Vliegtuig

Daar gaan de fietsen, op weg naar het vliegtuig, en wij ook. Na 1800 kilometer zijn we op weg naar huis, van het Canal Grande naar het Almeloos Kanaal. Nog steeds met een kop vol verwondering, wat maakt dit fietsen zo fijn?

Eigenlijk kunnen we dat nog steeds niet benoemen. Het is iets met het tempo, zo snel gaat het allemaal niet, je voelt de langzame veranderingen in het landschap. Het zelf doen is fijn, het op eigen kracht de afstand overbruggen. Mensen ontmoeten. En het tentje mee is lekker, ’s ochtends alles weer in een vloeiend ritme oppakken en verder gaan. Natuurlijk is het ook de kick, we kunnen dit écht, we fietsen naar Venetië. En het samen delen is mooi, we genieten hier allebei van. Plus natuurlijk mijn uitzicht, dat blijft een pluspunt. Ondertussen snerpt onderweg in het vliegtuig achter ons onophoudelijk een vierjarige die bijna wint met kaarten. Wij hebben het over wat van die vakantiedingetjes die nog even in het blog ‘moeten’:

    Ons duizend-dingen-doekje waarmee we, ook zonder tussentijds wassen, duizend dingen doen. Andere fietsers gebruiken hier ook overtollige kledingstukken voor, want wees nou eerlijk met al die fietsbroeken heb je aan twee onderbroeken echt wel genoeg.
    Een ober die maar één manier weet om Truthahn uit te leggen in een soort van vogeltjesdans rond de tafel.
    Het onbetwist aandrijvend geluid van een groot glas alcoholfreies Weissen.
    Onze Duopenotti-benen met een strakke scheiding tussen bruin en wit.
    Het genot van een electrische tandenborstel, zelfs als je die mee de Alpen over moet fietsen.
    En al die andere genoeglijkheden die onze vakantie maakten tot deze fantastische fietsreis naar Venetië!

    En nu maar hopen dat onze fietsen de vliegreis goed doorstaan…

Drukte

Met de bus gaan we naar Venetië, de fiets blijft in de opslag van het hotel staan. Uit het raam zien we waar we gisteren over de vangrail geklommen zijn. Ook nu hebben we gemist waar het fietspad vandaan komt. En eerlijk gezegd, zo vanuit de bus is het moeilijk voor te stellen dat het gisteren zo vanzelfsprekend was om hier te fietsen. In de stad nemen we de vaporetto, lijn 2 over het Canal Grande, dwars door de stad. Het is mooi, de kleuren, het water, de huizen, het verval. We stappen uit bij de San Marco. We zijn niet de enigen. De rij om de basiliek in te komen schatten we op tenminste 150 meter. We bedenken dat we hier al eens eerder zijn binnen geweest en beperken ons tot genieten van de buitenkant én van de mensen op het plein. Er loopt een Nederlandse puber met een gezicht op onweer. Zijn vader loopt te mopperen dat hij blij moet kijken en zet hem op de foto. Ik bied aan een foto van hen samen te maken. Pa trekt hetzelfde gezicht als zijn zoon en weet niet hoe snel hij weg moet lopen. Speciaal op aanbeveling van een van onze lezers zoeken we aan het plein het strijkje op bij Florian. We slenteren wat door de stad. Voor koffie strijken we neer bij Al Pesador, een rustig terras in de schaduw, vlakbij de Rialtobrug. Ooit hebben we hier zó lekker gegeten dat we het herkennen, nu houden we het bij koffie.

We ontvluchten warmte en drukte in het Punta della Dogona. Het is zo’n mooi gebouw, op het puntje van het Canal Grande. De tentoonstelling is verrassend.

De lunch voldoet aan alles wat je van Venetië verwacht. Het is een fantastische locatie, met mooi uitzicht en waanzinnige prijzen. Carry wil een Riesling bestellen, maar de 18 euro is de prijs per glas, niet per fles.

