Als we de camping afrijden zwaaien we naar de overbuurman. Hij kwam gisteravond een praatje maken. Hij is al jaren stamgast op de camping, met zijn vrouw wordt hij als vrienden binnen gehaald, maar eigenlijk verveelt hij zich. In het dorp is steeds minder te doen en de camping vergrijst. Toch zijn ze er ook dit jaar vier weken.
De reclame is helder, een goede vaat is streeploos. En wat ons betreft, een goede route ook. We rijden vandaag over streeploze wegen, van die kleine wegen waar weinig auto’s rijden. En de auto’s die er rijden hebben de tijd. Ze wachten zelfs met inhalen als wij een helling op kruipen. De wind gaat overigens ook als een streep, de hele dag tegen ons in.
Langzaam verandert het beeld van de bebouwing. De memorabele oude bouwwerken zijn niet meer alleen maar kerken, maar ook kastelen en donjons in diverse staten van verval. We lunchen in de schaduw van de ruïnes van Cluis. Onder de bomen kunnen we zelfs in de motregen een siësta doen.
We passeren een stuwmeer. Het is druk met auto’s en wandelaars. Het is een contrast met de rust van de afgelopen dagen. De weg naar de ruïne op de top ia smal en steil. Achter ons hebben de automobilisten geduld. De camping is simpel, goed voor één nacht, maar zonder wasmachine dus we gaan morgen verder.