We ontbijten op het marktpleintje aan de voet van de Pyreneeën. De bakker heeft een terrasje. Het lijkt of het hele dorp even langs komt, voor vers brood, een praatje of een kop koffie. De man naast ons installeert zich met een laptop en een stapel leeswerk. Wij verzamelen moed voor de komende kilometers. Want we gaan meteen omhoog vandaag. Deze pas is misschien niet zo heel hoog, maar we moeten er wel overheen. En zoveel hoogtemeters hebben we nog niet gehad deze vakantie.
De weg tot de grens is prima. De uitzichten zijn fantastisch. Dat neemt allemaal niet weg dat het me zwaar valt. Er is weinig schaduw, geen briesje en de zon brandt. Ik vervloek mezelf om elk nutteloos voorwerp dat ik heb meegenomen, en om elk overbodig kledingstuk. Ik ben blij als ik eindelijk boven ben. Hier zit Carry al te wachten.
De top ziet er niet uit als een grensovergang, niet eens als een echte top. De weg eindigt in een stoffige rotonde naast een monument voor een strijder uit de Spaanse burgeroorlog. We rusten wat uit op het trapje. Net als we een foto willen maken komen vanaf de Franse kant twee Nederlandse fietsers. We kletsen even, maken wederzijds een grensfoto en fietsen door.
De Franse kant begint met een stenig mountainbikepad vol plassen. Na een kilometer of wat gaat het over in een smalle weg. Alles wat we net geklommen hebben dalen we nu door een schaduwrijk bos. Er staan muurtjes langs de weg, en af en toe een huis. Waarom ziet dit er anders uit dan Spanje, waar zit het verschil? Het is meer dan alleen de Franse vlaggetjes op het dorpsplein. Het zijn de kleine verschillen in het onderhoud van de weg, de rijstijl van de auto’s en de bouwstijl. Langzaamaan wordt het gebied echt Frans. We fietsen door uitgestrekte velden druiven, met borden ici dégustation, die ons uitnodigen te komen proeven. We fietsen nog wat verder. We stoppen bij de laatste camping voor een nieuwe serie hellingen. Eindelijk kamperen we weer, op een Franse familiecamping met uitzicht op de Pyreneeën.