8094

Tenminste 8094 boeddha’s staan er in de grotten boven Pindaya, en we fietsen niet verder vóór we er tenminste een deel van hebben gezien. Dus wandelen we vandaag naar boven. Aan het eind van de straat staan wat stupa’s en daar kun je naar boven. We kiezen voor de trap, een lekker steile directe route. Onderweg deze keer geen pagodes om even te pauzeren, gewoon doorstappen. Dat is makkelijk, we zitten op 1250 meter hoogte, dus het is niet zo warm. Dan staat er een bordje schoenen uit, de laatste 130 treden gaan we op blote voeten. We komen in een grote hal. Daar moeten buitenlanders nog een kaartje kopen en voor het archief hun land van herkomst opgeven. Dan lopen we de grot in, hier zit een overweldigende hoeveelheid boeddha’s. Waar je ook kijkt, tussen de druipsteen bij het plafond, op de grond, tegen de wanden. De grote zaal is helemaal gevuld, je kunt er in smalle gangetjes tussen door lopen. Een betegeld pad leidt naar de volgende zaal, daar is het beeld hetzelfde. Voor elke boeddha staat een kaartje met de sponsor en een jaartal. De jaartallen die we kunnen lezen zijn vooral uit deze eeuw. Het schijnt dat er ook oudere boeddha’s staan, dat het terug gaat tot de 18e eeuw. We verbazen ons over het Thais politiecorps dat hier een boeddha heeft, een familie uit Australië, een bedrijf uit Mandalay. Lonely Planet beweert dat er ook een Nederlandse boeddha tussen staat, maar die hebben we niet gevonden. Het staat helemaal vol. Aan het hoge plafond groeien nog wat stalagtieten. Wie niet claustrofobisch is kan zich door een klein gat in de rots wurmen om in alle rust te mediteren. Want hier is het niet rustig. Er lopen veel mensen foto’s te maken. Kinderen proberen de echo. Het past niet helemaal bij het beeld van een pelgrimsoord.

Met een hoofd vol boeddha’s wandelen we weer naar beneden. Dit keer langs een glooiend overdekt pad. Het is slecht onderhouden. Dat neemt niet weg dat ook hier, tussen oude, vervallen stupa’s, gebouwd wordt aan nieuwe stupa’s. Wat verderop staat een klooster. We drinken koffie met uitzicht op het beeld van de spin. Dit is de spin die ooit zeven prinsessen met haar web in de grot vast hield. Gelukkig heeft een dappere prins de spin met een pijl gedood. Hij schijnt toen ‘Pinku ya-pyi’ geroepen te hebben, ‘ik heb de spin’. Daar is in de loop van de tijd de naam van het dorp, Pindaya, uit ontstaan.

Heho

Na een paar luie dagen zitten we weer op de fiets. Het eerste stuk langs het Inle Lake is vlak. We komen door Nyaung Shwe. We zijn vroeg. Als we het kanaal kruisen liggen er zoveel lange zwarte bootjes dat het doet denken aan de gondels in Venetië. Over een weggetje met ‘Birmaans’ asfalt, rafelig en met hobbels, en houten bruggen verlaten we het meer. Langs het eerste stuk staat veel suikerriet. De weg begint langzaamaan te stijgen. Na een afslag gaan we zeven kilometer echt omhoog. Het is druk op de hoofdweg, het maakt niet uit dat het zondag is. Vrachtwagens halen ons in, ploeteren omhoog en blazen dikke zwarte wolken diesel uit. Er komt ons een boeddistische processie tegemoet. In de eerste pickup, versierd met vlaggen, staat een boeddhabeeld onder een afdakje. In de pickup erna speelt een bandje, dan volgt een rij auto’s met vlaggen. Geen idee waar ze heen gaan. We stoppen in Heho bij een kraampje voor koffie. We krijgen een glaasje heet water en een zakje nescafé, waar de suiker en melk standaard inzitten. Voor vier koffie rekenen we 800 kyatt af. Da’s nog geen vijftig cent. Da’s relatief duur, zo aan de weg kun je voor dat bedrag ook een lunch krijgen.

