Stof

Vandaag is onze laatste echte fietsdag. We fietsen terug naar Mandalay. Het eerste stuk gaan we door Pyin Oo Lwin, we komen weer langs de botanische tuin. Op maandagochtend vroeg is het daar heel wat rustiger dan toen we hier zaterdag waren. Na een paar kilometer op een wat grotere weg, met de nodige vrachtwagens, gaan we linksaf. Er is maar een weg links, met een mooie boog er boven en wat richtingbordjes erbij. Die loopt dus dood bij een tempelcomplex, het blijft boeddhistisch Myanmar. Maar waar is dan de afslag? Het blijkt een onooglijk smal weggetje te zijn. Het bordje 0 km geeft vertrouwen, dat is het begin van iets, dus hier slaan we af. De weg is heuvelachtig, smal en loopt door het groen. Eigenlijk is het een ander type begroeiing dan we tot nu toe gezien hebben, wat ruiger, wat steviger. De weg wordt steiler, we moeten nog even flink aan de bak. We passeren wat tuinbouw, allerlei soorten groenten, bloemen voor boeddha. We passeren een schooltje, horen het geluid van kinderen die een les opzeggen. Dan komen we bij de Asian Highway, maar bij de baan met de verkeerde rijrichting. We steken door via de middenberm, dat is even flink sjorren om de fietsen omhoog te krijgen. Dan serieus afdalen, tussen het doorgaande verkeer. Gelukkig is het niet zo druk als zaterdag, al zijn er aardig wat vrachtwagens op de weg. En hoe doe je dat in een haarspeldbocht? Eigenlijk gaan wij sneller dan zo’n oude bak, maar ga je er links langs of rechts, in de buitenbocht of binnendoor? Of glip je met de brommers mee of doe je maar gewoon als de rest van het verkeer, er achter blijven? Carry weet het wel, ik heb twijfels. 

Een volgend deel van de route is stoffig, heel stoffig. Niet alleen vanwege wegwerkzaamheden, maar ook omdat er grindgroeves langs de weg liggen. Het stof stuift, het verblindt haast, onze ogen tranen ervan. Het zit tot in mijn oren. En ook hier wonen mensen langs de weg. Het stof ligt als dunne sneeuw op hun huizen, op de randen van de grote bladeren van de teakbomen. Je wilt je niet voorstellen hoe het er hier uit ziet als het echt droge tijd is.

We mogen afslaan, een stuk Birmees asfalt voert ons langs een kanaal. Deze route lijkt een soort van samenvatting van alles wat we in Myanmar gefietst hebben. Hier staan houten huisjes langs de weg, wassen mensen in het kanaal, er komt een kar voorbij, mensen groeten. Bij een grote boom staat een kastje voor de lokale nats, er staan waterpotten voor de dorstige passant. We willen het allemaal nog één keer zien, zo’n laatste fietsdag maakt toch een beetje weemoedig. Een dorpje. We stoppen voor cola, de tv knalt de Birmese gtst-variant door de ruimte. Het laatste stuk naar Mandalay gaat langs de rijst, mooie groene velden, over een hol weggetje met geel bloeiende acacia’s. Nog even een selfie. Dan is daar het bord, welcome to Mandalay, city of the golden hill. We rijden de stad in. We realiseren ons dat het verkeer ons geen moeite meer kost, we trappen gewoon lekker door, ook in de stadsdrukte. Langs de lange paleismuur, daar is het hotel. We zijn er weer, na 1000 kilometer. Geen selfie dit keer, we willen een foto met onze stoffige fietsen en bagage. Helaas heeft de portier geen vaste hand van knippen. Het maakt niet uit. We zitten aan de rand van het zwembad, tevreden, blij en niet eens echt moe.

Een gedachte over “Stof”

Geef een reactie