Pyreneeën

We ontbijten op het marktpleintje aan de voet van de Pyreneeën. De bakker heeft een terrasje. Het lijkt of het hele dorp even langs komt, voor vers brood, een praatje of een kop koffie. De man naast ons installeert zich met een laptop en een stapel leeswerk. Wij verzamelen moed voor de komende kilometers. Want we gaan meteen omhoog vandaag. Deze pas is misschien niet zo heel hoog, maar we moeten er wel overheen. En zoveel hoogtemeters hebben we nog niet gehad deze vakantie.

De weg tot de grens is prima. De uitzichten zijn fantastisch. Dat neemt allemaal niet weg dat het me zwaar valt. Er is weinig schaduw, geen briesje en de zon brandt. Ik vervloek mezelf om elk nutteloos voorwerp dat ik heb meegenomen, en om elk overbodig kledingstuk. Ik ben blij als ik eindelijk boven ben. Hier zit Carry al te wachten.

De top ziet er niet uit als een grensovergang, niet eens als een echte top. De weg eindigt in een stoffige rotonde naast een monument voor een strijder uit de Spaanse burgeroorlog. We rusten wat uit op het trapje. Net als we een foto willen maken komen vanaf de Franse kant twee Nederlandse fietsers. We kletsen even, maken wederzijds een grensfoto en fietsen door.

De Franse kant begint met een stenig mountainbikepad vol plassen. Na een kilometer of wat gaat het over in een smalle weg. Alles wat we net geklommen hebben dalen we nu door een schaduwrijk bos. Er staan muurtjes langs de weg, en af en toe een huis. Waarom ziet dit er anders uit dan Spanje, waar zit het verschil? Het is meer dan alleen de Franse vlaggetjes op het dorpsplein. Het zijn de kleine verschillen in het onderhoud van de weg, de rijstijl van de auto’s en de bouwstijl. Langzaamaan wordt het gebied echt Frans. We fietsen door uitgestrekte velden druiven, met borden ici dégustation, die ons uitnodigen te komen proeven. We fietsen nog wat verder. We stoppen bij de laatste camping voor een nieuwe serie hellingen. Eindelijk kamperen we weer, op een Franse familiecamping met uitzicht op de Pyreneeën.

Geel

De straten hangen vol gele lintjes. De vangrail is geel geverfd. Er hangt een strik op het gemeentehuis en ook het wegdek staat vol. Niet alleen vandaag, maar al sinds we uit Barcelona vertrokken zijn. Op het bushokje hangt een poster ‘freedom for all Catalan political prisoners & exiles’. Onder het plaatsnaambordje wordt gemeld dat deze gemeente deel uit maakt van de onafhankelijke Catalaanse republiek. Het is duidelijk, de onafhankelijkheid leeft en Spanje heeft hier een serieus probleem.

De route is mooi. Het eerste deel rijden we over smalle weggetjes, tussen de velden door. Grote balen stro liggen klaar om opgehaald te worden. Af en toe een veldje zonnebloemen dat bijna uitgebloeid is. We komen door kleine, slaperige dorpjes. Mooie huizen, met van die grote stenen, met hagen van bloeiende oleander. Cypressen pieken boven alles uit. Het is een ruige versie van Toscane. We delen de route met groepjes racefietsers. We zitten vlakbij Girona en tot in Nederland is deze regio bekend om haar mooie fietsroutes.

We rijden over kleine holle weggetjes, waar de restanten van de regen nog zichtbaar zijn. En we trappen veel hellingen op en af. Fietsers uit Nederland komen hier niet voor niets fietsen. Voordeel van stijgen is het uitzicht. Ineens zien we om de bocht in de verte de zee glinsteren. De bergen aan de horizon komen steeds dichter bij.

Rond het middaguur steekt de wind op, met kracht blaast hij uit het noorden. Zo hard dat we zelfs bergaf moeten meetrappen. Het landschap wordt ruiger. De wind blaast lekker door. We ploeteren verder. De toppen van de Pyreneeën komen steeds dichterbij, morgen gaan we er overheen.