We wandelen op ons gemak dwars door de stad terug naar de bushalte. Als we nog even ergens gaan zitten zien we uit en ooghoek twee fietsers langs lopen. Tot onze verbazing zijn het onze Duitse buren van de camping aan de Kalterer See.

Zo’n dagje Venetië was wel even omschakelen na vier weken fietsen. De gewone wereld komt er weer aan. Morgen vliegen we naar huis.

Venezia

We pakken voor de laatste keer de tent in, vandaag gaan we naar Venetië. Carry heeft een route uitgezet en we zien hoe ver we komen. We beginnen rustig langs het kanaal. Er staat een bordje ‘Venezia 15’. We volgen fietspaden, een grotere weg, een stukje dwars door de stad, weer wat fietspad, een winkelcentrum. Carry fietst voorop en ik peddel er achteraan. Ineens zitten we op een vierbaansweg, met aan de andere kant van de vangrail het fietspad. Geen idee hoe we dat klaar gespeeld hebben. Er is maar één oplossing, stoppen en de fiets over de vangrail tillen. Boven de autoweg zien we al met grote letters ‘Welcome – Wilkommen- Bienvenue VENEZIA’, en meteen na de bocht rijden we op de dam, recht op de stad af. Wat een fantastisch gevoel om hier te fietsen!

De vraag is natuurlijk wat we met de fiets in Venetië gaan doen. Van alle steden in Europa waar we naar toe kunnen fietsen hebben we net die ene uitgezocht waar je echt niet kan fietsen -en waar het zelfs officieel verboden is.

We hebben dus een aangepast plan, want we kunnen de fiets nog niet helemaal loslaten. We pakken eerst de ferry naar het Lido. Een mooi stukje varen, met een fantastisch uitzicht op het Canal Grande en op het San Marcoplein. Zo vanuit de verte zien we een deinende massa mensen, oeff, wat een drukte.

Bij het Lido stappen we over op een vaporetto naar Punta Sabbioni. Daar gaan we gewoon weer fietsen. Het fietspad is gaaf en loopt langs het water. Het ruikt hier heerlijk naar pijnbomen en zee. Als Carry een vijgeboom ziet, hebben we zelfs verse vijgen.

We ontdekken een hele wereld achter Venetië. Jesolo blijkt een langgerekte badplaats aan de Adriatische Zee te zijn, een soort van Torremolinos. Kilometers lang fietsen we langs hotels en souvenirwinkels. Heel Italië gaat hier op vakantie.

Het volgende stuk fietsen we door een natuurgebied op de grens van rivier en zee. Het is alleen jammer dat we het begin van het fietspad gemist hebben. Prompt zitten we een paar kilometer op een 90-kilometerweg. Dat maakt ontspannen genieten van het uitzicht moeilijk, maar het schiet wel lekker op. Als we van deze weg af gaan is alles meteen weer onverhard en idyllisch groen.

Dan zien we het vliegveld dichterbij komen. Dit zijn de laatste fietskilometers. De weemoed slaat toe. Hoe lang een maand ook is, het fietsen is nu echt afgelopen. Morgen draaien we niet langer om de stad heen, morgen gaan we Venetië in!

Bijna

Vandaag is het de laatste fietsdag uit het boekje. Én is het Maria Hemelvaart, dat betekent dat bijna alles dicht is. Behalve de kerken, die zijn in vol bedrijf. Als we even in een kerk willen kijken staan we prompt in een mis.

De route vandaag gaat niet over een echte fietsroute, maar langs kleine binnenwegen. Het grappige hiervan is dat steeds wel de afstand tot het volgende dorp wordt aangegeven maar dat Venetië niet op de borden staat. Hoe het op dit soort wegen zit met de fietspaden is een soort van bingo, soms win je, meestal niet. Ofwel in veel gevallen is op de weg veel fijner fietsen dan het fietspad. Soms is dat omdat het fietspad vol hobbels zit of hartstikke smal is. Vaak ook omdat het leven van de fietser extra beschermd moet worden, met hekjes, bordjes, drempels en andere waarschuwingen, liefst midden op de weg, die ervoor zorgen dat je steeds weer op de rem moet. Daar hebben we niet echt het geduld voor.