We fietsen verder. Onderweg zijn het kleine dingen die opvallen, een verkeersbord bij een school waar twee kinderen in longyi op staan. In de berm bloeien Afrikaantjes. Hoe zouden ze die hier noemen? Geven wij ze in Nederland wel de juiste naam? Het landschap glooit, de berm is van mooie rode klei, de velden zijn groen. We zien het verkeerstorentje van het vliegveld van Heho. Er passeren wat bussen. Een jongentje komt voorbij, staande op een buffel. Langs de weg bloeien kerstrozen. In het veld staat een rij bijenkasten. Met die brede invliegopening lijken het wel brievenbussen. We realiseren ons dat er zoveel andere dingen zijn die ons niet meer verbazen, de pagodes op een bergtop, met een trap die er naar toe voert, een kastje met een kruik water voor voorbijgangers, twee monniken in oranje op een brommer, het hoort bij het straatbeeld. Er worden kolen geoogst. Twee mannen hebben een juk tussen zich in, daarmee dragen ze de kool naar een vrachtwagen. Het wordt een mooi regelmatig stapeltje in de achterbak.

We stoppen voor de lunch. Het boekje meldt dat dit de enige plaats onderweg is waar we kunnen eten. We bestellen wat er is. Het zijn glibberige geelwitte stukjes. We hebben geen idee of het pasta is of iets anders. Het is wel lekker. We eten met stokjes, nieuw uit de verpakking, de splinters hangen er aan. We drinken thee bij het eten, zoals hier de gewoonte is. Overal staan kannen thee klaar, waaruit je tijdens het eten mag pakken.

Het laatste stuk komen we langs wat meertjes. Vrouwen zitten er de was te doen. Anderen staan zich te wassen. De longyi doet dienst als privé-douchegordijn. De afslag naar Pindaya vinden we met GPS, een richtingbord blijft onleesbaar voor ons. We betalen een toegangskaartje voor het gebied rond Pindaya. We waren bijna vriendelijk groetend het kantoortje voorbij gefietst ons van geen kwaad bewust. Maar de dame aan het loket roept ons na dat we moesten stoppen. Het was gewoon een lekker dagje fietsen.

Water

We blijven nog een dagje lui aan Inle lake. Het nabijgelegen dorp bestaat uit twee delen, een deel op de wal en een deel boven het water. Het deel boven het water kun je bereiken via een lange teakbrug. We wandelen over de brug. Eigenlijk is het meer een pad op palen. Het pad houdt alleen ineens op. Vandaaruit heeft het dorp alleen maar waterwegen. Alle huizen staan er op palen. De begrenzingen van de erven zijn van bamboe en drijven. We willen wat drinken in het restaurantje aan de overkant. Een meisje komt met een heel plat wankel bootje om ons op te halen. Ze puntert ons naar de overkant. Oversteken is nog even uitkijken voor ‘doorgaand’ vaarverkeer dat met hoge snelheid en dito golven naar het meer gaat.

We drinken wat. Aan de overkant wandelen mensen over het pad. Drie schoolklassen stappen in de boot voor een tochtje over het meer. Voor we ons weer op het pad laten afzetten, vaart het meisje ons nog rond door het dorp. Het is stralend weer, alles spiegelt in het water. Elk huis is zijn eigen eilandje op palen, met een wc-hokje er los achter. Veel huizen zijn van staal/golfplaat, een aantal is van rieten matten. Als mensen even naar de buren willen pakken ze een bootje. Er drijven ‘tuintjes’ met tomatenplanten en taro. Twee meisjes in een bootje varen er langs om onkruid te wieden. Een vrouw zit op de trap bij de voordeur de afwas te doen. Het volleybalnet boven het water roept vraagtekens op, zouden ze watervolley spelen? Of komen alle spelers met de boot? Helaas, onze taal staat het stellen van de vraag niet toe. Terwijl we heerlijk rustig varen knalt er muziek over het dorp. Iemand heeft zijn muziek zó hard staan dat niemand anders een radio aan hoeft. We dobberen terug naar het pad. Vanmiddag houden we het bij uitzicht op Lake Inle, vanaf de rand van het zwembad.

