We zijn de enige rond het plein vannacht. Rond tienen zien we nog een politieauto patrouilleren, verder is het doodstil. Ook het constante geruis van langstromend water is verdwenen. We worden gewekt door het geluid van een graafmachientje. Alles komt nu in beweging. Mensen komen terug naar huis om op te ruimen. De eigenaresse komt langs. De tranen zitten hoog.
Wij verzamelen onze spullen, hier kunnen we niets doen. We hangen alles aan de fietsen en we slepen ze door de modder. De weg over de brug is schoon. Iedereen is met familie en vrienden bezig huizen leeg te ruimen. Complete inboedels staan vol modder als oud vuil langs de weg. De mensen rond het appartement kennen ons van gezicht, voor anderen zijn we voorbijgangers. Zo voelen we ons ook, passanten, maar met een hoofd vol indrukken en emoties.
Na twee kilometer slaan we af, de weg gaat wat omhoog. Hier begint het gewone leven weer. Het contrast kan niet groter. Bij een bron stoppen we. We gebruiken het heldere water om de fietsen schoon te maken. De laatste resten modder moeten uit de remmen en van de riem. Als we verder rijden voelen onze fietsen als vanouds. Het is fris. We fietsen omhoog, langzaam de wolken in. Het mistige bos voelt als herfst.
De weg vervolgt licht hellend door het bos. Dit is een mooie inspanning om op temperatuur te blijven. De weg loopt langs de Lienne, normaal een klein stroompje. Nu een flinkstromende rivier, die alle ruimte pakt die hij nodig heeft. Het ziet er sprookjesachtig uit hoe alle gras tussen de bomen golft in het water.
We naderen Houffalize. Hier wordt het landschap glooiender, de lucht trekt open. Een wandelaar roept ons na ‘du courage, morgen schijnt de zon’. En Theux is ver weg.