Krekels

Het is nog stil als we Lloret de Mar uitfietsen. Niet dat wij zo vroeg zijn, het is kwart over negen. Eerder waren we in de ontbijtzaal de eersten. Eenmaal op de grote weg het binnenland in zijn we zeker niet alleen. Auto’s razen voorbij. Als we zelf in de auto zaten en fietsers op zo’n drukke weg zagen, verbaasden we ons er wel eens over. Nu weten we dat het een stukje tussendoor is dat we even moeten overbruggen. Plastic bloemen aan de vangrail maken duidelijk dat de route niet voor iedereen veilig was.

We komen wat verder het binnenland in en ineens worden we begeleid door krekels. Ze zingen ons toe of ze lachen ons uit. Het is een geluid dat hoort bij vakantie. We drinken koffie in Caldes de Malavella, een plaats die zichzelf omschrijft als het Vichy Catalán. Nee, het was geen regeringshoofdstad in de oorlog. Ze hebben warme baden met een wat overjarige bouwstijl.

Van hieraf zitten we op de route van Benjaminse. Het begint goed met een smalle klimmende weg. Het zal wel een goede training zijn want er komen aardig wat racefietsers langs. Het valt op dat ze goed gesoigneerd zijn, sokken tot halverwege de kuit, in een kleur passend bij hun shirt. Ze halen ons soepel in. Ik voel me een soort van vrachtwagen, met mijn fiets en bepakking die samen ongeveer de helft van mijn lichaamsgewicht zijn. Daarbij vergeleken zijn deze snelle typjes een soort Teslaatjes. Maar ook deze vrachtwagen komt in haar eigen tempo boven. En dan is het lekker dalen, kilometers lang terwijl de racefietsers ons tegemoet ploeteren. De zonnebloemen op het veld waar we langs rijden, hebben geen zon meer om zich op te richten. Dan vallen de eerste regendruppels. Tegen de tijd dat we aan het eind van de helling zijn barst de regen los. Dikke koude druppels, het lijkt even hagel, maar zo gek is het gelukkig niet. Hier hebben we onze overeenkomst met de Tour de France, ook wij hadden dit weer voorzien en we hebben onze route ingekort. De regen gutst nog steeds naar beneden als we bij het hotel aankomen. Alles is nat, een goed moment om lekker even te zwemmen.

Costa

Het is goed fietsen in Barcelona, en wij zijn niet de enigen. Op allerlei plekken staan rijen rode fietsjes die je kunt huren. In een zijstraat wordt reclame gemaakt met huurfietsen van Hollandse kwaliteit. Wat ook opvalt is het grote aantal kleine elektrische stepjes.

We kruisen dwars door de stad. We maken een startfoto op de Ramblas, we kijken bij de kathedraal en dan zijn we op weg. Inderdaad, we zijn nog geen dag van huis en nu beginnen we al aan de terugweg.

Onze route loopt langs het strand. En dat kun je letterlijk nemen, we fietsen nog net niet tussen de parasolletjes, maar het scheelt niet veel. Het valt op dat het niet zo druk is. Het zijn vooral localo’s. Af en toe rijdt ons een mountainbiker tegemoet. Stukken van de route zijn half verhard, op andere liggen echte fietspaden. We hebben een klein zeebriesje tegen en het is warm genoeg om dat erg te waarderen. Op sommige stukken is er amper strand en loopt ons pad strak langs de basaltstenen. Tot Mataró gaat het prima. We zien een beetje op tegen het volgende stuk, dan moeten we langs de N11. Ons boekje waarschuwt ervoor dat er niet veel aan is. Maar het valt ongelooflijk mee. Niet alleen is het lang niet zo druk als gedacht, ook de automobilisten zijn schatjes, die ons met voldoende afstand passeren. Nadeel van de grote weg is wel dat die niet echt vlak is. Helling op met bepakking is weer even wennen, maar het uitzicht op zee maakt veel goed.

Vanaf Calella zien we vooral de toeristische costa. Passend bij alle vooroordelen die we hierover hebben. Dit neemt niet weg dat ook hier een mooi fietspad loopt. Alleen het laatste stukje naar Lloret is niet spannend. En dan het toetje van vandaag: de straat naar het hotel.

