Maasroute

We rijden door Verdun. De stad staat vol monumenten en herinneringen aan de eerste wereldoorlog. Ze noemen zich nu de stad van vrede. Haar rol in Europa gaat ver terug. Er stond me wat bij van het verdrag van Verdun, dat blijkt uit 843 te zijn, de verdeling van het karolingische rijk.

Ook in het gebied waar we doorheen rijden wordt veel naar de eerste wereldoorlog verwezen: daar is de begraafplaats, dit dorp was volledig verwoest, hier liep de linie. Op deze zonnige maandagochtend lijkt het allemaal ver weg.

Ook vandaag volgen we de Maasroute. Een mooie naam voor een route. Ook alle dorpjes waar we door komen heten sur Meuse. Toch zien we de Maas amper. We fietsen opnieuw een heel stuk langs het canal de l’Est, maar de Maas zien we alleen een paar keer vanaf een brug. Aan het eind van de dag verruilen we het departement Meuse voor de Ardennen. Dat voelt al weer wat dichter bij huis.

De dorpjes zijn nog steeds even verlaten en uitgestorven als eerder. Bijna alle luiken zijn dicht en er zijn veel te-koopbordjes. We vragen ons af die huizen ooit verkocht worden. Naar Nederlandse maatstaven zien ze er, in elk geval van de buitenkant, vaak bouwvallig uit. Toch verandert de bouwstijl langzaamaan. Het is moeilijk te benoemen, is het de bouwstijl, de tuinen, al met al lijkt het wat Belgischer.

Lotharingen

De zon schijnt als we op de fiets stappen. Zo gauw we buiten de stad komen genieten we weer van het landschap. Dát is het grote verschil met gisteren, nu de zon schijnt glanst het geel van de graanvelden. Het maakt niet uit dat de velden al geoogst zijn, het geel is mooi. We snappen nu reclameteksten die dit goudgeel noemen. Het is mooi. Zelfs naar boven fietsen maakt niet uit, het uitzicht wordt er alleen groter en mooier van.

We volgen de route langs de Maas. Het eerste stuk loopt nog langs het canal de l’Est. Het is duidelijk een kanaal uit de tijd van de trekschuit, die breedte heeft het en wij fietsen over wat vroeger het jaagpad was. Het traject langs de Maas loopt vandaag grotendeels over kleine wegen. Gisteren lag er een folder in het hotel, die ronkend vertelde over het internationale fietspad langs de Maas. Volgens de folder barst het van de bezienswaardigheden. Commercy was bijvoorbeeld de woonplaats van de 18e eeuwse Stanislas, hertog van Lotharingen en voormalig koning van Polen. Hij had een mooi paleis. Zijn invloed op deze tijd is beperkt tot de madeleine, een culinair hoogstandje van een van zijn keukenmeiden.

We zien in deze regio nog wel wat gemiste kansen. Zeker als we kilometers lang evenwijdig aan een in onbruik geraakte spoorlijn fietsen. In gedachten formuleren we de aanvraag voor Interreg-subsidie voor een fietspad. Voor de kalkfabriek en al het stof dat er bij hoort vinden we ook nog wel een oplossing.

Met het oog op de weersverwachting hebben we een hotel in Verdun geboekt. We krijgen een surrealistische ontvangst (maar misschien zegt dat ook iets over onze leeftijd). Er is niemand, alleen een touchscreen. Gelukkig praat het niet. Na wat getrut spuugt het een bonnetje uit met een kamernummer en toegangscode. We zien pas een mens als we onze fietsen mee naar binnen nemen. Deze dame meldt ons dat de directie het meenemen van fietsen in het hotel niet toestaat. Deemoedig vragen we haar om een oplossing. De fietsen mogen wel in haar privétuin.

Tour

Het miezert als we opstappen. Het landschap wat gisteren zo raakte, ziet er bij dit weer heel anders uit. We vragen ons af hoe het hier in de winter is, als het weer echt grijs is. De eerste helling op worden we aangemoedigd door een vos, die op zijn gemak midden op de weg zit. Het weer trekt open, maar het wordt niet echt droog. We komen langs Domrémy, de geboorteplaats van Jeanne d’Arc. Een mooi triviantfeitje, maar voor ons geen reden om het dorp in te rijden.

We stoppen wel even als we voor de eerste keer de Maas kruisen. Hier stelt die nog niet veel voor, is zelfs nog wat kleiner dan de Vecht. De komende dagen zal dat wel veranderen als we verder stroomafwaarts komen.

De route kabbelt door. We verbazen ons over de hoeveelheid kanalen die de Fransen in de loop van de tijd hebben aangelegd. We hadden niet zo’n beeld van waterbouw in Frankrijk. Vandaag komen we langs het kanaal tussen Rijn en Marne en langs het kanaal de l’Est. Ergens zien we dit kanaal zelfs met een aquaduct de Maas kruisen. Het is allemaal vergane glorie. Nu is het stilstaand, troebel water en er is geen boot te zien.

