21 februari Alapphuza – Kochi
Hoe groter het hotel, hoe strakker de regels. Voor het ontbijt is het helder, er wordt niets gegeten voor 8 uur. Dus de fietsen staan startklaar als we aan onze pap en idlis beginnen.

Dit is de regio van de kokos. We zien vezels liggen te drogen en op veel plaatsen worden matten geweven en geknoopt. In de berm wenst een order Poolse deurmatten ons goedemorgen.

Een Nederlandse fietser rijdt ons achterop. Hij hoort bij een groep die ook onderweg is naar Kochi. Hij fietst door naar zijn koffiestop terwijl wij op het gemak kijken bij een visverkoper.

Hier fietsen voelt ondertussend vanzelfsprekend, de schoolkinderen die lachen en zwaaien, de fietsers met hun handel achterop, het kleffe weer, de rode communistische vlaggen. En tegelijkertijd blijven we onze ogen uitkijken, er gebeurt zó veel om ons heen. En waar we ook komen, we trekken de aandacht. Op een plezierige manier. Zelfs in onze fietskleren. Mensen zijn nieuwsgierig en gastvrij. Er is altijd tijd voor een praatje of een foto.

We horen de muziek van een tempel, we zien de vlaggen. We stoppen om te gaan kijken. Het eerste deel van een festival is in volle gang. Er staat een groep muzikanten en er lopen twee olifanten in vol ornaat. Een groepje dames ziet het allemaal aan.

We stoppen om even wat te eten. De eigenaar vraagt waar we vandaan komen. Hijzelf komt uit Calcutta. Dat moeten we even opzoeken. Het ligt 2300 kilometer verderop. Het geeft weer aan hoe groot India is en hoe klein het stuk waar we fietsen. We bestellen zonder nadenken een milkshake. Van de GGD mag het vast niet, maar voor ons geen Delhi belly.

Als we Chinese visnetten zien beginnen we Kochi echt te naderen. We rijden langs een van de kanalen de stad binnen. We herkennen de straat. Dan zijn we na zo’n 1000 intensieve kilometers terug bij het hotel waar we gestart zijn. Wat gaaf weer om dit samen te doen!
