We ontbijten op ons gemak in de tuin van het hotel. Op de achtergrond swingt de gospel van een naburige kerk. We doen rustig aan, het is niet ver vandaag. We komen langs velden met koffie, bananen en mais in gemengde teelt. We kruisen nog een keer de Akagera.
We merken dat we Kigali naderen als de weg vierbaans wordt, inclusief vangrails en straatverlichting. We rijden een laatste 7 kilometer lange helling. Dit is ook het toekomstig tracé van het WK wielrennen in 2025. Hier zijn we niet de enige wielrenners. Een mountainbiker en een racefietser klampen aan als ik langs fiets. We rijden samen omhoog. Carry veronderstelt dat ik omhoog gebracht ben, maar als we gezamenlijk verder fietsen realiseert hij zich dat het andersom was.
We rijden nog een mooi stukje onverhard, stuiterend door een woonwijk. Nog even écht Afrika. Dan komen we op bekend terrein. We zijn terug bij het hotel waar we gestart zijn.
VAKANTIE IN CIJFERS
Afstand
859 km
Hoogtemeters
Garmin: 13.016 en Strava zelfs 14.091
Coronatests
13 negatief en 1 positief*
* dus Carry moet zijn verblijf, in quarantaine, prolongeren.
We beginnen meteen onverhard vandaag. In Nederland zou je dit off road noemen, maar hier is het een gewone weg. Het is weer een mooie route, tussen de bananen en de mais door. Hier komen niet veel mzungus. Een klein kindje loopt huilend naar zijn moeder, terwijl zijn broertjes klaar staan om met me mee te lopen. Als Carry even stil staat vraagt een voorbijganger verwonderd ‘why are you travelling here?’
Langs de weg staan bloeiende gele acacia’s. Voor de huizen ligt sorghum te drogen. Af en toe zien we een meisje op de fiets, dat hebben we nog niet eerder gezien. Een jongen met een groot pak gras op zijn fiets rijdt naast Carry. Hij vertelt dat hij zijn high school heeft afgemaakt en nu naar de universiteit wil. Het is zaterdag, alle kinderen zijn thuis. Ze zien ons, zelfs als wij hen niet zien. Ze joelen ‘good morning’ ongeacht het tijdstip van de dag. Ze vragen ‘’how are you’ en ’what is your name?’ En ze vragen om geld. En soms roept er een ‘I love you’!’ Als we stoppen staan ze van een afstandje een beetje argwanend te kijken. Carry maakt een foto van hen. We wenken ze om naar de foto te kijken. De hilariteit is groot, nu wil iedereen wel op de foto.
We kruisen de Akagera. Ineens kunnen we heel ver kijken. We zien vooral sorghum. Er loopt een smalle weg door de floodplains. Er loopt een rij vrouwen en kinderen met brandhout op het hoofd langs het pad.
Het laatste stuk naar Nyamata is de weg verhard. We beginnen met heel hard naar beneden fietsen, even lekker doorwaaien. Dan rijden we op het gemak door. Bij het begin van de stad slaan we af naar het Nyamata genocide memorial, een voormalige kerk waar in 1994 duizenden mensen vermoord zijn. Het loopt ons koud over de rug als we binnen staan tussen de banken met de kleding van de slachtoffers.
Akagerapark was mooi. We hebben in een soort van toeristenbubbel gezeten. Het hotel was top en we hebben beesten gekeken. Niet alleen de veel voorkomende, zoals zebra’s en bavianen, maar ook giraffes, olifanten, een neushoorn en zelfs een luipaard. Plus van alle soorten vogels, tot kraanvogels aan toe.
Ook de boom voor het hotel hangt vol met kwetterende geelzwarte wevervogeltjes en hun nestjes. Dat hoort bij deze soort. Het mannetje bouwt een nestje, vrouwtjes komen langs om het mooiste nest uit te zoeken. Als een nestje niet voldoet, wordt het uit de boom gegooid. Er liggen er altijd wel wat.
