Varadero

14 maart

We ontbijten in de stad. Zoals altijd hebben we hebben na een paar dagen op dezelfde plek, onze gewoontes. Eerlijk gezegd hadden we de eerste dag een beter koffietentje maar dat kunnen we niet meer vinden. Het wordt vandaag een ontbijt zonder koffie of thee want er is geen stroom. Dat verklaart meteen waarom het ook bij de omliggende koffietentjes zo rustig is. We zitten langs de doorgaande weg. We genieten nog even van alles wat er langs komt, de paardentaxi’s, de fietstaxi’s, de toeristenbussen op weg naar een dagje Havanna, de hippe meisjes met hun telefoon in de hand. Mijn eigen telefoon is al simkaart-loos. Mijn gehuurde simkaart heb ik gisteren ingeleverd, want op Cuba zijn overal creatieve oplossingen voor, ook voor simkaarten.

Het blijft ons verbazen hoe we ons op de fiets deel van deze wereld voelen en hoe anders het is als we gewoon toerist zijn. We hebben geen armbandje zoals de toeristen van de all-inclusive hotels, we wandelen overal heen zonder een taxi te nemen, maar toch missen we onze fietsen. Ze staan al ingepakt bij Arnaldo in de garage. Ook het fietsen op Cuba hebben ze prima overleefd. Onze riem riep veel reacties op, dit was helemaal nieuw hier.

Nu is het een kwestie van wachten op de taxi, dan zit de vakantie er op. Al met al hebben we zo’n 950 kilometer gefietst in een verbazingwekkend land. Het barst van de problemen, maar het gaat beter dan op de omliggende eilanden. Het voelt veilig, in alle opzichten, zelfs toen we op de snelweg fietsten. De mensen zijn open en aardig. De zon schijnt. We hebben genoten.

Ramilito

We zitten in de taxi die ons terug brengt naar Santa Marta. Het is een mooi moment om met chauffeur Ramilito te praten over hoe we Cuba niet begrijpen. Het eerste dat hij zegt is dat hij het met zijn 52 jaar ook niet snapt. Maar hij vertelt. Langs de snelweg liggen verwaarloosde velden. Hier werd voorheen rietsuiker verbouwd. Toen was Cuba wereldleider, nu importeren ze suiker uit Colombia. Dat doet hem zeer. De neergang van de USSR speelt een rol, maar ook het feit dat boeren weinig en laat betaald krijgen door de staat.

We rijden door een dorp waar mensen met aardappels langs de weg staan. Deze worden verbouwd op velden van de staat. Ze worden ‘illegaal geoogst’ en verkocht. Een vrachtwagenchauffeur krijgt een vastgestelde hoeveelheid benzine per kilometer. Als hij zuinig rijdt houdt hij diesel voor eigen gebruik over. Zo vertelt Ramilito het ene verhaal na het andere. Hij zegt dat hij voor de staat werkt en dat de rit van vandaag zwart is. Het is duidelijk, iedereen heeft zijn eigen creatieve manier om het hoofd boven water te houden.

Creativiteit is nodig, want officiële lonen en pensioenen zijn onvoorstelbaar laag. Ramilito’s vader heeft na 40 dienstjaren een pensioen van 1500 peso per maand ofwel 5 euro en zijn vrouw verdient 2500 pesos. En wat inflatie betreft, toen we het land binnen kwamen kregen we 295 pesos voor een euro. Nu is dat al minstens 320. Dat is een inflatie van 8% in drie weken.

Maar als je kijkt op straat, het schemert door alles heen hoe mooi het zou kunnen zijn en ook hoe het geweest is. En mensen zien er goed verzorgd uit, met goede kleding. Uiteindelijk is de uitstraling ondanks alles overal prettig. Wat Ramilito betreft is belangrijkste dat de zon schijnt. Dat maakt het leven goed.

Lente

11 maart Sancti Spiritus – Santa Clara

Onze gastheer Hector maakt een tobberige indruk. Gisteren lachte hij ons uit toen we vertelden dat het druk was in Trinidad. Hij vertelde dat het na Covid nog bij lange na niet zo druk is als ervoor. Tel daarbij de constante stroomonderbrekingen en het verbaast dat niet alle Cubanen tobberig zijn.