Inle

Natuurlijk ga je ook varen als je bij Inle Lake bent. Dat doen we dus vandaag. We vertrekken vanaf de steiger bij het hotel met een lange slanke boot. Vanaf de steiger gezien lijkt er geen verbinding met het meer, maar het is een veld met waterhyacynth waar de boot gemakkelijk doorheen glijdt. Eenmaal op open water gaat de motor open, wat een herrie. De motor spuit een mooie halve boog wit water. Dat lijkt een kenmerk van bootjes met toeristen want we zien er meer met zo’n boog achter zich over het meer varen. Het meer is ondiep, dat zien we aan de plantengroei, maar ook aan de traditionele bootjes. Deze hebben bijna geen diepgang en worden met een punter voortbewogen. Dit levert de plaatjes waar Inle zo beroemd mee geworden is, de punterstok wordt onder de oksel gestoken en dan met het been voortbewogen. Het klinkt misschien onlogisch, maar het is een handige manier om je handen vrij te hebben als je wil vissen. 

We maken een rondtour over het meer langs de aanliggende dorpen. De associatie met Giethoorn komt bij ons op, met al die punterbootjes en de gammele houten bruggetjes over het water. Of is het toch wat meer Venetië, zo uitgestrekt en met al die huizen op palen? Het maakt niet uit, het is erg mooi. En net als Venetië, of Giethoorn, hebben ze hier ook lokale ambachten. Het is een soort routine: We leggen aan, het blijkt een werkplaats, we krijgen uitleg en een demonstratie, er is een showroom met prijzen in dollars, we bedanken en varen weer verder. Zo zien we zilver smeden, papier maken, zijde weven, en sigaren rollen. De goudsmid hebben we overgeslagen. Het meest bijzondere is het lotus weven. Van de vezels uit de stengel van de lotus worden draden gedraaid. In de natte tijd, als het water hoog staat en de bladeren lange stengels hebben kan een vrouw tot 50 meter draad maken, in de droge tijd tien. Het doet een beetje denken aan de draden die we thuis van de bleekselderij trekken. Als de draden zijn gesponnen, wordt er geweven en tenslotte ligt er een sjaaltje van 90 U$ in de showroom. 

Natuurlijk stoppen we ook bij een klooster. Lonely Planet besteedt in haar omschrijving meer woorden aan de katten die er door hoepels zouden springen dan aan de houten boeddhabeelden. De katten slapen vandaag, maar de boeddha’s zijn mooi. Het zijn grote houten beelden, met goud versierd, sommige met een troon, een beetje stoffig en verweerd en bij allemaal een bosje bloemen. We varen verder, langs drijvende tomatenplanten, keurig opgebonden in lange rijen, door de waterhyacynth, langs affiches van Myanmar bier en we belanden bij Phaung Daw Oo pagoda, de plek waar iedereen uitkomt.Het is grappig te zien hoe iedereen op zijn eigen manier zo’n boottochtje maakt. Westerlingen zitten met twee of drie achter elkaar in een bootje, blakerend in de zon. Een bootje vol met sjaals en paraplu’s is een bootje vol Aziatische toeristen. Een boot vol rose geklede nonnen passeert te snel om er foto’s van te kunnen maken. En de mensen uit de bergen in de buurt passen met veel in een boot en zien er in hun lokale klederdracht fantastisch uit. Het meest intrigerend vandaag waren de Karenvrouwen bij een van de workshops. De Karen zijn, na de Birmezen en Shan, de derde grootste bevolkingsgroep. Ze zijn vooral bekend om een kleine groep, de Padaung, die wij plat de langneks noemen. Een paar vrouwen van deze stam zitten hier. Ze weven, en laten zich bekijken. Het voelt ongemakkelijk, ik wil ze aangapen om te zien hoe het zit, hoe ze echt zo’n lange nek hebben. Tegelijkertijd geneer ik me, ik hou er niet van mensen te bekijken of het aapjes zijn. Een Fransman uit een Club Med bootje lost het op zijn eigen manier op. Als een cliniclown gaat hij tussen twee vrouwen zitten en doet een flauw goochelkunstje met twee rode balletjes terwijl zijn vriend op zijn instructies een foto’s maakt. De vrouwen kijken alleen maar.