We hangen de fietsen aan de auto om te vertrekken. We hebben nog even overwogen om ons bij de grote weg te laten afzetten, en niet hetzelfde stuk terug te fietsen, maar we gaan gewoon lekker trappen. Bij de ingang van het park stappen we op. Het is bewolkt. De klim naar de grote weg is pittig, met uitschieters tot 12%. Boven stoppen we voor cola. Er hangen twee kleine kinderen tussen hun vaders benen naar ons te kijken. Een derde, op moeders arm, vindt ons ongelooflijk eng en kan haast niet naar ons kijken. We voelen ons een soort van Zwarte Piet.
Langs de grote weg zien we Sophia weer, de grote grijs zwarte palen van de snelheidscontrole. Als je harder rijdt dan de maximale 60 kilometer, krijg je prompt een bekeuring op je mobiel. Deze kan oplopen tot 100 dollar. We rijden vandaag tot Ngoma. Dit is een van de steden die sinds 2006 een nieuwe naam heeft. Toen was er een administratieve herindeling en zijn allerlei plaatsnamen gewijzigd. Hierbij speelde ook het genocideverleden en de associaties bij bepaalde plaatsnamen. Ons hotel is groot en nieuw, met veel personeel en een zwembad zonder water.
We rijden verder langs Lake Muhazi. De weg is redelijk vlak en onverhard. De zeldzame auto die passeert laat ons achter in een rode stofwolk. De riemen van onze fietsen piepen van het stof. We blijven ons verbazen over de grote hoeveelheid vogels die we zien. Het is mooi fietsen langs de bananenplantages en het water. Af en toe lopen er wat geiten over de weg.
De weg buigt om een zijarm van het meer. In het moerassige deel groeit papyrus, aan de randen zien we landbouw. Het ziet er precies uit zoals het ook bij bij tropische plantenteelt gepresenteerd werd. Op sommige stukken is de klei van de weg in diepe richels gedroogd en stuiteren we van links naar rechts.
We rijden door rijstvelden. Er wordt gedorst. Dat gaat simpelweg door de rijpe aren op een grote steen te slaan. Van hier af loopt de weg wat omhoog. De helling valt mee. De heuvels zijn hier weer echte heuvels en geen stiekeme bergen. We rijden door een dorpje. Het voelt als een ouderwetse westernfilm, waarin iedereen zwijgend kijkt naar de vreemdeling die het dorp binnen rijdt. Achter ons barst het gekwetter weer los. Het gebied wordt langzaamaan droger. We zien de eerste sorghum op de velden.
Hier is het moeilijk te onderscheiden waar een dorp begint en waar het ophoudt. Het is een lang lint van huizen langs de weg. We stoppen even om wat bananen te eten. We veroorzaken een complete oploop van schoolkinderen die zwijgend staan te kijken wat we aan het doen zijn. Als we opstappen voel ik een handje op mijn kuit, iemand wil even dat witte vel voelen.
Het is ontspannen fietsen. We lunchen in Gakenke. Het restaurantje is lokaal, zonder menukaart. We lossen het op door even mee te lopen naar de keuken. De kok, met echte witte muts, laat ons even in de pannen kijken. We wijzen wat aan. We krijgen veel meer, een bord met puré, frites, rijst, spinazie en bruine bonen. Plus een stukje stoofvlees. Het is verrassend lekker. En bijkomend voordeel, het is klaar, we hoeven er niet op te wachten.
Hier in Gakenke draaien we weer de grote weg op. We volgen nog steeds Lake Muhazi. Alleen is de weg hier met een lineaal getrokken en heeft daarom nog wat pittige klimmetjes.
We ontbijten in de zon. Op de achtergrond zien we nog een van de vulkanen. Vandaag rijden we naar beneden. We zitten nu nog op 2280 meter en zullen flink dalen. We hebben nog niet bedacht waarheen we gaan. De weg is goed en heerlijk rustig. Het daalt soepel. Deze weg gaat door naar Kigali. De route is zo mooi, we kunnen ons voorstellen dat we deze weer terugzien bij het WK wielrennen. We zoeven naar beneden. We hoeven niet te trappen, sturen is genoeg. Naast ons ligt een dal. De hellingen zijn intens groen, met terrassen en landbouw. We zien weer fietsers met melkbussen. Koeien zien we amper, blijkbaar staan de meeste bij het huis. Ook hier staan, net als in de rest van Rwanda, verwijzingen naar genocide memorials.
