Gisteren bevestigde nog eens wat we eigenlijk al wisten, dat je echt op tijd op weg moet zijn. Tegen het middaguur wordt het echt veel te warm om te fietsen. Dus om kwart over zes rollen we het bed uit en maken de eerste foto’s van de zon die net boven de sawa’s uit komt. Een ontbijtje met een kop zoute miesoep en daar gaan we. Naar beneden onder een strak blauwe lucht, met achter ons de vulkaantoppen en voor ons in de verte de zee. Wat ons gisteren meer dan een uur kostte om naar boven te rijden, vraagt nu een klein kwartiertje. Maar het blijft niet zo gemakkelijk. Al gauw komt de eerste pittige helling en een stukje verderop moeten we er toch even af. Dan wordt de weg gelijkmatiger en het landschap ruiger. Droog. Een man staat langs de weg met bossen droog riet. Dakbedekking, al hebben de meeste huizen die we zien een golfplaten dak, rieten daken zie je nog steeds. Verderop is de zee. Het uitzicht is gaaf. We stoppen even voor een foto en zien apen de weg oversteken. Het landschap varieert. Stukken met irrigatie waar we pepers zien, en uien. Tabak. Een groepje vrouwen langs de weg staat te wachten met zakken tabaksbladeren. We stoppen voor een foto. Hilariteit. Dan zie ik dat ze cashewvruchten hebben. Ik wil ze Carry laten zien, de vrouwen lopen mee. We krijgen een rode vrucht te proeven. We begrijpen dat zij ze lekker vinden, maar het is duidelijk niet onze smaak, zoet met een wrange ondertoon. En voor de volledigheid, de cashewnoot groeit onder de vrucht, niet erin.
We fietsen verder. Het landschap is mooi. Er volgt een stevige helling. Met een rode kop ploeteren we naar boven. Het gaat langzaam. Een jongetje roept ‘good morning’, we hebben nog net adem om hem te antwoorden ‘good morning’. Hij reageert met ‘give me money’. Zou hij nu echt denken dat we van de fiets stappen en hem het grote geld te geven? Wat verder op staan drie kleine jochies met hun fiets. Ze zien ons aankomen. Als we langs komen, fietsen ze alle drie achter ons aan, we horen ze tetteren. Ze houden ons makkelijk bij.
Naar beneden gaat het relaxt. We fietsen en genieten. In de verste verte is er geen toerist te zien. We komen door kleine dorpjes. Mensen groeten ons. Dan ineens gaat de wind aan. Tegenwind. Het zegt iets over de temperatuur, dat we het eigenlijk niet erg vinden. Vooral de volgende lange helling omhoog, is de wind prettig. Het is inmiddels 39 graden. Wat verderop landen we in een huisje op twee minuten van het strand. Als we gaan zwemmen, zijn wij de bezienswaardigheid op een mooi zwart zandstrand vol kindertjes en verder geen witten.