Mingalabar

We hebben de route wat aangepast om twee lange fietsdagen te voorkomen. We gaan nu naar Myingyan, een stad die niet eens in Lonely Planet staat. De routeomschrijving was eenvoudig, toen we eenmaal de stad uit waren, na 26 kilometer rechts, na 51 kilometer links. Dat wil niet zeggen dat de route saai was. Het was een hoofdweg, maar dit is niet wat je bij een hoofdweg in gedachten hebt. Er liep een karrenspoor langs. Letterlijk een karrenspoor, een modderpad waar de ossenwagens lopen. En die lopen er zeer regelmatig. Er liggen rode spatten op de weg. Op het moment dat je daar iets bloederigs bij denkt, wordt er gerocheld en spuugt iemand een fluim betelnoot. Dan is het duidelijk, rode spatten zijn van betelnoot. Het is het eind van de regentijd, alles is fantastisch mooi groen. We zien katoen, mais, rijst, palmen en bananen. We verwachten een uitgestrekte vlakte, maar er zitten ook heuvels in, die zorgen voor een fantastisch uitzicht over een uitgestrekt groen gebied. Er staan hutten langs de weg, met rieten matten als muren en grasdaken. Af en toe passeren we een dorp, met soms een stenen huis. We fietsen, mensen kijken, ze groeten: ‘mingalabar’. Een meisje maakt een foto, ik stop, we maken een selfie. 

We fietsen door. Langs de weg staan koeien en soms schapen. Herders erbij met traditionele hoeden, thanaka op hun gezicht. Af en toe ligt er zelfs een varken in de modder. Het is wat bewolkt, gelukkig, want in de volle zon is het warm. Er valt wat regen, Carry rijdt 50 meter voor me en blijft droog, ik krijg een boel dikke druppels over me heen. De volgende bui knalt in alle hevigheid over ons heen. We schuilen onder een boom tot die begint te lekken. Wat verderop is een afdak/bushalte. Daar staan we met een groepje brommerrijders te wachten tot het droog genoeg is om verder te rijden. De weg is behoorlijk goed. Af en toe is het asfalt wat rafelig. Er zitten wat natte plekken in, waar de rivier in deze tijd van het jaar nog zo hoog is dat er een laagje water op de weg staat. Dat zijn natte voeten als je erdoor rijdt. 

We lunchen in een teashop langs de weg. Dit betekent dat er kopjes op tafel staan die je afspoelt en waarin je zelf thee kan inschenken. Thee is gratis, wat je erbij eet betaal je. We hebben geen idee wat je er kan eten. We wijzen naar wat er klaar gemaakt wordt en steken twee vingers in de lucht. Dat lukt. We krijgen een kopje bouillon en een kommetje met mie, saus en sesamzaadjes. Lekker. Erbij een klein schaaltje gefermenteerde groenten. Het lijkt op zoetzuur, maar eigenlijk ruikt het gewoon als ingekuilde mais. Totale prijs was six, werd gezegd en gebaard. Toen we een biljet van 1000 kyatt vonden en keken naar een biljet van 5000, werd gebaard dat dat niet nodig was, geen 6000, maar 600. Omgerekend was de maaltijd iets van van 36 cent. Het is een flinke afstand vandaag. Ik denk met een glimlach aan de man die naast me kwam rijden en me vroeg: ‘are you happy?’ ‘O, yes, I am happy’. 

Geef een reactie