Markt

Het is rustig in Nyaung Shwe, zo aan het eind van de regentijd. Onze reisgids waarschuwt dat je in het hoogseizoen een hotel moet reserveren omdat er anders mogelijk geen plek is. Nu is dat niet voor te stellen. Als je om je heen kijkt zie je de eerste hoogbouw verschijnen. Helaas is bureaucratie nog niet zover dat er ook iets van welstand is, dus het zijn grote lelijke blokken die boven alles uit torenen.

Nyaung Shwe is een van de dorpen rond Inle Lake. Het bijzondere is dat de markt hier niet wekelijks is, maar met een regelmaat van vijf dagen circuleert tussen die dorpen rond het meer. Voor ons als westerling is dat even wennen. Het is dus niet vrijdag marktdag, maar iedereen moet even op de kalender kijken wanneer het waar markt is. Vandaag is het markt in Nyaung Shwe en natuurlijk gaan we er heen. Het eerste dat weer eens heel duidelijk wordt is dat we zo groot zijn, we steken met gemak een kop boven iedereen uit. Het is wat onhandig omdat de zeilen boven de kraampjes niet op ons berekend zijn, maar voordeel is wel dat je elkaar in het gekrioel niet kwijt raakt.

Natuurlijk is alles te koop op de markt. Het valt op dat er veel bloemen voor boeddha zijn te koop, vooral asters,. Kopers krijgen ze mee, gerold in een blad van de teakboom. Vlees en vis worden uitgestald op bananenbladeren, net als de groenten. Veel groenten komen ons bekend voor maar we zien ook van alles waar we geen idee bij hebben wat het is. Bladeren om te kauwen liggen in mooie stapeltjes gerangschikt. Een vrouw rookt een lokaal gemaakte sigaar. We kijken onze ogen uit. Ook naar de mensen en hun kleding. Zoveel soorten hoedjes en rokken, horend bij de klederdracht van een van de stammen. We drinken koffie aan de rand van de markt. Daar staan de fietstaxi’s, de brommers en de pickups klaar om iedereen met al zijn spullen weer naar huis te brengen.

Er hangt een bord langs de kant van de weg dat massages aanbiedt. Dat gaan we proberen. Wellicht is de lokale variant anders dan wat we al kennen. Als we aan komen lopen kunnen we meteen aanschuiven of beter gezegd: er bij gaan liggen. Er liggen al vier mensen die gemasseerd worden, daar worden we naast gelegd. Het is een familiebedrijf. De zes mensen die masseren zijn allemaal neven en nichten van elkaar. Het is duidelijk een ander soort massage dan we gewend zijn. Het begint met een soort van plukken aan je lijf en daarna begint het echte werk. De masseuse gaat op je benen staan, terwijl ze zich vast houdt aan het plafond. Het is een hilarisch gezicht, de vier mensen naast ons zijn blijkbaar tegelijk begonnen, dus hangen er ineens vier masseurs aan het plafond. Deze vorm van massage voelt wel lekker. Als de dame die me masseert haar voeten tegen mijn billen zet, vraag ik me of betekent full body massage hier dat mijn hele lijf gemasseerd wordt of meer dat zij haar hele lijf gebruikt voor de massage?

