De zon schijnt als we op de fiets stappen. Zo gauw we buiten de stad komen genieten we weer van het landschap. Dát is het grote verschil met gisteren, nu de zon schijnt glanst het geel van de graanvelden. Het maakt niet uit dat de velden al geoogst zijn, het geel is mooi. We snappen nu reclameteksten die dit goudgeel noemen. Het is mooi. Zelfs naar boven fietsen maakt niet uit, het uitzicht wordt er alleen groter en mooier van.
We volgen de route langs de Maas. Het eerste stuk loopt nog langs het canal de l’Est. Het is duidelijk een kanaal uit de tijd van de trekschuit, die breedte heeft het en wij fietsen over wat vroeger het jaagpad was. Het traject langs de Maas loopt vandaag grotendeels over kleine wegen. Gisteren lag er een folder in het hotel, die ronkend vertelde over het internationale fietspad langs de Maas. Volgens de folder barst het van de bezienswaardigheden. Commercy was bijvoorbeeld de woonplaats van de 18e eeuwse Stanislas, hertog van Lotharingen en voormalig koning van Polen. Hij had een mooi paleis. Zijn invloed op deze tijd is beperkt tot de madeleine, een culinair hoogstandje van een van zijn keukenmeiden.
We zien in deze regio nog wel wat gemiste kansen. Zeker als we kilometers lang evenwijdig aan een in onbruik geraakte spoorlijn fietsen. In gedachten formuleren we de aanvraag voor Interreg-subsidie voor een fietspad. Voor de kalkfabriek en al het stof dat er bij hoort vinden we ook nog wel een oplossing.
Met het oog op de weersverwachting hebben we een hotel in Verdun geboekt. We krijgen een surrealistische ontvangst (maar misschien zegt dat ook iets over onze leeftijd). Er is niemand, alleen een touchscreen. Gelukkig praat het niet. Na wat getrut spuugt het een bonnetje uit met een kamernummer en toegangscode. We zien pas een mens als we onze fietsen mee naar binnen nemen. Deze dame meldt ons dat de directie het meenemen van fietsen in het hotel niet toestaat. Deemoedig vragen we haar om een oplossing. De fietsen mogen wel in haar privétuin.