Dozen

Het eindpunt van deze reis, Luang Prabang, staat op de lijst werelderfgoed van Unesco en ligt fantastisch in de oksel van Pak Khan en Mehkong. Toch is dat niet het eerste waar wij belangstelling voor hebben. Wij zijn vooral op zoek naar een fietsenhandel en dan met name één die ons fietsdozen kan leveren. Ons eerste uitstapje is dan ook naar de fietswinkel om de hoek. Met wat handen- en voetenwerk begrijpt hij ons wel, maar hij heeft geen dozen. De vraag is of we later meer kans hebben of dat de aanvoer van fietsen uit China stagneert vanwege het coronavirus. Een nachtje slapen geeft ons het stevige voornemen vóór alles de fietsen in een doos te stoppen. We fietsen een paar kilometer verderop naar een andere fietshandel. Hier zijn gelukkig wel fietsdozen beschikbaar. Weliswaar hebben ze geen Europese maat, maar het is een begin. We mogen ze gratis meenemen. We kopen nog een reparatiesetje van het Reumofands, met schrijffouten en laten de dozen per tuktuk bij het hotel bezorgen. Dan begint het echte knutselen om de dozen om de fietsen te krijgen. Twee uur later en twee rollen tape verder is het gelukt. Nu maar hopen dat de douane niet in de dozen wil kijken.

Al dit gefröbel betekent overigens niet dat we niets mee krijgen van Luang Prabang. Zo kun je hier fantastisch eten. Restaurants hebben op het menu vaak een kennismaking met de Laotiaanse keuken, ofwel een combinatie van veel kleine gerechtjes. Erg lekker. En er zijn veel restaurants hier, de meeste een beetje hip en echt op westerse toeristen gericht. Toch is het niet druk in de stad. Dat valt op en is niet onprettig. Een gesprek met de hoteleigenaar geeft een ander beeld. Het regent annuleringen vanwege het coronavirus. Normaal is de bezettingsgraad in maart 80 à 90%, nu amper de helft. Het ziet er niet naar uit dat het de komende maanden beter wordt.

Het is heerlijk weer. Een fikse onweersbui heeft de lucht letterlijk geklaard en het blauw schiet tevoorschijn. Voor deze tijd van het jaar schijnt dat niet ongebruikelijk te zijn. Het is fantastisch te zien hoeveel water er in korte tijd naar beneden komt. Twee buurjongetjes spelen luid joelend in hun blote kont in de regen.En dan zijn er de tempels, meer, mooier en ouder dan we tot nu toe in Laos gezien hebben. Ze hebben daken met verdiepingen en lange trappen met draken. Ze staan vol beelden en alles is versierd, tot het dak aan toe. Het goud glanst, het wit schittert en overal staan offerandes van bananenbladeren met oranje afrikaantjes en wierook. Luang Prabang is de zetel van het hoofd van het Laotiaans boeddhisme en is daarmee het Vaticaan van Laos. En overal wonen er monniken. Hun oranje wasjes steken af tegen de witte muren. Elke ochtend om half 6, net voor het krieken van de dag doen zij in lange rijen hun ronde voor aalmoezen. Het schijnt een mooi schouwspel te zijn. Misschien lukt het nog om voor vertrek te gaan kijken.

Grot

Als we tijdens het ontbijt naar buiten kijken, zien we dat de rivier een meter of wat lager staat dan gisteren. Het ziet ernaar uit dat vannacht de deuren van de dam gesloten waren. Als we onderweg zijn horen we flink geraas achter ons. Mooi verhaal natuurlijk, als we zeggen dat we hoorden dat de deuren open gingen en dat ze alleen tijdens kantoortijd open staan.

We fietsen een klein stukje om, om de Tam Ting te bezoeken. Dit zijn twee grotten op de plek waar de Ou in de Mekong stroomt, genoemd naar de duizenden boeddha’s die er staan. We parkeren de fiets, kopen een kaartje voor het fietsparkeren en een kaartje voor de boot. We wandelen langs een heleboel kraampjes. We steken over met de boot. We kopen een entreekaartje, huren een zaklamp, en stappen een heleboel treden omhoog. En hoe mooi ook, eigenlijk valt het toch wat tegen. Na een paar minuten zijn we wel uitgekeken. Ook de andere grot kan onze aandacht niet zo lang vasthouden.