We dalen. De begroeiing verandert, we zien weer bananen, palmen. En steeds weer stoppen we om ons te vergapen aan het landschap.
Dan draaien we de grote weg af. Vanaf hier rijden we onverhard. De weg is rood en min of meer vlak. Naast ons liggen rietsuikervelden. Wat verder vult Lake Muhazi kilometerslang het dal. De weg is rustig. Het is lunchtijd. Kinderen in schooluniform lopen ons tegemoet. De heuvels zijn hier echt weer glooiende heuvels. We praten met een Belgische fietser, die op weg is van Kenya naar Zuid Afrika. Dan vinden we een hotel. Het is een mooie plek aan de rivier, hier blijven we.
Het boekje noemt de rit van vandaag de koninginnerit. We herkennen het jargon, dit is de langste, zwaarste rit. Zo ziet het er ook uit: 98 kilometer, meer dan 2000 hoogtemeters en grotendeels onverhard. Wij kiezen voor een koninklijke oplossing, we hebben een volgauto. Het idee is dat we in kunnen stappen als we er genoeg van hebben.
Het eerste deel van het traject is een rustige verharde weg. De stad uit is het druk met kerkgangers, allemaal piekfijn en brandschoon gekleed, een bijbel onder de arm. Carry rijdt een stukje voor me. Een fietstaxi haalt me in, hij moedigt me aan en wenkt dat ik hem moet volgen. Hij zal het gat met Carry wel even dicht rijden. Tegelijkertijd schreeuwt hij commentaar naar alle bekenden die hij tegenkomt. Onderwijl is Carry een sprintje aangegaan met een andere fietstaxi. Hij wint, maar op deze hoogte zit hij flink te hijgen.
De vulkanen zijn mooi, ze liggen met hun top in de wolken. Er loopt een harde grens tussen het bos en het lager gelegen landbouwgebied. We stoppen nog even voor cola, dan draaien we het onverharde pad op. Dit geeft meteen een ander tempo. Het fietsen is heet. De dorpjes zijn afgelegen. En na de volgende bocht hebben we ineens fantastisch uitzicht op een meer. De lucht is helder, op de achtergrond zien we een vulkaan, het is zó mooi.
Ondertussen ontvangen we berichten van onze chauffeur. Hij blijkt geen idee te hebben waar we zitten. We delen onze locatie, maar dat helpt niet. Hij belt en vraagt me mijn telefoon aan een passant te geven. De dame die ik mijn telefoon in de hand druk kijkt wat verwilderd, maar begint dan een gesprek in het Kinyarwanda. We vertrouwen erop dat dit goed gaat en rijden door. Ik stuur een foto van wat ik denk dat een plaatsnaambordje is. Hij zegt er binnen 30 minuten te zijn. We trappen op het gemak door. Anderhalf uur later, net voor een stevige helling, rijdt hij ons achterop. We laden de fietsen in en vertrekken. Vlak voor Gicumbi passeren we Steven en Lynn. Zij hebben het hele stuk gefietst, wat een helden!
We logeren in een ecolodge. Deze doet zijn naam eer aan, met een compastplee en een infiltratiedouche zonder afvoer. We ontbijten met müsli, een mooie portie voor de gemiddelde vakantieganger. Voor ons als fietsers is het niet meer als een bodem. We praten nog even met de Amerikaanse familie, zij gaan de Congo Nile trail wandelen met hun twee kinderen van 10 en 13. Ons hotel ligt net buiten Gisenyi. Als we langs het meer naar de stad fietsen lopen er al vrouwen met schalen fruit op het hoofd naar de markt. We komen langs een rijtje bars, mooi gelegen aan het meer, en herkenbaar aan de grote Heinekenreclames. In de verte zien we Goma, Congo, liggen. Een stad die we kennen uit het nieuws, slechts door een grenslijntje van ons gescheiden.