Als we de stad uitrijden zien we de rijen wachtenden bij de bakkers. Ook banken zijn te herkennen aan de groepen mensen die staan te wachten. De contrasten in dit land verrassen steeds weer. We rijden langs paardentrams, maar worden ingehaald door elektrische brommers. Het schijnt dat deze geimporteerd mogen worden, maar nieuwe auto’s niet. Die oude Amerikaanse bakken hebben daarom vaak een nieuwe motor.

Er hangt een bord dat Varadero 300 kilometer is. De tijd om dat helemaal te fietsen ontbreekt ons. Daarom hebben we voor het laatste stuk een taxi geregeld. Vandaag is onze laatste fietsdag en de volgende 80 kilometer gaan we deze weg volgen. Er is veel verkeer en er wordt hard gereden. Er hangen zelfs bordjes die aanmoedigen tot veilig rijden. En wat het volgen van de weg betreft, in het eerst beste stadje lukt het me toch om nét niet de hoofdroute te volgen en vind ik mezelf terug in een achterafwijk.

Dan kruisen we de autopista naar Havana en wordt onze weg rustig. Het fietsen schiet niet op. De benen willen niet. Gelukkig is het bewolkt. Een muziekje helpt en een kaaspizza ook. Stel je overigens niet te veel voor van zo’n pizza, de bijbehorende frisdrank is duurder. En als Nederlander zeg ik het niet snel, maar zelfs de regen helpt.

We schuilen in een bushokje. We zijn niet de enigen. Van een brommerrijder krijgen we uitleg over het weer. We komen nu aan de noordkant van het eiland. De golfstroom daar zorgt voor meer ‘kou’ en meer regen. En nee, daar hebben de Amerikanen niets mee te maken. Het heeft tot gevolg dat het al een tijdje regelmatig regent. Het is ons ook al opgevallen dat hier alles al uitloopt alsof de lente begonnen is.

We krijgen nog een buitje. Het landschap is groen, we hebben wat hellingen naat beneden. Ik zit als een blij ei op de fiets. We rijden een stadje binnen. De berm ligt vol vuilnis. Schokkend is het dat mensen er zoeken naar bruikbare zaken.

We logeren in Santa Clara. Hier begon de revolutie toen Che de troepen van Batista versloeg. In hotel Santa Clara Libre aan het Parque Vidal zijn de kogelgaten van de gevechten nog te zien.

Dauwtrappen

10 maart Trinidad – Sancti Spíritus

Het is nog donker als we ontbijten. Langzaamaan komt de zon tevoorschijn. Pas als Maryoley, van onze casa, wat zegt over zomertijd valt het kwartje. We zijn een uur vroeger dan anders.

We pakken onze fietsen, rijden ze door de huiskamer, langs de altaartjes, over de kaurischelpen, de straat op. Het zijn allemaal dingen die horen bij het Afro-Cubaanse geloof, ofwel santería. Het is gebaseerd op het Yorubageloof uit West-Afrika en de verplichting die slaven hadden om zich tot het katholicisme te bekeren.

Het is echt nog vroeg. Wat verderop in de straat staat een kar met een watertank. Het lijkt erop dat mensen hier hun drinkwater halen. Het licht is mooi, er hangen nog flarden mist tegen de bergen en op het gras in de berm ligt dauw. Net buiten de stad is het uitzicht over de vallei fantastisch, zo groen met grote velden bananen en palmen.

We rijden op ons gemak. In de schaduw in de berm zien we opnieuw de twee Duitse meiden. Ze delen hun bananen met ons. Wat verder op rijdt ons een taxi achterop, iets wat lijkt op een blauwe Volvo Amazone. Er wordt enthousiast gezwaaid. Het zijn de Nederlanders zijn waar we gisteravond mee hebben zitten borrelen.

Het blijft de hele weg behoorlijk groen, we zien rose bloesems aan de bomen. Theorie van vandaag is dat dat komt omdat wolken tegen de bergen blijven hangen. Eindpunt van vandaag is Sanctí Spiritus, inderdaad de heilige geest. We vragen ons af wie dat ooit bedacht heeft. We rijden over een geel geverfde brug de stad in. Het blijkt de oudste bakstenen brug van Cuba te zijn. Aan het eind van de straat lokt een blauwe kerktoren, maar naast de brug zit een prima taverna.