Als we weer op de fiets stappen is het klef benauwd en warm. Zo klef hebben we het nog niet gehad. Gelukkig is de route vrij vlak en maken we ons eigen briesje. Het is niet ver meer naar Luang Prabang. We komen nog een mooi olifantenbordje tegen. Van olifanten hier worden we wat minder verdrietig dan eerder. Ze staan gewoon los zonder bakjes op hun rug.

Het laatste stukje trappen valt niet mee. Nu het zo benauwd is, is de kwaliteit van de lucht slecht. Onze longen worden er niet blij van. We constateren het. Pas later realiseren we ons dat dit niet normaal is. Wat opvalt nu we de stad naderen is het grote aantal bordjes land for sale, land for rent. Blijkbaar verwachten ze dat investeerders kansen zien. Er staan ook flink wat grote bedrijven, de meeste automerken zijn wel vertegenwoordigd. De bebouwing wordt dichter. We zien geen bordje met ‘welcome in Luang Prabang’ maar rijden gewoon over de houten fietsersbrug de stad in. We zijn er.

Dam

Het lijkt erop dat ook in Laos het advies van Studiosport gevolgd wordt: zondagavond eten met het bord op schoot. We zien op meerdere plekken tafels met eten buiten staan. Automobilisten en brommertjes stoppen, zoeken wat te eten uit en vertrekken weer met een bundel plastic zakjes. Wij eten liever in het restaurant en dat kan gelukkig ook. We kiezen uit de bakken langs de weg. Er staat een water cooler waar we zelf water uit kunnen pakken, met glaasjes er naast. Bier is niet voorhanden. Dat lossen we zelf op bij de Chinese buurtsuper.

Deze maandagochtend is het bewolkt en fris als we vertrekken. De lucht zit helemaal dicht. Het is van dat weer waarbij je in Nederland een regenjasje mee neemt. Hier denken we aan smog of aan bosbranden. Toch is het niet ons eigen zweet wat we voelen druppen maar kleine spatjes regen. Aan het wegdek te zien heeft het hier zo juist echt geregend. Het ruikt in elk geval heerlijk fris, nu het stof uit de lucht is. Ook komt er een zonnetje. Binnen de kortste keren stijgt de temperatuur tot tropische hoogte.

We fietsen weer langs de Ou. Eerder zagen we al een van de zeven dammen die hier door China worden gebouwd. Vandaag komen we langs een volgende. De effecten zijn meer dan tien kilometer tevoren al te zien. Hier zijn het nog bomen die half onder water staan. Verderop zijn het huizen. Het landschap aan de kant van de rivier is een complete kaalslag. Bij een dorp staat een bordje dat waarschuwt dat de huizen dicht bij de weg staan. We vragen ons af hoe mensen gecompenseerd zijn voor verdwenen huizen en verdwenen land. We zien nieuw gebouwde huizen. Er is amper begroeiing. De weg is nieuw aangelegd en breed. Vrachtwagens rijden hard. Dan ligt de weg op een dijk, die de oever beschermt tegen de nieuwe, hoge waterstanden. Verderop zien we de ondergelopen valleien van de zijrivieren. Als we bij de dam komen is deze groot en kolossaal en onverbiddelijk aanwezig in het landschap. Middenop staat met grote letters, ook voor ons leesbaar, Powerchina. Dat maakt nieuwsgierig wie de stroom gebruikt die hier gemaakt wordt (opgewekt is niet een woord dat hierbij past) en wie er aan verdient.

Deze laatste dag voor we aankomen in Luang Prabang hebben we onszelf een luxe hotel aan de rivier beloofd. Garmin wijst ons de weg. We slaan af in een klein dorpje en komen terecht op een zandweg. Deze volgen we tot een grote poort. Het ziet eruit als een hotel maar het is uitgestorven. Het water in het zwembad is troebel en de enige beweging komt van wat honden. Er komt een dame tevoorschijn die begint te bellen als ze ons ziet. Ze geeft geen uitleg. Carry vindt een koelkast met koude cola. We bedienen onszelf en wachten af. Na een kwartier of wat horen we een brommer. De man die aankomt spreekt Engels, wijst ons de kamer en regelt zelfs een lunch. Alleen het zwemmen schiet er bij in.

Zondagochtend

Het voordeel van een toeristische plek als Nong Khiaw is dat je er uitgebreid kan ontbijten. Zo starten we deze zondag buiten op een terrasje, met fruitsalade, stokbrood en müsli. We fietsen niet zo ver vandaag, dus tijd genoeg. Het is na negenen als we opstappen en gelijk uit moeten wijken voor een bruidegom.