Vandaag fietsen we één helling, in totaal rijden we 35 kilometer tot de top. Vooral het eerste stuk is steil, met hellingen tot 14%. Hier bij de stad is het druk met fietstaxi’s. Als altijd vinden ze het leuk ons in te halen. De man met ‘no stress’ geschilderd achterop de bagagedrager rijdt een tijdje voor me. Hier fietsen we door een wat grotere stad. Mannen lopen met van hout gemaakte kruiwagens. Bij een stalletje staat een lange rij gele jerrycans. Er staan wat vrouwen bij. Hier wordt water gehaald. De fietstaxis in de buurt zijn beladen met jerrycans. Zo rond de stad worden ook groentes aangevoerd. We schatten dat de man met kolen er tegen de 60 achterop zijn fiets heeft. Wat verderop worden wortels op een kunstige manier ingepakt.
We rijden de RN1 vandaag, de weg naar Kigali. Het is relatief druk. Een vrachtwagen passeert ons. Aan de klep laten 5 fietsers zich op sleeptouw nemen. We rijden langs een kerk. Het a capella zingen is fantastisch om te horen, Paul Simon zou hier zo een vervolgplaat kunnen maken.
Nadat we 1200 meter gestegen zijn mogen we gaan dalen. We rijden door theeplantages, zo hoog zitten we toch weer. We fietsen het gebied van de vulkanen in, ze liggen in een rij langs Musanze. Dit zijn geen heuvels meer, maar echt karakteristieke vulkanen van boven de 3000 meter. Hier is ook het leefgebied van de zilverruggorilla’s. Te bezoeken in het National Park, voor maximaal 80 personen per dag, à 1500 USD per persoon.
Vandaag gaan we verder. Waar we ons niet voor konden stellen dat er geen andere weg is dan degene die wij genomen hebben om bij het hotel te komen, is dit toch echt zo. Onvoorstelbaar dat alle materiaal voor het hotel zo wordt aangevoerd. Gisteren zijn onze Vlaamse fietscollega’s vanwege problemen met hun fiets met de boot gegaan. Wij gaan het overland doen, via de CongoNile trail.
Het is strakblauw. We stijgen meteen al. We komen langs ananas, koffie en natuurlijk bananen. De weg is steil en slecht begaanbaar. Binnen 500 meter lopen we naast de fiets. Een klein meisje steekt voorzichtig haar handje op als we langs komen. Een vrouw droogt visjes uit het meer voor haar huis. Volgens het fietsboekje wordt het de eerste 7 kilometer niet beter. We doen iets meer dan een kilometer in 20 minuten.
Als ik Carry voorstel het nog een paar kilometer aan te zien en dan eventueel toch met de boot te gaan, hakt hij de knoop door ‘dan gaan we nu met de boot’. Het kost me moeite om toe te geven, maar het is wel realistisch. Ook al is het maar 40 kilometer, het zijn wel ruim 1000 hoogtemeters onverhard. Met mijn ervaring is een MTBtocht als deze in deze hitte niet echt een goed idee. We rijden terug. Het kleine meisje krijgt weer een handje. Bij het hotel zijn ze eerst verbaasd, dan regelen ze koffie en een boot.
De tocht over het meer is mooi. Er blaast een klein briesje. We zien op het meer een soort boorplatforms. Het is een Chinees energieproject, dat methaangas onttrekt aan de bel onder Lake Kivu. Het is wat heiig. Af en toe lijkt het of we de weg zien. Van deze afstand is het onvoorstelbaar dat we daar anders gefietst zouden hebben.
Vandaag is spannend, we hebben minder kilometers dan gisteren, maar evenveel hoogtemeters. Dat wordt pittig. We beginnen met de boodschappen. Terwijl Carry nog bezig is om in de telefoonwinkel een beter functionerend telefoonabonnementje te regelen begin ik met de eerste 7 kilometer klimmen.
Hier langs Lake Kivu lijkt het wat bergachtiger dan de afgelopen dagen. We zien meer rotsen en op de hellingen veel meer terrassen. Kinderen lopen met geiten. We hopen dat dit is omdat het nog schoolvakantie is. Het is rustig langs de weg. Deze provincie is wat minder dicht bevolkt. De hellingen zijn lang, klimmen gaat langzaam. In twee uur fietsen we omhoog, dan scheuren we in 30 minuten eenzelfde afstand naar beneden. We stoppen af en toe om te genieten van het uitzicht.