Trinidad

8 maart Cienfuegos – Trinidad

We ontbijten op het gemak, want we gaan het stuk naar Trinidad in twee dagen doen. Ergens onderweg blijven we een nachtje aan het strand. Het is de kwaliteit van het wegdek dat het fietsen makkelijk maakt. We verbazen ons over het vuil in de berm. Maar wat kun je verwachten in een land waar geen brandstof is voor de vuilniswagens?

Het is niet druk op de weg. Het lijken vooral taxis en toeristenbussen die ons passeren. Het plaatselijke verkeer maakt gebruik van paardenkracht. We verbazen ons al lang niet meer over ruiters, die als cowboys langs rijden.

Na een kilometer of 40 is de afslag naar Villa Guajimico. Zo’n afslag is slecht herkenbaar, want in Cuba is geen reclame. Er zijn alleen borden om het revolutionaire moreel hoog te houden. In Guajimico arriveren we bij een aantal gekleurde huisjes rond een baai. Het is nog vroeg, maar op deze plek willen we graag een nachtje blijven. Helaas is alles volgeboekt. Dus rijden we terug naar de grote weg. Wat verderop zitten twee Duitse meiden in de schaduw. Naast hen liggen de huurfietsen uit Havana. Zij zijn op weg naar Santiago de Cuba. Dat betekent nog 600 kilometer tegenwind.

Een kilometer of tien verder komen we bij het strand van Yaguanabo. Het ziet eruit als een groot vakantiepark. De aquagym joelt ons tegemoet.We twijfelen of we hier zin in hebben, maar het is erg warm. De keuze wordt voor ons gemaakt, ook hier is alles volgeboekt. We installeren ons op het terras, we gaan eerst lunchen en wat van de hitte uitzitten. Dan vermaken we ons over de fietsers van een Duits reisgezelschap. Hun fietsen, model Gazelle, worden achteloos neergekwakt. Er wordt meteen bier geregeld. De eerste blikken bier zijn al open getrokken als hun gids met de laatste fietsers arriveert.

Wij weten dat we de laatste 25 kilometer naar Trinidad nog moeten trappen. We verzamelen moed en nemen een extra kop koffie. Het is zo’n 40 graden. De tegenwind verkoelt, maar een windje mee zou ook wel weer eens fijn zijn. We passeren een riviermonding. De wind over het water verkoelt. De zee is turquoise, er is weinig commercie. In de verte zien we Trinidad liggen. Als een van de weinige Cubaanse steden ligt het boven op een heuvel. Toen de stad in 1514 gesticht werd, werd geen rekening gehouden met oververhitte fietsers. De stad heeft een mooi historisch centrum, we krijgen er een eerste glimp van mee. We voelen met name de originele kasseien. Zelfs na vijfhonderd jaar zijn ze onvoldoende afgesleten om de stad soepel binnen te kunnen fietsen.

Cienfuegos

7 maart Playa Larga – Cienfuegos

We wachten een buitje af en dan zitten we voor achten op de fiets voor de 80 kilometer naar Cienfuegos. Het eerste stuk rijden we door het bos. De weg is vlak en heeft weinig gaten en er is niemand. In de eerste 25 kilometer zien we drie auto’s. Het schiet lekker op.

Wat verderop stoppen we bij een rijstveld. Een boer komt op ons af. Hij vertelt dat alles met de hand geplant is. Hij klaagt over Cuba. Er is niets te krijgen in de naburige winkels en behalve rijst en bonen is er niets te eten.

Als we verder rijden zien we voor het eerst een trekker op het land. Hier staan pas ingeplante bananen en suikerriet. We zien zelfs grootschalige beregeningsinstallaties, maar we vragen ons af of ze ooit gebruikt worden.

In het laatste dorp voor de grote weg stoppen we om wat te drinken. We eten er een broodje boter bij. Als altijd kijken we onze ogen uit naar de voorbijgangers, stoere mannen met paardenhalsters op de schouder maar met blinkend witte rubberlaarzen, vrouwen met felgekleurde leggings om het omvangrijke achterwerk, paard en wagens. Het blijft een feest.

De volgende 30 kilometer moeten we over de snelweg. We hebben de wind vol op kop. Met deze temperatuur is dat niet erg. De weg is niet druk, maar wat er rijdt, rijdt hard. Als we de bollen van een raffinaderij zien weten we dat we bijna in Cienfuegos zijn. De stad maakt een prettige indruk als we er via de hoofdstraat binnen rijden. Onze casa vinden we een paar blokken verderop, in een straat vol muurschilderingen.