Het eerste deel van vandaag is het uitkijken geblazen. Op delen van de weg ligt asfalt met van die dikke gravel, waar je zo lekker in kan slippen. Het is nog niet zo warm maar nu glinstert het al alsof het vloeibaar is en het stinkt naar teer. Eerst vragen we ons af wat de kwaliteit van het wegdek is. Maar natuurlijk, dan rijdt er asfaltmachine. Ook op zondag gaan de werkzaamheden gewoon door.

Vandaag hebben we één afslag, dus ook nu is de route niet moeilijk. En nog steeds is er genoeg om je ogen uit te kijken. Er wordt bamboe gedroogd, maar nu in mooi opgetaste bosjes. Een huis wordt gebouwd. Het is er druk. Tegen de gevel staat een soort brede ladder vol mensen om de emmers cement naar boven door te geven. Er wordt gewassen in een klein stroompje. Kinderen zwaaien en springen haast voor de fiets om ons een high five te geven. Voor een sanitaire stop weten we inmiddels dat de benzinepomp een goede plek is. We maken foto’s bij een rijstveld. Het is allemaal heel relaxt. We overnachten in Nam Thouan. Dit moet wel een echte stad zijn, niet alleen zijn er veel telefoonwinkels, er is een supermarkt met karretjes. Er is ook een gewone markt, en die vinden we veel interessanter.

Ou

Vandaag geven we het stuur uit handen. We gaan en stuk met de boot en dat betekent dat we ons moeten aanpassen aan de dienstregeling. Tenminste dat denken we. Er hangt een duidelijk briefje, tussen 9 uur en half 10 kaartjes, 10 uur weg. Nederlands als wij zijn, zijn we er op tijd. We krijgen ruim tijd om rond te kijken. Er komt een vrouw op de brommer aan, met een wasmand. Naast de boten doet ze haar wasje. Een oude vrouw vult haar gieter en loopt naar haar tuin. Lamgzaamaan komen er wat mannetjes die bij de boot lijken te horen. De fietsen worden opgeladen. Wat mensen stappen mensen. We wachten nog op twee toeristen die komen aanrennen. Zo tegen half 11 vertrekken we. Na een minuut of 10 draaien we om. Er zijn wat nagekomen passagiers.

Bij de eerste stroomversnelling is het druk in de rivier. Er staan allemaal mensen in het water. Met grote schalen staan ze het water te wassen in de hoop goud te vinden. We varen rustig verder. Het is een wat wankel bootje, als iemand gaat verzitten schommelen alle passagiers. Af en toe wordt even halt gehouden en gaat iemand van boord of komen er nieuwe passagiers bij. Het meisje dat aan boord komt met een zak vol cherrytomaatjes deelt gul uit. Oef, dat is een ander smaakje dan verwacht, zó zuur. Voorzichtig gooi ik de andere helft over boord.

Bij de volgende stroomversnelling is het raak. Hier is het water zo ondiep dat alle ballast over boord gaat, lees: de zes toeristen moeten lopen. Het is klauteren over de rotsen langs het water op schoenen die daarvoor niet geschikt zijn. Voordeel is wel dat dit gelegenheid biedt voor een sanitaire stop. En het landschap waar we doorheen varen is mooi en groen.

Bij een volgende stop moet alles van boord. We zien een kolossale stuwdam in aanbouw. Hier kan ons bootje niet langs. Even denken we dat we wel naar het volgende opstappunt fietsen, maar de Franse fietsers die op de boot staan te wachten raden het ons af. En terecht. We gaan in een open pickup over een dirt road die met recht dirty heet. Wat een stofbende! Echt oranjerood van het stof stappen we in de volgende boot.

Inmiddels is het landschap rond de Ou veranderd. De bergen zijn hoger en diep donkergroen begroeid, de rivier slingert er echt tussendoor. We voelen ons klein in ons bootje.

Nog één stop rest ons voor we eindelijk de benen weer mogen strekken. Hier staan ineens bungalowtjes aan de rivier en er liggen felgekleurde plastic kano’s. Muang Noi blijkt een pleisterplaats voor toeristen. Twee van onze medereizigers gaan van boord. Dan breekt de hel los. De stuurman heeft een briefje dat hij twee falangs tot het eindpunt moet brengen, nu zitten er nog vier aan boord. Hij wil niet verder varen tot beide anderen ook van boord gaan. Zij weigeren. Voor het gemak spreken zij alleen maar Frans en hij alleen Laotiaans. Het vereist bemiddeling van iemand van een ander bootje voor we verder varen. Inmiddels begint de zon te zakken en wordt het uitzicht alleen maar mooier.