Na een klim van 10 kilometer rijden we het laatste stuk van vandaag naar beneden. Een bord verwijst naar ons hotel. De weg is onverhard. Het is de heftigste vorm van onverhard die ik me voor kan stellen, met geulen en stenen over de gehele breedte van de weg. Er kronkelt een smal begaanbaar paadje tussendoor. Tegemoetkomende brommers nemen alle ruimte. De moed zinkt me in de schoenen. Hoe ga ik dit redden?
Voor me uit stuitert Carry soepel naar beneden. Zelfs op de bruggetjes, die bestaan uit scheve planken in de rijrichting, hoeft hij niet af te stappen. Heel voorzichtig, vol in de remmen, rij ik naar beneden. Een tegemoet komend vrachtwagentje hangt scheef, het lijkt bijna te kantelen. Voorzichtig sturend zoek ik mijn weg. Mijn wielen stuiteren over de stenen. Een groepje jongetjes loopt op klepperende slippertjes naast me mee. Ik heb weinig geduld voor hen. We rijden door een dorpje, gezang uit de kerk komt ons tegemoet. Het lukt me om om me heen te kijken, we rijden midden door het dagelijks leven. De maïs ligt te drogen langs de weg. Borden geven aan dat dit nog steeds de route naar het hotel is. We zien het onder ons liggen, aan de oever van Lake Kivu. Het ziet er fantastisch uit. Ik hou me voor dat er overmorgen vast een andere weg is om onze reis voort te zetten.
Gisteren hadden we een rustdag. We hebben niet veel gedaan, onze verplichte PCRtest en in de middag een wandeling langs de theevelden. In de verte zagen we wat we eerder gemist hadden, Lake Kivu. Daar gaan we vandaag heen.
We stappen op tijd op. Het wordt een stevige rit vandaag, 92 km en ruim 1600 hoogtemeters. We starten met een flinke afdaling. Het is rustig langs de weg. We vragen ons af of de schoolvakantie al voorbij is. We klimmen en dalen en genieten van het uitzicht. We hebben steeds doorkijkjes naar het meer. Het weer is zeer afwisselend. Het ene moment is het bewolkt, het andere moment rijden we in de volle zon. We pakken zelfs een verkoelend buitje mee.
We zien de kleine verschillen. Hier geen melkbussen meer op de fiets, maar houtskool, gebakken potten en trossen bananen. En bamboe, met de stengels overdwars op de bagagedrager. Bergaf scheuren fietsers naar beneden, met de meest waanzinnige hoeveelheden bagage. Bergop wordt er geduwd, met een telefoon met muziek in de hand.
We zien meer dorpjes langs de weg dan eerder. Na een kilometer of 60 stoppen we in een dorpje om wat te drinken. De felgekleurde winkeltjes staan rond een grasveldje. Met hulp vinden we een ‘petit alimentation’. De voorraad op de stoffige houten planken is beperkt, maar er is cola. We gaan buiten op het trapje zitten. Iedereen komt even kijken en kletsen. Wij zijn vooral nieuwsgierig naar de fietsenmaker er naast.
We rijden langs de oevers van het meer. Uit een ooghoek zie ik een hoog gelegen weg. En ja, daar gaan we heen. Het is een klim van 4 km met 288 meter hoogteverschil. Net nu is het onbewolkt. Het is smoorheet. Het zweet druipt uit mijn helm. Langzaam kruipen we naar boven. Een oude man loopt me tegemoet, hij is keurig in pak, met witgestreken overhemd en stropdas. Hij groet me in het Frans en meldt dat mijn collega 200 meter voor me fietst.
We zien bordjes van de CongoNile trail: difficult. Dat hoef je ons niet te zeggen als je de kleine steile paden ziet waar deze bordjes staan. We passeren een rivierdal waar rijst verbouwd wordt. We schuilen nog een keer voor een dikke bui. Het is een lange, mooie fietsdag.