19 augustus Hannuit – Diest
De dame van het bed&breakfast komt er gezellig bij staan als we ontbijten. Het vraagt heel wat concentratie om zo ‘s morgens vroeg een Frans gesprek te voeren. Voor haar werk moest ze ooit het Nederlands beheersen, maar ze is het helemaal kwijt. En dat terwijl we zo dicht bij de taalgrens zitten. Al na een paar kilometer is het niet meer de Rue du paradis maar de Hemelrijkweg. Ineens is echt alles in het Vlaams. Het idee van meertaligheid, dat we in Luxemburg hadden, is hier ver te zoeken.

Het land is vlak. We kijken ver over de geoogste graanvelden. In mijn hoofd duikt Jacques Brel op, die zingt over het vlakke land dat het zijne is. Bij Carry is het Raymond van het Groenewoud die Vlaanderen boven zingt.

Kilometers lang rijden we door boomgaarden. De takken buigen onder de grote hoeveelheden peren. Waar geplukt wordt is de samenstelling van het team internationaal.

We drinken koffie in Zoutleeuw. Het is een aardig stadje met een mooi plein, omringd door middeleeuwse gebouwen. We hadden de kerk willen bekijken, maar die is gesloten. In onze beleving de eerste kerk op deze reis die overdag dicht is.

In Wallonië hadden de oude spoorwegtrajecten de aanduiding Ravel (Réseau Autonome des Voies Lentes), inclusief nummer van de lijn. In Vlaanderen is het meer raden of het wel of geen spoorlijn was. Hier zijn het vooral de straatnamen die het verraden, we rijden over de Spoorweg en de IJzerenweg. De logo’s op het pad juichen ‘Limburg fietsparadijs’. Maar het fietst net zo fijn.

Dan rijden we over een dijkje naar Diest. Wij herkennen de route niet, maar Strava geeft aan dat we hier al eens gefietst hebben. Dat is dan op de terugweg uit Barcelona geweest. Over kinderkoppen rijden we het begijnhof van Diest in. We stuiteren langs de mooie oude huisjes. Ook de binnenstad is middeleeuws gaaf.

Voor we op het gemak op het terras gaan zitten maak ik nog een uitstapje naar de zeer moderne fietsenmaker. Hij vervangt mijn remblokjes en mijn fiets zoeft weer als vanouds.