Ook een route die niet zo spannend is kan ineens verrassen. We rijden door Citadella. Voor ons klinkt die naam als kasteel maar het blijkt de naam van een stadje te zijn, een stadje waarvan de 12 meter hoge stadsmuur nog helemaal compleet is. Daar fiets je niet langs, daar fiets je naar binnen en rij je even een rondje. De tweede verrassing is een gave serie beelden van ene Rabarama verspreid in de stad.

De laatste camping van deze vakantie is een camping zoals een camping moet zijn. Zo’n camping waar je langer willen blijven als je er de tijd voor had. Het is er heerlijk rustig, een boerencamping met mooi groen gras en een klein zwembad. En hij ligt op een steenworp afstand van Venetië, het doel van onze fietsroute. De route uit het boekje loopt niet helemaal naar Venetië, maar stopt hier. De uitleg is dat het laatste stuk niet interessant zou zijn om te fietsen en dat je makkelijk een bus kunt pakken. Misschien klopt dat als je naar Rome gaat, maar wij zijn het er niet mee eens. Wij gaan naar Venetië. Morgen gaan we zien hoe Venetië bevalt op de fiets.

Brenta

Vandaag fietsen we langs de Brenta. Wat ons betreft was Brinta ook een goede naam geweest. Want een fietspad als dit, daar lusten wij wel pap van. Het draait en kronkelt en rijdt heerlijk, met vals plat naar beneden. Het is weelderig groen, alles bloeit. Het barst van de balsemienen, we ruiken ze als we langs fietsen. Ook staat het vol boterbloemen, cichorei, guldenroede. Hier zien we ook weer maïs, dik en groen, geen last gehad van droogte. En de bergen zijn weer echt aanwezig. We beginnen in de ochtend als de Brenta nog een smal stroompje is en we zien hem in de loop van de dag steeds groter worden.

Voor onze koffie maken we een kleine bocht van het pad af. Het dorpje is klassiek wat je verwacht van Italië, een kerk in het midden en een rijtje gekleurde huizen eromheen. In de kroeg zitten twee oudere mannen al aan de witte wijn. Dat belooft wat, want de kroeg is open van 8 uur in de ochtend tot 2 uur ’s nachts. De koffie is heerlijk, en ook dat past bij Italië.

Het blijft mooi fietsen. Het dal wordt steeds smaller. De bergen komen steeds dichterbij elkaar. Op sommige stukken fietsen we onder netten die ons beschermen tegen vallende stenen.

Een ander traject is afgesloten, er is een aardverschuiving geweest. De omleiding voert ons omhoog, ook weer door zo’n dorp waarvan je je afvraagt of het nog in hetzelfde Europa als het onze ligt. Kleine oude huizen, de blinden dicht, maar wel met een verveloze charme en natuurlijk een blinkende auto voor de deur.

Het middagdutje na de lunch schiet erbij in. Achter ons is de lucht zo dreigend dat we besluiten door te fietsen. Het dal lijkt zich te sluiten, maar naast de Brenta fietsen we er door een kloof uit. Daar is het landschap ineens licht, daar ligt de Povlakte. Hier horen we ineens cicades en zien we de eerste olijfbomen. We buigen af, nog net langs de voet van de Alpen, op weg naar de voorlaatste camping.

