manier waarop hij zich beweegt, gaf commentaar: ‘ein Rohloff Hub habe ich nur einmal gesehen, bei sehr reiche Leute’. Natuurlijk kon Carry het niet laten ‘aber wer sagt dass wir nicht sehr reich sind?’
Bij een echte grenspaal en een slagboom gaan we de grens over. Een bordje licht toe dat de sleutel tijdens kantooruren op te halen is in het gemeentehuis. Anders is het land dicht.


Bij het pontje over de Rijn kwamen we twee Mokummers tegen. Op een Puchje. Op weg naar Roermond, op het gemak, zeiden ze, want ze hadden bij elk kruispunt discussie over welke afslag te nemen. Waar wij naar toe gingen? Venetië? Loop je me nou in de zeik te nemen?
Wel heel Nederlands, de kwaliteit van de fietsstraten, fietsroutes, fietsviaducten en fietsstoplichten. Wie heeft overigens tegen al die electrische fietsers gezegd dat de middenstreep op een fietspad betekent dat je allebei een eigen fietsstrook hebt?