Heen

Twee dozen uit de muur. Bijzondere bagage. Na de rolstoel, de kinderwagen en een maxicosi zijn daar onze fietsen. We hebben 133 minuten gevlogen en nu gaat het feest beginnen. Maar eerst de voorbereidende schermutselingen, voorwielen op zijn plaats, sturen recht, trappers aan de fiets en banden oppompen. In een hal zonder airco aan de slag met een klein pompje en het zweet knalt er uit. Maar met een tevreden grijns. We zijn er. Geen last gehad van alle storingen op Schiphol. Er waren veel en lange rijen. Het was vast een van de drukste dagen van het jaar, en anders wel de warmste. Met het inpakken van onze fietsen waren wij het pauzenummer, als in de Efteling bij het bordje ‘vanaf hier nog 3 kwartier’. Ter vermaak van de wachtenden.

In de volgende rij verbaasden we ons om die drie gasten voor ons, die dachten zes pakjes appelsientje mee te kunnen nemen in hun handbagage. Ze vonden het heel normaal de hele rij even stil te leggen om ze eerst leeg te drinken.

Het vliegtuig was vol en druk en had de sfeer van een schoolreisje voor gevorderden. Het geluid werd bepaald door groepen jongeren op weg naar Lloret de Mar, met hun eerste biertje van de dag. Maar goed, we zijn er, de fietsen zijn goed overgekomen en de bagage is compleet.

De eerste vijftien kilometer hebben we gehad. Fietspaden, autowegen, stadsdrukte. Palmbomen langs de weg. Een zeebriesje. De app zegt dat het minder warm is dan Nederland, maar onze shirts zijn drijfnat als we bij het hotel komen. De fietsen mogen in het bagagehok, en wij hebben een kamer met airco.

Rome

Wij gaan vandaag voor de ‘finishfoto’. We gaan zonder bagage, maar toch. We staan met de fiets op het Sint Pietersplein, wat een kick. Daarna doen we een rondje door Rome op de fiets. Het is overal zó druk met toeristen dat we ons beperken tot fietsen en kijken. We durven onze fietsen niet uit het oog te verliezen. Maar wat een feest! We trappen naar boven de Janiculum op, een Romeinse heuvel, maar niet een van de officiële zeven. We stoppen bij het beeld van Garibaldi voor koffie en genieten van een geweldig uitzicht over de stad. 

Enthousiast delen we onze finishfoto. Mensen reageren ‘Doel bereikt, nu lekker genieten’. Blijkbaar is het (nog steeds?) niet vanzelfsprekend dat ook onderweg zijn al genieten is. 

We trappen door naar Victor Emanuel. Het blijft een gek gebouw, een kitscherige witte suikertaart, veel façade, prots en praal, maar ik heb geen idee of het gebouw ook inhoud heeft. Het is een druk verkeerspunt, er is militair toezicht en er zijn veel mensen. Op deze onverwachte plek komt het binnen, ik schiet helemaal vol, we zijn echt in Rome, we hebben het gedaan. Als Carry naar me toe komt, grijpt een militair in. Hier mag je niet stoppen, zelfs niet voor een knuffel.

Het allergaafste is als we over de Via dei Fori Imperiali fietsen, met achter ons Victor Emanuel, links het Forum Romanum en voor ons het Colosseum. De straat is vanwege een evenement afgesloten voor verkeer. Er rijden geen auto’s en alle wandelaars zijn terug gedrongen achter dranghekken. Dat laat voor ons een grote brede, lege straat. Alsof Rome de loper voor ons heeft uitgelegd, samen fietsen we naar het Colosseum.

Verwachting

Het is droog en zonnig als we vertrekken, hoe veel mooier is het landschap dan. We kunnen zoveel verder kijken, het geeft zoveel meer energie. Maar zo blijft het niet. Na vijftig kilometer begint het te hozen. Het water gutst over de weg, het sopt in onze schoenen en druipt over mijn bril. Even zien we in de verte de koepel van de St. Pieter, maar deze bui spoelt onze plannen om meteen door te fietsen naar Vaticaanstad weg. We fietsen linea recta naar de camping. En linea recta is inderdaad de enige manier. We zoeken nog naar een route die niet over de snelweg gaat, maar die is er niet. Dus voor het laatste stukje tillen we onze fietsen over de vangrail en rijden we over de vluchtstrook naar de entree van de camping. We zijn er. Rome. 