Poen

We waren gewaarschuwd dat geld ingewikkeld zou zijn in Myanmar en dat we genoeg reserves mee moesten nemen. We hebben zelfs eurobiljetten staan strijken omdat ze anders hier niet geaccepteerd zouden worden. Maar dan blijkt dat ook hier de ontwikkelingen snel gaan. Een paar jaar geleden was het allemaal inderdaad nog erg ingewikkeld, er waren zelfs geen officiële wisselkoersen. Nu heeft elke stad wel een paar geldautomaten. Dit maakt de kans aanzienlijk dat je ook werkelijk geld kunt pinnen, met wat zoeken is er altijd wel een die het doet. Oók met een INGpas. Dat de biljetten en de bedragen die je wilt pinnen niet helemaal met elkaar in overeenstemming zijn, laten we even buiten beschouwing. We pinden 300.000 kyat en kregen het in een grote stapel biljetten van 5.000. Voor we rijker lijken dan we zijn, de koers in het hotel is 1.400 kyat voor 1 U$.

Toch is het af en toe behoorlijk wat gedoe. Hotels stimuleren je om te boeken via booking.com. Als gast krijg je dan tot onze verbazing inderdaad een betere prijs dan aan de hotelbalie. Wij krijgen als Europeaan de prijs aangegeven in euro’s. Als je met een creditcard zou kunnen betalen, maakt dat niet uit. Maar dat kan dus niet. Het verzoek is om cash te betalen, in dollars of kyats. Dit geeft elke keer weer bij de hotelbalie een hoop gedoe over euro’s, dollars en kyats.

Natuurlijk moet ook hier BTW betaald worden. Daarvoor hebben ze een heel eenvoudig systeem van zegeltjes. De 5% BTW  wordt vermeld op de rekening, en voor dat bedrag worden een soort postzegeltjes op de rekening geplakt. Een rekening ziet er meteen uit als een ‘ouderwetse’ brief. Poen is natuurlijk ook wat mensen verdienen. Myanmar heeft een officieel minimumloon van een equivalent van 100 U$ per maand. Naar het schijnt wordt het volgend jaar verhoogd met 30 U$. Niet dat elke werkgever zich er aan houdt, maar iedereen weet wel dat dit de basis is. Een ervaren kok verdient rond de 300 U$, een Engelssprekende ambtenaar in Yangoon met computerkennis iets van 500 U$. Met dit soort bedragen is het niet verwonderlijk dat elk hotel veel personeel heeft. Iemand om de deur open te doen, drie man achter de balie, iemand om de hal te dweilen en iemand voor de bagage. Het liefst willen ze je letterlijk alles uit handen nemen. Een fiets met aangeklikte bagage past niet helemaal in die etiquette, zeker niet als de eigenaar het liefst alles zelf wil doen. 

Herfst

Een dagje in Nyaung Shwe, aan het Inle Lake. Het is een vlak gebied waar gemakkelijk gefietst kan worden. Ons hotel biedt fietsen te huur aan en heeft een kaartje met de lokale hoogtepunten. Op onze eigen fiets kijken we wat rond. Het eerste wat opvalt is een man die zijn bootje puntert, niet met zijn arm, maar met zijn been. De traditionele manier van punteren – en nee, we maken geen grappen over waterfietsen. Een stukje verderop zitten vrouwen de was te doen. Ook een mand grote lakens, welk hotel laat zijn was hier doen? En verbeeld ik het me, of zit die vrouw daar onze fietsbroeken te wassen?

Eerste stop van vandaag is Shwe Yan Pyay, een 19e eeuws houten klooster. Wat meteen opvalt bij aankomst zijn de grote ronde ramen. Binnen zit een grote gouden boeddha, met in de omgang erachter diverse andere boeddha’s. Het dak is van bladgoud met spiegeltjes, mooi oud geworden. Maar wat het meeste indruk maakt is de stupa ernaast. De overdekte gang hieromheen heeft vier rijen nissen boven elkaar met allemaal kleine boeddha’s, de meeste met een rode versiering. Overal een bordje bij met de naam van een sponsor. De verf van het plafond bladdert af, de met glas ingelegde figuren rond de boeddha’s zijn wat vervaagd, er loopt een scheve electriciteitsdraad, maar bij elkaar is het ongelooflijk mooi.