Het laatste deel begint met een aanmoediging voor Julian op het wegdek. Aan de volgende wegen lijkt het erop of iedereen zijn oude fiets te voorschijn gehaald heeft om zijn huis op te leuken. Een bordje maakt het duidelijk, de Tour de France was hier. Alleen door de vermelding van Alaphilippe weten we dat het vorige maand geweest moet zijn. Alles ziet er zo desolaat uit dat het zomaar veel langer geleden had kunnen zijn.

Wijds

In Langres dalen we de stad uit en komen weer bij het kanaal. We passeren de waterscheiding. Het water in de sluizen loopt van hier af de andere kant uit. Het fietsen gaat ineens stukken soepeler dan gisteren. Was het dan toch vals plat dat ons parten speelde? Na 17 kilometer staat er Marne bij de plaatsnamen en bereiken we het einde van het kanaal. We gaan weer over gewone wegen fietsen. En natuurlijk meteen bergop. Het landschap glooit vandaag. De uitzichten zijn wijds. Het is vooral graan wat we zien. Het verbaast ons, het is niet saai, het is groots. We hebben al vaker in deze regio gefietst, maar nog niet eerder was het zo mooi.

Het allermooiste stukje vandaag hadden we willen vermijden. Het is zo’n extra stukje met 15% helling dat in de route zit voor de mooi. We komen er te laat achter. Beloning is wel dat we een vos zien.

In dit stuk van Frankrijk is geen camping te vinden. Waarom zou je hier willen kamperen? Voor vannacht wordt het dus een bed & breakfast. Het staat keurig aangekondigd langs de weg: chambre d’hôte. Het huis is bedekt met bloeiende klimplanten. Dit zitten vol met wespen, het lijkt alsof het huis zoemt. Een oude dame doet open. Ze lijkt wat hardhorend en praat aan een stuk door. Ze heeft ook een overzichtelijk wereldbeeld, wij zijn waarschijnlijk Belgen, want Carry is te klein om Nederlander te zijn. De kamer die we krijgen is bloemrijk kneuterig.

Helaas heeft het enige restaurant van het dorp haar jaarlijkse vakantie. Wij doen poging tot inkopen in de plaatselijke supermarkt. Het is armoe troef, het assortiment is beperkt en de schappen zijn half leeg. We vinden een blik ravioli. Onze gastvrouw warmt het voor ons op. De noodvoorraad lichtgewichtvoer van Bever blijft onaangebroken in de tas.

Sluizen

Na een dagje rust aan de Saône willen we door. Als we wakker worden regent het. Dat wordt ontbijt in de tent. Gelukkig valt het mee en met een natte tent en een zonnetje stappen we op. We starten langs de Saône. Al snel buigen we af naar het kanaal de la Marne á la Saône. Zo heb ik het ooit op school geleerd. Maar omdat dat niet sexy klinkt is het omgedoopt naar het canal entre Champagne et Bourgogne. En zo heet de fietsroute ernaast ook. Dit klinkt inderdaad bruisend en mooi, en als restaurantjes, terrasjes en wijn. De realiteit is anders. Er is kilometers lang niets langs het kanaal. En als er dan uiteindelijk, precies op het juiste moment een restaurant is, zitten ze vol.

Het is een prima fietspad. Het is vlak. Bij elke sluis, en er zijn er veel, moeten we even omhoog en dan gaan we weer rechtdoor. Het is mooi groen. Eigenlijk is het vooral voorspelbaar en daarmee gewoon een beetje saai. De enige afwisseling zijn nummers op de huisjes bij de sluisjes. Verder is het groen in alle soorten en maten. Het pad nodigt uit om lekker door te trappen, maar ik moet bekennen dat het me tegen valt. Ik kom niet vooruit. De benen willen niet. Het schiet niet op. Er zijn van die dagen.

Toetje van de dag is het laatste stukje naar Langres. We mogen nog even flink aan de bak. Als ik opmerk dat het voelt als pap in mijn benen vertelt Carry dat er stukken met 11% tussen zaten. Dat geeft dan toch weer moed.

We zijn niet de enigen die willen kamperen in Langres. Bij de receptie staat een flinke rij. Gelukkig past ons tentje tussen twee grote campers en hebben we een mooi plekkie met uitzicht.

Glooiend

We hadden ons goed voorbereid. Buienradar was duidelijk, eind van de middag gaat het regenen in Beaune en er volgt een koude nacht, 9 graden bij het ontbijt. Prima redenen voor een hotel in de stad. Het weer valt ons mee als we in Beaune aankomen. Dan blijkt aan onze voorbereiding toch wat te mankeren. Er zijn twee Beaunes, en die andere heeft beduidend minder weer.