Trento

Vanaf de Kalterer See volgen we opnieuw de Etsch. We zijn niet de enigen. Zo in het weekend zwermen ook de Italianen uit over de fietspaden. Het is duidelijk dat wielrennen een serieuse zaak is. Iedereen zit picobello op de fiets, òf volledig in de kleuren van een team tot de sokken aan toe òf in zwart en wit volgens de laatste mode van Castelli. Langzaamaan verlaten we Zuid Tirol en nu heet de rivier in het Italiaans Ádige. De rivier is recht, het fietspad ook. We dalen langzaamaan. De bergen worden wat ronder, wat lager en het dal wordt breder. Er staan nog appels maar de bebouwing neemt toe. We fietsen soepel door, maar het voelt alsof we zo de vakantie uit fietsen.

Maar dan komt Trento. De eerste echt Italiaanse stad. We nemen de afslag het centrum in en rijden recht op de Duomo af. Wat een feest, zo mooi. Ook de Piazza Duomo ernaast is fantastisch, omringd door huizen die nog deels met fresco’s beschilderd zijn en met in het midden de Neptunusfontein. Hier wil mijn fiets wel even staan.

In Trento buigt onze route af van de route naar Rome. We beginnen prompt met een fikse klim, 14%. De 6 kilometer erna blijft de route heftig, met percentages tussen 6 en 14%. Het is warm vanmiddag en de meningen zijn verdeeld of deze klim nu wel of niet heftiger is dan de hellingen die we in de Alpen gehad hebben.

Het laatste stuk fietsen we langs het Lago di Caldenazzo. Het is zondagmiddagdruk op alle strandjes en op het riante fietspad. Het is duidelijk hoogseizoen. Een van de vele campings aan het meer heeft nog een camperplek voor ons, groot en ruim tussen alle caravans en campers. We leren weer iets nieuws over kamperen in Italië, je neemt altijd je ochtendjas mee en die kun je op elk willekeurig moment van de dag aan.

Appels

Ons verblijf bij de druiven werd vanochtend wreed verstoord door een mannetje met een trekker en een sproeier die de druiven ‘vitaminen en nog iets’ kwam geven. Verjaagd uit het paradijs fietsen we via Merano naar Lana, de appelhoofdstad van Europa. 1% van alle Europese appels wordt geplukt in deze gemeente. Dachten we gisteren dat we veel appels gezien hadden, vandaag zijn het er nog veel meer. Kilometerslang fietsen we door appelboomgaarden. De bomen hangen vol met appels in alle variaties groen en rood. Ze worden nog flink besproeid, en wij dus ook. Gelukkig niet met vitaminen, maar met gewoon water.

We zijn de Etsch uit het oog verloren en fietsen omhoog langs de rand van het dal, overal zijn appelbomen zo ver we kunnen kijken. We volgen het tracé van een oude spoorlijn door het groen, en zelfs de spoortunnels zijn aangepast voor fietsers.

Wat hoger op de hellingen zijn het vooral druiven die verbouwd worden. Het volgende dal dat we inrijden staat ineens vol met druiven. We fietsen met recht op de Südtiroler Weinstrasse.

We kamperen aan de Kalterer See. Ooit ben ik aan dit meer met mijn ouders op vakantie geweest. Niet op de camping, maar in een hotel in de buurt. Het meer ziet eruit als in mijn herinnering. Wij staan op zo’n echte Italiaanse camping. Hier staan de campers en caravans keurig op een rijtje met precies plaats voor een eettafeltje ertussen. Wij staan aan de rand, op het trekkersveldje. Ook daar wordt de ruimte beperkter naarmate de avond vordert en er steeds meer mensen komen. Naast ons stonden onze Duitse buren van de camping van vannacht, inmiddels wordt er een tentje tussen geprutst. Gelukkig hebben we een waslijntje hangen aan de andere kant.

Etsch

Gisterenochtend hebben we afscheid genomen van onze Friese medefietsers, zij fietsten al door, wij bleven nog een dagje.