Hetzelfde rondje fietsen voert langs de RedMountain Vineyard. Wie had dat gedacht, in dit deel van de wereld. Natuurlijk gaan we daar lunchen. Vanaf het terras hebben we een geweldig uitzicht over het meer en de bergen. We zien het ook langzaam betrekken, het wordt fris en een flinke bui barst los. Het lijkt wel herfst. Tja, dan gaan we niet fietsen, dan doen we toch een wijnproeverij.

Track

Onze route tot nu toe gaat grotendeels over asfalt. Dus als we dan een keer de kans hebben voor een alternatief grijpen we die. In het gebied tussen Kalaw en Inle Lake liggen veel paden, hét gebied voor wandelaars. Maar ook voor fietsers volgens een mountainbikekantoortje in Kalaw. Wij zijn er eens gaan praten en kwamen tot de conclusie dat het leuk zou zijn een dagje over dirt roads te fietsen met een gids.

Bij vertrek worden we uitgezwaaid door wat Nederlanders. We hadden tijdens het ontbijt wat zitten praten en er kwamen inspirerende verhalen los over fietsen naar Petersburg en van Cairo naar Kaapstad. Wij houden het vandaag bij Inle Lake. We maken nog even een foto vóór vertrek, wat natuurlijk leidt tot de vraag of we er bij aankomst nog zo fris uit zullen zien. Onze gids heeft een mountainbike maar geen bagage. We zijn benieuwd hoe het zal gaan.

De zon schijnt, het is heerlijk fris en we nemen de afslag naar een smalle weg. Om ons heen glooien de heuvels, alles is groen, zo’n landbouwlappendeken, met af en toe een veldje geel raapzaad. We zijn hier in het gebied van de Shan, een van de 135 etnische groepen van Myanmar. De kleding is nét anders, en vooral de hoofdbedekking met kleurige wollen sjaals valt op.

We drinken thee bij eeen klooster. Het dorpje heeft 105 huizen staat op het bord aan de dorpsgrens. Het klooster is groot, zeker als je hoort dat er maar vijf monniken wonen. Mensen uit het dorp verzorgen de monniken.

Alleen in de drie maanden van de zomervakantie is het echt druk. Dan wonen alle jongetjes vanaf groep 3 in het klooster. Soms slapen er toeristen die een trail wandelen. Het is vooral een grote lege zaal, met 146 teakhouten palen, met aan twee kanten een boeddha.

Na het klooster wordt het pad onverhard. Het is stenig met aan de kant een makkelijker berijdbaar stukje. Het vereist wat manoeuvreren. We komen langs een stuk waar aan de weg gewerkt wordt. Hard werk, de vrouwen verdienen 3000 kyat per dag, zegt de gids. We gaan bergop, goed sturen tussen de stenen door, op tijd schakelen en tussendoor genieten van het uitzicht. Carry rijdt gemakkelijk voorop. Ik haal onze gids in, hij stapt af voor een stukje bergop. Dan zie ik Carry langs de kant van de weg staan praten met een mountainbiker. Het gevoel van de haas en de schildpad overvalt me, ik had de gids toch ingehaald? En inderdaad, dit is de begeleider van een andere groep. Zij fietsen in tegengestelde richting. Daar komt onze gids, hij heeft het moeilijk. Of beter gezegd hij zit totaal stuk. En eigenlijk blijft dat zo, ook als we het laatste stuk over vlak terrein fietsen. Onze conditie is blijkbaar beter dan gedacht.