Varkensbaai

6 maart Playa Larga – Playa Giron

Gisteren hebben we een stukje afgesneden met een taxi. We zijn uitgekomen in Playa Larga, aan de Caribische kust. Onze casa ligt direct aan het strand, het uitzicht is fantastisch. Toch zijn er niet veel toeristen. We lunchen bij de buren, de rekening is in euro’s. Het blijkt dat ze sparen om te emigreren naar de kinderen in Amerika.

Playa Grande is een klein rommelig dorp. Hoe anders zou het er uit gezien hebben als ooit de invasie van Varkensbaai gelukt zou zijn. Nu staan er nog een grote tank en een bord als propaganda voor de revolutie.

Er is één weg naar Playa Girón. Toch is er amper verkeer. We rijden naast elkaar, Carry rechts van de weg en ik links, met de gaten in het midden. Links van de weg is een natuurreservaat. Het is volgroen met alle soorten palmen in de berm. Ook rechts van de weg is het groen, met doorkijkjes naar de oceaan die meer en meer turquoise wordt.

Steeds weer stoppen we om te genieten van het uitzicht, met palmen en de oceaan. We vinden een fantastisch grote schelp. We zien fossielen in de stenen. En we fietsen op het gemak door.

We blijven vannacht in Playa Girón, aan de kust. Het is enige tussenstop op de weg naar Cienfuegos. In Playa Girón vond de Amerikaanse invasie van Varkensbaai plaats. Je kunt er niet omheen als je het dorp binnen rijdt. Er is zelfs een museum. Smullend van het jargon laten we ons overspoelen door de propaganda.

De ontvangst in de casa is hartelijk. Het maakt niet uit dat we vroeg zijn, we krijgen meteen koffie. Als we overleggen over het eten van vanavond glinsteren de ogen van de eigenaar. Het is duidelijk dat hij alles wat zijn vrouw maakt heerlijk vindt. Maar nu gaan we eerst zwemmen!

Casa

4 maart San Diego de los Baños – Saroa

De ontbijtzaal is groot en leeg. We wachten op ons ontbijt. Het komt in etappes. Het is oké, maar het voelt alsof het wel heel veel werk is om het te brengen.

Ondertussen weten we ook al wat we vanavond eten. Een beetje vroeg, maar aangezien de stroomvoorziening erg onzeker is is dit een praktische oplossing. En voor wie het weten wil, we eten ropa vieja, oude kleren, de lokale aanduiding voor draadjesvlees.

Op deze maandag is er meer reuring op de weg dan gisteren. We passeren wat schoolbussen, net zo geel als de klassieke Amerikaanse bus. Langzaamaan wordt het landschap wat groener. Ons verhaal van de dag is dat er geïrrigeerd wordt, we zien de stuwmeren op de kaart. En steeds zien we aan onze linkerhand de bergen.

We stoppen bij een cafetaría. Het bordje boven de deur zegt iets over gastronomía derde klas. Voor ons voldoet het aan alle klassieke Cuba-ideëen. Bovendien hebben ze frisdrank. Buiten staat een groot bord dat propaganda maakt voor de ANAP. Dit is het samenwerkingsverband van kleine boeren. Ze hebben de grond in eigendom, maar leveren verplicht (een groot deel van) de oogst tegen vastgestelde prijzen aan de staat.

We fietsen op het gemak door. Met deze warmte is tegenwind een feestje. Toch zijn we de enigen die er zo over denken. We komen vandaag zelfs twee groepen fietsers tegen. De ene groep met bagage, de andere is net uit de bus gezet. Meer indruk maakt een Cubaanse racefietser met heel dunne bandjes. Hij zegt dat het gewoon een kwestie van sturen is tussen alle gaten door.

Al om half 12 zitten we aan de lunch. We zagen een restaurant en dan moet je doorpakken. De pasta is prima en met een volle buik rijden we het laatste stukje naar Soroa. Hier is het groen. Dit gebied is ooit herbebost door Fidel. Nu heeft het opnieuw een oerwoud en fantastische uitzichten.

Liliane van onze casa is een ondernemend type. Niet alleen draait ze, met man en broer, dit guesthouse met vier kamers, ze kookt ook een prima maaltijd. En terwijl wij op het gemak aan een biertje zitten zien we de ene na de andere taart voor haar pasteleria langs komen.