Vanochtend vertrokken wij ook. Iets later dan gedacht, maar toen konden we wel droog inpakken (en had Carry ook zijn leesbril gered uit de al ingepakte tent). De tocht van vandaag voert langs de Etsch, en voor de eerste keer deze vakantie volgen we een rivier stroomafwaarts. Het fietst erg soepel, niet alleen omdat we dalen, ook de waanzinnige kwaliteit van het fietspad, breed, mooi asfalt en heerlijk door het bos. De afslag naar de Stelvio, 42 bochten naar boven, slaan we over, we nemen de afslag richting Stelvio park. Deze streek is volledig tweetalig en misschien zouden we toch de Duitse naam van de Stelvio moeten gebruiken, Stilfserjoch klinkt zoveel mooier. Overigens graven ze de berg ondertussen langzaam af, want hier komt ook mooi wit marmer vandaan.

Langzaam fietsen we ook de streek van de appelteelt in. De Betuwe is er niets bij. We zien appelbomen zo ver het oog reikt. Uitleg op een bordje vertelt nog eens van Eva, de appel en het paradijs. Om in die sfeer te blijven, wordt het daarna kermis in de hel, de zon breekt door, maar met een regenbui.

Kerkbezoek maakt een einde aan deze kermis. Het St. Prokuluskirchlein, een 7e eeuws kerkje met 8e eeuwse fresco’s, wat een schoonheid.

We blijven de Etsch volgen. Het fietspad is mooi, maar ook de voorzieningen er omheen zijn verbazingwekkend goed. Regelmatig zijn er Rahdtreffen, bikehotels en fietsenmakers. Plus natuurlijk een overzicht van de route, dat ziet er goed uit voor ons.

Als Zuideuropees land doet ook Italië aan siesta’s. Ofwel de camping waar we aankomen is dicht tot 3 uur. We besluiten te wachten. Of toch maar niet? Net als we willen vertrekken, komt een dame aantrippelen. Met helblond haar en feloranje lippenstift is ze in vol ornaat voor een middag op kantoor. Ze gaat naar binnen en doet de deur achter zich dicht. Het duurt 10 minuten tot ze haar computer heeft opgestart en het drie uur is. Dan gaat de deur open. Er vormt zich een rijtje van drie. De slagboom gaat open, er rijdt een blauw busje door. De dame ontploft in een combinatie van Italiaans temperament, Duitse regeldwang en pure stress ‘Van wie is dat busje? Je mag niet zonder toestemming het terrein op. Je moet terug. Wachten op toestemming’. Het meisje achter me sputtert dat de baas dit zo uitgelegd had, maar nee, het busje moet terug. Net als ik me afvraag of we wel in dit kamp willen blijven ben ik aan de beurt. Voor trekkers is er eigenlijk geen plaats, wordt me gezegd, maar aan de rand van de camping is wel een klein hoekje waar we mogen staan. Het wordt precies aangeduid, naast het trapje en niet anders. Hiervoor geldt ook een aangepast tarief, dat kan alleen cash betaald worden. Het blijkt een plek met een paradijslijk uitzicht!

Hoogtepunt

De camping ligt nog in de schaduw van de bergen als we wakker worden. Het is koud op 1000 meter hoogte. Carry vindt zelfs zijn lange broek. Ik merk dat ik een beetje gespannen ben, vandaag gaan we het hoogste punt over. Met de wind tegen gaan we al na een paar kilometer het land uit. Een paar halfopen tunnels later passeren we de Zwitserse douane. Het is een formaliteit, meteen erna nemen we de afslag en rijden we Oostenrijk weer in. Hier begint de klim van vandaag, nu gaan we echt de Alpen over, haarspelbochten naar boven. In de eerste bocht een bordje, 10. Dat is duidelijk, nog negen te gaan. Het is een kwestie van doorbijten en aftellen. En natuurlijk af en toe om je heen kijken.

Het is rustig op de weg. Alleen een paar mountainbikers halen ons in, ze maken een opmerking over de hoeveelheid bagage. We vorderen gestaag. Daar is de bocht met de 1 en meteen een restaurant. Helaas hebben ze Ruhetag. Ook zonder koffie is het fantastisch hier boven te zijn, op 1405 meter. Hier staat wel een bordje om dit punt te markeren.