En voor wie het zich afvraagt, wie gaat kamperen in de regen? Nee, we kamperen niet, we hebben niet eens een tent bij ons. We logeren hier omdat onze fietsen hier opgehaald worden voor de terugreis naar Nederland. En wat het leuke is, we zijn niet de enige fietsers. Dit is een soort verzamelpunt van Romefietsers. En iedereen heeft verhalen.

Wisselvallig

Wisselvallig is de kwaliteit van de wegen. Ook het weer is wisselvallig. De temperatuur knalt af en toe omlaag, soms is het maar 12 graden. De man uit het restaurant waar we lunchen vertelt dat voor hem al twee maanden van het seizoen verloren zijn. Nooit had hij een voorjaar zo nat en koud als nu. 

Het laatste stukje van vandaag fietsen we door de gutsende regen. Volgens Garmin naderen we ons logeeradres als we de eenrichtingsweg midden door het dorp inrijden. Het is een lange rechte weg, met aan twee kanten geparkeerde auto’s. En het loopt flink omhoog. We fietsen aan kop van een rij auto’s die ons niet kunnen passeren. De afslag naar links is niet te vinden. Aan het eind van de weg staan we in de stromende regen met twee andere fietsers bij een bed & breakfast. Hier is plaats, maar dit is niet de plek waar we gereserveerd hebben. En nee, hier weten ze ook niet waar we dan heen moeten. Google weet het ook niet. Uiteindelijk komt de dame van onze b&b ons een tikje chagrijnig halen. We moeten een zijstraatje in, te steil om fietsend te kunnen dalen. Het is zo steil dat we met onze fietsschoenen bijna uitglijden. We kronkelen door wat straatjes en belanden dan in een vervallen achteraf woning. Buiten is weinig veranderd sinds de jaren 60, binnen is het hipperdehip. Het heet niet voor niets Loft Newyorchese. Het voldoet aan alle beelden die daarbij horen. Ons bed hangt in een soort van kubus tegen het plafond. We komen er via een smal, verend stalen trapje, zonder leuning. De eigenaar van het geheel is een Canadese architect. Hij heeft zich hier echt uitgeleefd. 

Buiten is het mistroostig weer. Ik ben moe en twijfel of we deze plek weer terug kunnen vinden als we uit eten gaan, maar Carry zet door. Er blijkt in dit gat één goede pizzeria te zijn die open is. Daar eet iedereen. Het wordt een mooie avond vol verhalen van Nederlandse fietsers.  

Orvieto

De vraag voor vandaag is, nemen we de route die wat rustiger en korter is met wat steile klimmetjes of gaan we toch voor wat langer en glooiender? Dit is de theorie uit het boekje. We staan even stil en kijken. Alle auto’s gaan de ‘rustige’ weg op. Dat is dan makkelijk, we pakken de langere variant met de glooiende hellingen. Nu kijken we nog eens goed naar de omschrijving, er zijn ook heel wat extra hoogtemeters… Onze bonus is de mooie glooiende afdaling, van een kilometer of tien, met zon, gaaf uitzicht en veel olijfbomen. We komen alleen maar Nederlandse auto’s met caravan tegen. Zitten we hier op een ANWB-route? Maken we straks deel uit van een TVprogramma? We hebben geen idee.

Orvieto ligt op een rots. De oude stad ligt 200 meter hoger dan de benedenstad. Er loopt een provinciale weg, er is ook een oude weg. Carry heeft voorkeur voor de laatste. En ik ga mee. Het eerste stuk valt mee. Tot de bocht. Dan is het ineens 15%. Ik draai me om, ga een stukje terug, schakel terug naar de laagste versnelling en ga op de pedalen. Tot het volgende vlakke stukje lukt het zonder afstappen. Doorgaan, even op adem komen, en met goede moed stamp ik het laatste stukje tot de stadspoort. Ik laat niet binnen komen dat Carry het laatste stukje is gaan lopen, ik zet door, ik wil dit kunnen. De finishfoto geeft discussie op de gezinsapp. De zoon die bergen fietst vindt het stroef uitzien – en hij heeft gelijk. De dochters zien eerst mijn stresshoofd en bewonderen dan mijn benen. En ik ben best een beetje trots.

