Deze tijd van het jaar zien we vooral leeftijdgenoten aan het ontbijt. En dan zien we ze later weer als zij de auto inladen en wij klaar staan met de fiets en onze twee tasjes achterop. Het voelt als een compleet andere wereld. En dat roept ook weer de vraag op wat ons toch zo fascineert in fietsen? We houden van het tempo, het langzaam veranderende landschap. De kleine weggetjes. Gewoon om ons heen kijken. Gedachteloos onderweg zijn. Het voelen van de afstand die we afleggen.
De tweede helft van de dag begint het klimmen. We rijden door de Apennijnen, of in goed Italiaans de Appennini. Het is pittig. En dan hebben we ook nog een agriturismo op een berg uitgezocht. Écht op een berg. Met een gravelweg recht omhoog. Pittig. Als ik Carry zie lopen gaat de knop om, blijkbaar is het hier écht te steil om te fietsen. Maar lopen en duwen is niets, dus het laatste stukje zitten we toch weer op de fiets. Het eindpunt is een mooie plek. We logeren in een oud huis van voor 1428. Maar voor we een praatje met de eigenaar kunnen maken, moeten we eerst even op adem komen.