Baños

3 maart Pinar del Rio – San Diego de los Baños

Vanochtend ziet de stad er beter uit. Het kan onze volle maag zijn, het kan ook de route zijn. We rijden langs allerlei officiele gebouwen in goede staat, langs de universiteit en zelfs de sovjetflats zien er goed geverfd uit.

Cuba is maar iets van 200 kilometer breed. Gisteren zijn we de bocht om gegaan. Nu rijden we aan de zuidkant van het eiland naar het oosten. Dit betekent dus wind tegen. Met dit drukkend warme weer is dat niet erg. We kijken verbaasd op als een groep buitenlandse fietsers ons tegemoet rijdt. Wat verderop staat de bus waaruit ze zijn losgelaten. Ze fietsen alleen het laatste stukje naar Pinar del Rio.

We hebben gisteren weer eens geleerd dat je moet eten als je de kans hebt. Dus we stoppen bij allerlei stalletjes langs de weg. Vandaag scoren we droge toast en wat verderop bananen. In hetzelfde stalletje wordt ook vers vlees aangeboden. Het bungelt aan een haak naast de bananen.

Het gebied waar we doorheen fietsen is vrij vlak en dor. Het is duidelijk al een een tijdje droog. De statistieken melden dat de droge tijd deze maand nog duurt. We zien dat er wel al geploegd wordt. En altijd met ossen. De zeldzame trekkers die we zien lijken vooral voor transport te zijn.

Onze route wordt bepaald door waar we kunnen overnachten. Deze keer komen we uit in San Diego de los Baños. We gaan een keer een hotel proberen. De ontvangst is koeltjes, alsof onze aankomst de dag verstoort. De kamer is oké. We willen uurtje badderen in het lokale kuuroord. Helaas is dat voor vandaag al gesloten, want, zo wordt ons uitgelegd, niemand wil werken in het weekend. En als we om het gebouw heen lopen hebben we ook wel genoeg aan de zwavelgeur van het naastgelegen riviertje. Dan wordt het een middagje aan het zwembad.

Cultuurschok

2 maart Viñales – Pinar del Rio

Gisteren hebben we de toerist uitgehangen in Viñales. Het is mooi plaatsje, veel terrasjes en prima eten. We hebben geen sigaren gerookt, wel de tabak zien drogen. Mooiste was de opmerking van onze Duitse buurvrouw, voormalig Ossie, dat ze zo veel van de DDR herkent in Cuba.

Het is bewolkt als we wegrijden, goed om te fietsen, jammer voor de foto’s. We maken een tussenstop bij de Mural de la Préhistoria. Een wel heel lelijke muurschildering waarmee Fidel de oorsprong van de socialistische mens liet uitbeelden. Het is een dissonant in een lieflijke vallei.

De route is mooi. We rijden kilometers door een nationaal park, het is fantastisch groen. Eerlijk gezegd is het landbouwgebied waar we daarna fietsen afwisselender. We rijden door wat kleine dorpjes. Bij sommige spat het socialistisch enthousiasme nog van de muren.

Inmiddels schijnt de zon en moet er geklommen worden. Eerlijk gezegd moet er ook gegeten worden, maar er is niets. We behelpen ons met de van thuis meegebrachte reepjes. Mijn tempo is zo laag dat ik de kolibri’s in de struiken zie.

Als we Pinar del Rio binnen rijden is de lucht grijs en zijn de straten nat van de regen. Het stadje wordt er niet mooier van. We vinden een casa in een straatje vol oude koloniale huizen. Aan de resten verf zien we hoe mooi het ooit was. Wij krijgen het appartementje op de eerste verdieping. De huiskamer beneden is zo groot dat we onze fietsen er met gemak in kunnen parkeren.

We lopen de stad in voor een late lunch en ook met zon verrast de aftakeling ons. We zien zo veel mooie oude panden, zo veel verval, zo veel leegstand. We lopen langs een oude fruitmarkt, het enige dat rest zijn de buitenmuren. Bij het pizzarestaurant staat een grote rij. De volgende straat gonst van de pubers in de rij bij de ijswinkel. De reisgids meldt dat de stad zich heruitvindt na een aantal jaren in het slop, voor ons is deze omschrijving nog wat optimistisch.