Na de zoveelste miezerbui hebben we gisteren onze toevlucht gezocht in een hotel. Daar zijn we extra blij om als we wakker worden en de regen met bakken uit de lucht valt. De hoteleigenaar grinnikt en noemt het Hollands weer. Hij vindt dat wij het zelf hebben meegebracht. Gelukkig trekt het open.
Ook vandaag zien we soja en veel zonnebloemen. Zijn ergens de afgelopen tijd alle Franse druiven vervangen door zonnebloemen of zitten we gewoon te laag voor druiven? Of klopt de theorie dat dit gebied te arm was voor druiven en zich vooral op voedselproductie moest richten? We hebben geen idee.
We passeren het dorp Montesquiou. De naam komt bekend voor. Was het een boek over een dorp in de Pyreneëen, of is het toch de associatie met de filosoof? Het dorp heet bezoekers welkom met een groot spandoek. We vinden een mooie plek, een stadspoort met doorkijk, maar er is geen mens te zien. En dus ook geen horeca. Onze volgende poging is een kasteelcamping met restaurant. We worden door wat kampeerders met applaus binnen gehaald, maar de keuken is op zaterdag dicht. Het wordt dus een picknick in de zon in een weiland.
We zijn toe aan aan rustdag. We hebben een camping gevonden in een dorp met een supermarkt en wat restaurants. Het dorp is leuk met platanen langs de straten en een paar brasseries. Maar de camping is gesloten. Internet meldt dat er 4 kilometer en 117 hoogtemeters verder een andere camping is met de blije naam Happy Coulson. We ploeteren erheen. We vinden het bordje camping, maar dat is alles. De overburen komen aanlopen. Ze helpen ons zoeken naar de eigenaar. Een wat wazig type is verbaasd dat we willen kamperen, maar als we verder niets nodig hebben kan het. Wij hebben onze noodvoorraad kant-en-klaar voer. En zo vinden we onszelf terug aan het eind van de wereld.