Elke dag starten we een beetje vroeger. De hele camping slaapt nog als we onze spullen pakken. We poetsen nog even tanden voor vertrek. Een klein jochie loopt langs, nog in pyama, hij wenst ons bonne route. En daar gaan we.
Het is nu nog 16 graden, bijna fris in de schaduw. De route gaat glooiend op en neer. Het landschap verandert, minder druiven, wat meer graan, maar vooral meer garrigue, struikgewas. In Nederland zou het natuurgebied zijn, ruig, en onontgonnen. Hier ligt het er gewoon. We fietsen over kleine weggetjes, de meeste hebben geen enkele belijning. Het is ook lekker rustig, al komt er af en toe een malloot met een noodgang langs. Zo’n type dat alleen op zondag mag doen waar hij zin in heeft en dan kiest om in zijn auto te gaan zitten.
De temperatuur loopt langzaam op. Het is fijn dat we alleen korte hellingen hebben, als je langzaam fietst voel je de hitte extra goed. Ondertussen telt Garmin voor vandaag toch weer gewoon 600 hoogtemeters. Het is goed dat we de route op de Garmin hebben staan, want als we alleen op de borden hadden gelet was het niet goed gekomen. Het lijkt of elk bord de hele dag meldt dat Alés 13 kilometer is.
Aan het begin van de middag is het 35 graden. De warmte komt niet alleen van de zon, maar nu ook van het asfalt. Het is tijd voor een camping. We vinden een aardige, midden in de stad. Als we naar de mogelijkheden kijken zitten we ook precies goed, de volgende langs de route is een christelijke camping. We betwijfelen of dat op zondag een goed idee geweest was. Op de camping waar we nu zitten, zijn we niet de enige fietsers. Onze buren komen uit het noorden gefietst. Ze zijn enthousiast over de route, hoe rustig het is en hoe mooi. Ze melden dat we de volgende 40 kilometer gaan stijgen. Dat belooft wat. We drinken ons moed in bij de lokale proeverij.