Maar goed, wij zijn in de Beaune van de pinot noir, van lekker eten en van de toeristen. We vinden een mooi terras en hebben een prima avond. Onze Belgisch/Franse buren, eigenaar van acht McDonalds dragen daar zeker aan bij. Bijzonder is dat ze elkaar in ons geboortejaar hebben leren kennen. We kijken hen na als ze in hun Maserati stappen en wegronken.

Waar we verwacht hadden ook vandaag door de druiven te rijden, is dat een misrekening. De eerste kilometers fietsen we door het bos. Daarna is het echt agrarisch landschap, met graan, mais, soja. Af en toe een veld klaver, we ruiken de bloemen als we langsfietsen. Het landschap is niet saai, eentonig, maar sprankelt ook niet. Grootschalig omschrijft het het beste, grote velden, weidse uitzichten, rechte lijnen. Met her en der wat bos en op tijd een keurig dorpje. We lunchen op ons kleedje langs een riviertje.

Een groot deel van de middag fietsen we weer door het bos. Er staan borden dat toegang alleen voor geautoriseerd verkeer is. We vinden dat wij daaraan voldoen – of vallen we hiermee in de categorie ‘altijd doen wat tomtom zegt’? Het is een productiebos, met kavelnummers, stapels gekapt hout en aankondigingen voor verkoop. De weg is gaat er als een lange streep doorheen, met af en toe een haakse hoek. Het is makkelijk fietsen. Als we bij de Saône aankomen, installeren we ons op een camping aan het water.

Cluny

Het is zonnig en fris als we op de fiets stappen. De weersverwachting voor vanmiddag is niet super. Daarom fietsen we 50 kilometer tot Cluny. In onze route is dit ook een speciaal punt, het begin van het tweede boekje. De eerste zin bevalt ons wel: vanaf Cluny heeft men definitief het vlakke stuk achter zich gelaten. Dat betekent voor ons dat na Cluny het vlakke stuk gaat beginnen. Vandaag hebben we er nog niets aan, als we helling op onszelf langzaam wakker trappen.

Het is winderig en fris. Er dreigt een bui. We stoppen voor een kop koffie. In mijn ooghoek zie ik het Nederlandse gezin dat we gisteren tegen kwamen. Toen legde de vader uit dat zijn zoontje Frans-sprekende mensen spannend vond. Nu zie ik het jochie rondstappen met gehoorbeschermers. We vinden een terrasje. Dan barst de bui los. De ober kijkt ons meewarig aan: Hebben wij niet naar de Franse méteo gekeken? Die geeft aan dat het tot morgenvroeg regent. Onze Buienradar is wat optimistischer. En, naar blijkt, terecht. Na drie koppen koffie is het droog en rijden we verder.

Het gidsje meldt dat ‘vanaf het klooster van Cluny de wijnbouw in de Bourgogne tot grote bloei gebracht is’. Maar we zien geen enkele druif vandaag. Het is vooral weidegebied waar we doorheen rijden. Met veel hagen en gestapelde stenen muurtjes. En Charolaiskoeien, van dat witte zware vleesvee. Het gebied is veel mooier dan waar we vandaag oog voor hebben. Het weer is grijs, de wind blaast de voorbode van dikke regenbuien. We hebben het koud, met 14 graden trappen we kleumend naar Cluny.

We hebben een Airbnb geboekt. De plaatjes zijn prima, de recensies ook. We hebben zelfs een superhost, zegt het systeem. De eerste reactie die we krijgen op onze reservering gaat over meerkosten. Carry vult op Google het adres in dat hij gevonden heeft. We volgen de aanwijzingen. We vinden onszelf terug in een straatje met flats, stijl jaren-zeventig-optimisme. We kunnen het adres niet vinden, de telefoon wordt niet opgenomen. We vragen ons af of de locatie wel bestaat en we voelen ons ouderwets in ons wantrouwen in het systeem. In mijn beste Frans tik ik een sms. Prompt krijgen we reactie met aanwijzingen. We komen uit op een prima plek, vlakbij de abdij. Niks geen geklungel in Cluny.

Fietsroutes

Vandaag is de dag van de routes. Het eerste deel is la voie verte de Bourgogne du Sud. Het is een voormalig treintraject, van een boemeltreintje, want elke 4, 5 kilometer is er een station. Ze zijn nog duidelijk herkenbaar, maar nog niemand heeft gedacht er een koffietentje in te beginnen.