Wandelen

Kalaw is een klein dorp met 10.000 inwoners. Het heeft een beetje de uitstraling van een wintersportdorp. In dit geval vooral gericht op wandelen in de omgeving. Het centrum zit vol kantoortjes waar je een- of meerdaagse tochten in de omgeving kunt regelen. Zeer geliefd is om in enkele dagen naar Inle Lake te lopen. Daar gaan wij morgen op de fiets heen, dus we hebben het wandelen beperkt tot een dag (en het is niet eens zondag). Prettige bijkomstigheid is dat we onze stevige schoenen niet voor niets hebben meegenomen. We moeten overigens wel een rugzakje lenen, want die hebben we niet bij ons.

Het is goed wandelweer, droog, niet te warm, beetje bewolkt. Voor foto’s helaas niet ideaal. Verdwalen schijnt zo makkelijk te zijn dat we gaan wandelen met een gids. Het is een aardige gast, met wie het makkelijk praten is. Hij wijst ons op allerlei planten: Gember, sinaasappels, thee, morning glory, boombast voor tijgerbalsem. Hij weet ook allerlei recepten. Van veel van de blaadjes die wie onderweg zien, tot pompoenbladeren aan toe, wordt met o.a. chilipepers en knoflook een curry gemaakt lijkt wel. Of anders een salade.

Het valt ons op dat we ook gemakkelijk over politiek kunnen spreken. Iets dat we tevoren niet verwacht hadden. De diverse gesprekken met de gids en met anderen onderweg maken duidelijk hoeveel draagvlak ‘the Lady’ Aung San Suu Kyi heeft en hoeveel begrip iedereen heeft voor haar moeilijke positie. Iemand analyseerde dat dit land in feite twee toppen heeft, de een van verandering en vernieuwing en de ander van het oude machtssysteem. Mensen zien de veranderingen en hopen dat de balans de goede kant uit slaat.

Happiness

Vandaag hebben we een stuk met de auto gedaan. De reden hiervan was heel praktisch, de route naar het volgende hotel was 95 kilometer, waarvan de laatste 25 met een stijging van ruim 1000 meter. Niet helemaal ons idee. We hebben een pickup geregeld, de fietsen in de laadbak vastgebonden en hebben ons laten vervoeren. Onderweg bleek dat we ook 30 km om moesten rijden omdat de weg was ondergelopen. Iets verderop was de weg tijdelijk afgesloten door een modderstroom. Zware machine groeven zich door de brij stenen en modder. Na een half uur konden we weer verder.

Kijkend naar de mensen hier vragen we ons af of ze gelukkig zijn. Dat stralen ze niet altijd uit in onze beleving. Misschien is het voor ons het taalprobleem, maar ook in de onderlinge omgang komt het op ons niet over dat ze zo blij zijn. We zoeken het op. Myanmar staat op de happiness index op plek 43, als een van de hoogste Aziatische landen. Het verbaast ons. We zoeken naar redenen, zou het zijn omdat het land recent meer openheid heeft, dat mensen blij worden van de kansen die ze zien, die ze eerder niet hadden?

Wat ons dagelijks geluk betreft, we hebben de fiets gemist vandaag. Dit traject was op de fiets heel heftig, te heftig, geweest, maar zo mooi groen. Wat fietsen zo mooi maakt is om in een simpel tempo een beetje deel uit te maken van het dagelijks leven. Ook op de fiets ben je een buitenstaander, maar je ziet, hoort en ruikt(!) hoe het toe gaat. Er zit niets tussen jou en de wereld om je heen. In de auto is dat anders, je blijft op afstand. Staan er koeien op de weg dan volstaat een keer toeteren. Aan het eind van de rit waren we moe, van alle gehobbel en gestuiter, maar hadden we niets gedaan. Op de fiets heb je het zelf gedaan, is er het voldane gevoel bij aankomst. Dan is het de reis waar het omgaat, niet alleen de aankomst.

Nu zijn we op hoogte in Kalaw, ruim 1350 meter. We proeven de frisse avondlucht, hebben zelfs een vestje aan, en we hoeven vannacht geen airco. Morgen gaan we wandelen, hier heet dat we een trekking gaan doen.