Dit is nog niet de Reschenpas naar Italië. Daarvoor gaan we eerst omlaag naar Nauders en dan door een fantastisch dal gestaag weer omhoog.

We fietsen het laatste stukje tot de grens langs de autoweg. Daar zien we ook het bordje Reschenpas, als fietser moeten we nog nét wat hoger tot 1515 meter. En dan ligt daar de Reschensee, Italië. Het is ons gelukt, we zijn in Italië!

Het meer is turquoise. De verdronken toren van Graun ligt in de verte. En wat een fantastisch fietspad door het bos aan de rand van het meer, dat hadden we van Italië niet verwacht. Het is af en toe wat steil, maar zó mooi. In de verte zien we de sneeuwtoppen van het Ortlermassief.

Van hier gaat het naar beneden. We zoeven langs de Haidersee. Het is een gave route, vol kwetterende Italianen op mountainbikes. In Mals zijn we toevallig precies op tijd om de uitleg mee te pikken van de 9e eeuwse fresco’s van de San Benediktkirche. We laten onze fietsen voor de kerk staan. Ontroerend, zo’n klein oud kerkje met zulke mooie schilderingen (vietato fotografare). Als we buiten komen vinden we onze fietsen in Fries gezelschap. Samen fietsen we de laatste kilometers.

Inn

Het weer is omgeslagen. Gisteravond tijdens het eten trok het dicht, alsof er een gordijn over het dal ging. Met windvlagen die de parasollen omgooiden en het bestek van tafel bliezen. Ons gevoel van onbehagen werd versterkt door het luiden van de kerkklokken, buiten de gewone tijden om. De ober meldde dat dit pas de tweede keer in 30 jaar was. Maar uiteindelijk viel het allemaal hard mee, er vielen wat hagelstenen, op onze camping Eichenwald vielen vier kruiwagens vol eikels en dat was het. De sirenes voor de vrijwillige brandweer gaven sein veilig en iedereennkon rustig gaan slapen. Vanochtend betekent dit een extra hemdje aan en een bewolkte lucht.

De rivier van vandaag is de Inn. Carry omachrijft de kleur als chocolamelk grijs, we vragen ons af of het water gisteren ook zo grijs en onstuimig was. We kruisen de Inn, en we blijven haar kruisen. Op sommige delen is het dal breed, dan loopt ook de autoweg in het dal. Het blijft verbazen hoe veel geluid zo’n weg maakt en dat we dat met zijn allen tolereren. Op andere stukken is het dal smal met precies ruimte voor fietspad, trein en Inn. De trein gaat af en toe door een tunnel, wij mogen gelukkig buiten blijven.

Ergens in de buurt van Landeck komen we op de Via Claudia Augusta. Dit fietspad is gebaseerd op de oude Romeinse weg van de Donau naar Venetië. Met name in Oostenrijk wordt dit pad gepromoot en dat merken we. Het fietspad is goed, maar relatief druk, met veel mountainbikes met aandrijving.

Einddoel van vandaag is de camping in Ried. Al bij binnenkomst zien we een bekend tentje staan, onze Friese medefietsers hebben een rustdag hier. Maar de camping is vol wordt gezegd. Over 10 kilometer is een volgende camping, na even bellen horen we ook dat daar wel plaats is. De 10 kilometer blijken er 18 te zijn. Gelukkig fietsen we soepel vandaag en kunnen die er makkelijk bij.

Culinair hoogtepunt van vandaag zijn de Kaiserschmarrn, tip van een van onze lezers (en bedankt!). Het blijkt een typisch Oostenrijks nagerecht, dat het midden houdt tussen poffertjes, wentelteefjes en de eerste pannenkoek, opgediend met appelmoes. Gelukkig hebben we besloten één portie te delen.

En de grootste zorg van vandaag, we schieten flink op, zijn we niet veel te snel in Venetië?