De aankleding is een verhaal op zich. Elke kilometer staat een bankje. Bij elke kruising tellen we tien verkeersborden: 1. er komt een kruising, 2. einde fietspad, 3. stopbord, 4. begin fietspad, 5. verboden voor gemotoriseerd verkeer. En dat in beide richtingen. Met ook nog waarschuwingen op het wegdek, plus houten hekken om tussendoor te fietsen. En dit consequent bij elke kruising, ook als we alleen een karrespoor kruisen. Maar goed, het is vlak, het is groen, het is mooi en het fietst lekker door.

Na de lunch gaan we verder op de fietsroute langs het Canal du Centre. Ook dit fietspad is mooi en vlak, met om de 500 meter een sluis en dus voor ons een klein klimmetje. De boten die hier ooit voeren moeten alle tijd gehad hebben. Het wordt nu zelfs door toeristen niet gebruikt. Een stukje verderop wordt dat wel heel duidelijk, er ligt een boom over kanaal en fietspad.

Het laatste stuk rijden we over de fietsroute du vin. Hier groeien de druiven voor de wijnen waar de Bourgogne beroemd om is. Zo ver als we kijken kunnen strekken de velden zich uit. Een bord legt wat uit over de bodem en waarom die hier juist zulke lekkere druiven geeft. We komen langs namen die we uit wijnfolders kennen. In de verte ligt Beaune, ons eindpunt van vandaag. Daar gaan we proeven.

Halfweg

Voor we gaan dalen, moeten we eerst nog even omhoog. Vier kilometer met 5%. De man met de zeis, die ons langs ziet komen, waarschuwt dat het zwaar wordt. We trappen ons in het zweet. Na de regens van afgelopen nacht is dat niet erg, want het is nog behoorlijk fris.

Als de helling minder wordt beginnen we extra kleren aan te trekken. Uiteindelijk zoeven we met lange mouwen en een windbreker aan naar beneden. Het is geen nieuws meer als ik zeg dat het uitzicht gaaf is, dat alles groen is en dat we we blij van worden. Maar ik blijf het zeggen. Het Centraal Massief heeft ons verrast, het is veel mooier dan verwacht. En eerlijk gezegd was het ook heftiger dan verwacht.

We passeren Renaison, een mooi dorp. Benjaminse, onze routeschrijver, zegt erover ‘na Renaison gaat men definitief de hoge heuvels in’. Wij fietsen andersom en laten ze nu dus achter ons. We rijden prompt over een fietspad langs een kanaal, hoe vlak wil je het hebben? We kruisen de Loire. We komen langs een mooie negende eeuwse abdij.

Wat verderop zetten we de tent neer aan een meertje met uitzicht op het kasteel van het dorp. Pas als de tent staat zien we de aankondiging van zaterdagavond disco met de kroegbaas in bijpassende outfit.

Groen

We merken dat we verder noordelijk komen. De dauw ligt nog op de tent als we wakker worden. Ook vandaag begint de dag met stijgen. We volgen een mooie weg door het bos, met forse dennen aan beide kanten. Het is een soort officiële fietsroute, met bordjes die aangeven hoeveel kilometer het tot de top is, plus het stijgingspercentage. Het is niet helemaal waar je blij van wordt, zo aan het begin van de ochtend.

Gelukkig volgen wij de bordjes niet tot de top. Het is fris in de schaduw, maar het is groen en mooi. En nog meer groen. Dalen door het bos. Stijgen in het bos. Uitzichten. Dennen. Valeriaan. Veel varens. Weides. Duizend tinten groen, en wij mogen er doorheen fietsen. Soms ben ik even praktisch in mijn hoofd, ik mag nu naar beneden rijden, maar dadelijk moet ik weer omhoog. Maar het hoort erbij en het is gewoon prima fietsen.

Terwijl we blijven genieten van het landschap komt de vraag waar we kunnen lunchen. Gelukkig weet Google in het volgende gehucht een restaurant. We hopen dat het open is, want het ligt natuurlijk weer aan het eind van een helling. Er staat een bord buiten dat een prima menu biedt en binnen zit het redelijk vol. Dat belooft veel goeds. Helaas, het gehucht ligt zo afgelegen dat enig nieuwe kooktechniek niet is doorgedrongen. De bloemkool is zó gaar dat het een wonder is dat die herkenbaar opgediend kan worden. Maar één blik, en hij stort in elkaar tot een bleke smurrie. Gelukkig zijn er mensen die dit wel lekker vinden, de Fransen aan het tafeltje naast ons worden hier duidelijk wel blij van.

We rijden verder door het groen. Alleen het laatste stuk op een weg langs de snelweg kan maar matig boeien. We naderen het eind van onze route door het Massif Central. Aan onze hoogtemeters van vandaag is dat nog niet te merken. We zijn zo’n 1000 meter gestegen, en net wat minder gedaald. We zitten nog op 600 meter.