Italianen en eten, het blijft bijzonder. Een lunchmenu bestaat uit een serieuze driegangenmaaltijd in hoeveelheden die voor ons onvoorstelbaar zijn. Er is pasta vooraf, in een hoeveelheid die wij een maaltijd noemen. Dan komt het hoofdgerecht met vlees en aardappels en groenten, ook in maatje maaltijd. Dan komt nog een toetje en een espresso. Het dagmenu voorziet ook een glaasje wijn, maar dat past ons op de fiets niet. In de avond herhaalt zich dit alles, maar dan mét een glaasje wijn. Meestal beperken we het middagmaal tot alleen een primi, ofwel pasta. En we realiseren ons ook dat we thuis toch echt veel minder vlees eten. Maar ter aanvulling: ik betwijfel of ik ooit eerder in een restaurant zo’n mooie biefstuk at.

We zijn niet de enigen die ons verwonderen over het eten. Een groep Aziaten naast ons buigt zich over de kaart. Ze overleggen met hun gids wat ze zullen eten. Als het voorgerecht op tafel komt is de twijfel en verbazing zichtbaar. Ik stel me voor dat wij in Azië ook zo naar ons eten gekeken hebben. Het mooiste is de ober die het stel naast ons een hippe zak met broodjes brengt, met de opmerking ‘it is a present’. Zoals in veel Aziatische landen gebruikelijk is, hebben ze het cadeautje niet uitgepakt. We hebben niet gezien of ze het mee genomen hebben. 

En dan de ober bij de lunch. Hij komt wat stug over. Maar dat is ook wel te begrijpen, er zijn maar twee tafels bezet en iedereen neemt het toeristenmenu. Hij heeft vast een ander beeld van een werkdag eind mei. Maar dan ontdekt hij dat wij uit Nederland komen. Hij ontdooit. Hij wordt zowaar enthousiast. Hij is dan misschien niet echt een Ajaxsupporter, maar hij is toch vooral geen Juventusfan.

Moraal

Op deze dag van de Europese verkiezingen past ons het motto van Bertold Brecht: eerst komt het vreten, dan komt de moraal. Het ontbijt van vanochtend stelt niet veel voor, een vaag croissantje, wat toastjes en dat is het. Geen goede start. Voeg daarbij de regen die ons de stad uit begeleidt en daar gaat de moraal. 

Het tikken van de regen op mijn nieuwe regenjas geeft het ouderwetse gevoel van knus in een tentje zitten. Maar dit is niet wat we willen. We willen genieten van het uitzicht, van blauwe luchten en groene weiden, van rustieke dorpjes en van zweet kriebelend in de nek. Deze zondagochtend is anders. We hebben een extra winterhemd aangetrokken, we hebben lange mouwen aangedaan en onze voeten soppen koud in de schoenen. Het weer is grijs. Bij het punto panoramico stoppen we. We speuren in de verte naar Siena, we zien de torens, maar het is te heiig voor mooie foto’s. En wat dat vreten en die moraal betreft, het eerste restaurant dat volgens Google heel gezellig zou zijn, bestaat niet. Het tweede is gesloten, maar het derde maakt alles goed. Het is heerlijke zondagschaos, met grote gezelschappen drukke Italianen. Voor ons is een tafeltje vrij, naast de verwarming. 

Na een goed bord eten en met droge sokken is onze moraal beduidend beter. Met een buik vol gaat de aandacht uit naar de aanvullende behoeften (precies, de piramide van Maslov). Een lekker zonnetje en een goed uitzicht horen daar bij. Die zon zit er niet meer in vandaag, het blijft motregenen. Maar het pad wordt mooier. De laatste 25 kilometer fietsen we onverhard langs een kanaal. Het is modderig en ploeteren en met zon zou het zo veel mooier zijn. 

Ons hotel ligt direct aan de route, ergens in de middle of nowhere. We hebben keurig tevoren gereserveerd. We komen aan over een klassiek Italiaanse oprit, tussen de cipressen. Het parkeerterrein is leeg. De reservering staat op Carrys naam, hij gaat naar binnen. Hij meldt dat het een bordeel lijkt, met schilderijen van naakte vrouwen en een baas met maffia-uitstraling. Die baas kan zo naar Koot en Bie, met zijn foute pak, vette snor en wat smoezelige blik. Maar er zijn kamers genoeg, we zijn de enige gasten. En beter nog, onze kamer heeft een föhn, dus morgen hebben we weer droge schoenen.