Zo op zondagmorgen is het rustig. We steken erg illegaal de grote weg over en fietsen het achterland in. We volgen een smalle weg door kleine dorpjes. Het is mooi vlak. Dat verklaart waarschijnlijk dat we meer mensen zien met een fiets. Het beeld van de huizen in de dorpen verandert. Er zijn veel meer houten huizen op palen, en ze zien er zeker niet stoffig of oud uit.
Misschien is het afgezaagd als we het weer hebben over rijst en groen, maar het is zó mooi. Deze uitgestrekte landschappen zijn amper te fotograferen – en zelfs als het lukt dan voel je nog niet hoe fijn het is er te fietsen omdat het door alle water wat minder stoffig en warm is. We trappen lekker door. Er wordt een optocht opgetuigd. Het lijkt een belangrijke te zijn, want nog kilometers verder zien we paarse vlaggetjes en strikken langs de weg.
De tempel die ons vanochtend het meest verrast, heeft vijf boeddha’s, in jadegroen, zilvergrijs en wit, geel en rood goud. Bij de ingang zit een oud dametje. Ze verleidt ons een muntje in een kastje met een boeddhabeeld te gooien. Als dank beginnen de lichtjes te knipperen en krijgen we een wijze les, in het Thai.
Het stukje niet te vermijden snelweg van vandaag heeft een pittige klim van 12%. Met bagage is dat geen feest. We kruipen omhoog. Dan is de warmte extra heftig. Maar de bonus bij de top maakt het de moeite waard, de eerste blik op de Mekongrivier.
We dalen. De bebouwing neemt toe en ook het aantal kraampjes en stalletjes langs de weg. Dan maken we een bocht en rijden we langs de Mekong. Zo’n naam, zo’n begrip en we fietsen er gewoon langs. Het volgende moment staat er een heerlijk kitcherig boogje. Het markeert de Gouden Driehoek. Het is het drielandenpunt tussen Myanmar, Laos en Thailand. Het is ook het gebied waar vroeger de opiumhandel zat. Noemde Kuifje dit gebied niet de Opium Driehoek?