Munduk

We stappen op de fiets vanochtend terwijl we weten

  • Dat het gewoon weer heet wordt,
  • Dat het flink omhoog gaat,
  • Dat de routeomschrijving zegt dat het tweede deel van de route zwaar is,
  • Dat een medefietser voor vandaag en het eerste deel van morgen een pickup geregeld had….

En dan gaan we natuurlijk toch! Lekker fietsen vandaag. Wel even een luchtiger shirt aangetrokken onderweg. Bij een koffiestop hebben we het meer over de warmte dan over de helling. Elk vleugje wind is meegenomen. Het wordt haast afgezaagd om weer te vertellen hoe fantastisch het uitzicht is, hoe mooi de rijstvelden er bij liggen, en hoe waanzinnig groen alles is. Maar het is echt zo. En we blijven er steeds weer van genieten. De palmbomen tussen de rijst, de rijtjes kousenband, een zwerm tamme eenden. Er komt een pickup met grote rose varkens langs. Het fietsen wordt zwaarder. Het laatste stuk valt niet mee. Een stop om op adem te komen geeft uitzicht op een crematieritueel. Een paar meiden komen aanlopen, willen hun Engels oefenen en geven graag uitleg.

De homestay waar we uitkomen ligt aan de rand van het dal. Dat betekent een fantastisch uitzicht. Niet vanuit onze kamer want daar staat precies een nieuwe warung voor. Geen probleem, dan gaan we daar lunchen om van het uitzicht te genieten. Waar we het onderweg heet hadden, betrekt het nu langzaam. Dat hoort er blijkbaar bij op deze hoogte. Er barst een flinke bui los. Aan het eind van de middag is het uitzicht  er alleen maar mooier door.

Vis

We zijn in Lovina. Dé plaats waar je moet wezen als je dolfijnen wil zien. Het hotel vertelt dat de dolfijnen bezoekuur hebben in de ochtend van 6 tot 8 en van 8 tot 10 uur. Wij gaan voor de vroege variant. En we zijn niet de enigen. Er dobberen wel dertig bootjes. Onze stuurman gaat de andere kant uit, daar is het rustiger. We varen al een hele tijd, we hebben één vinnetje boven water gezien als hij vraagt of we op tijd terug willen zijn. Da’s niet nodig. Voor ons niet en voor beide Russen bij ons in de boot gelukkig ook niet. We varen dus door, terwijl de vraag rijst of de dolfijnen niet toevallig een dagje vrij hebben. Dan laten ze zich zien, wat gaaf. Zo sprankelend, speels, nu aan de ene kant van de boot, dan weer een stukje verderop aan de andere kant. Het is een hele groep en steeds weer zien we hen, grijs, glad, glanzend. Elke paar minuten weer ergens anders. En wij op de boot, grijnzend, zo mooi is het.

We halen een man met op een brommer in. Hij heeft een stalen constructie achterop met allemaal plastic zakjes met water. Tot onze verbazing zit in elk zakje één goudvis, misschien zijn het er wel honderd.

Wat verderop voor de kust ligt Menjangan, een eiland, met status natuurpark. Dat is vooral vanwege het fantastische koraalrif. Al zal het hert, met gewei, dat tijdens de lunch onze bananenschillen eet, vast ook beschermd zijn. Maar daar kwamen we niet voor. We gaan weer duiken. Op vijf meter van het strand begint een loodrechte wand, tot 40 meter diep en begroeid met koraal in alle kleuren en maten. Natuurlijk zien we er ook visjes, maar die wand is overweldigend en het water zo helder. We hangen ergens halverwege en kijken onze ogen uit, zo veel kleuren, zo uitgestrekt. Of je omhoog kijkt, of omlaag, overal koraal. En als je stil gaat hangen zwemmen de vissen om je heen en zie je de details bij het koraal, het clownvisje, de morene, de doktersvissen.

Sanda

Toen we gisteren de geplande route nog eens bekeken bleken, waren we niet tevreden. Het zag ernaar uit dat we de komende twee dagen over Asian Highway 2 in de richting van Java zouden moeten fietsen. Dat leek ons geen goed plan, dus hebben we de route aangepast. Waar we eerder langs de kust zouden fietsen, gaan we nu dwars het eiland over. Inderdaad met de nodige hoogtemeters. Einddoel van vandaag een hotel op driekwart van de helling. Voor de zekerheid hebben we nog even gekeken, de laatste recensie dateert van een maand geleden, dus het zal nog wel bestaan.

Het is een mooie route. En als altijd gebeurt er van alles om je over te verbazen: Er rijdt ons een brommer tegemoet met een grote zak, die hij ternauwernood in bedwang kan houden. Het ziet eruit als een noodstop, als hij naast de brugleuning stopt. Maar het is gepland, hij kiept de hele handel over de leuning, gewoon in het water. Dat is ook een manier om met je afval om te gaan. Een stuk verder staat een groot bord langs de weg met ‘maaf’, sorry, gevolgd door een heel verhaal. Wat er stond ontdekken we pas als de brug waar we overheen wilden afgesloten is door werkzaamheden. Dat wordt omfietsen. 

Carry fietst sneller dan ik. Bij onoverzichtelijke afslagen wacht hij altijd even om te zien of ik volg. Bij een T-splitsing zie ik hem niet, dus ik ga met de lijn van het verkeer mee naar links. Dan daalt de weg, ‘maar we zouden toch klimmen? Verdorie, ik zie Carry niet, die zal wel harder dan ik naar beneden zoeven. Ik hoop dat hij dadelijk even wacht. Nee, niemand te zien. Zie ik daar de zee? Dan zit ik echt fout’. Ik vraag iemand langs de kant van de weg of hij een andere fietser voorbij heeft zien komen. Het lijkt dat mijn vraag begrepen wordt. Geruststellend wordt naar beneden gewuifd. Nog maar stukkie rijden dan. Nog steeds geen Carry. Zal ik dan maar terug gaan? Maar wat als dit wel de goede weg is? Ik ga ‘m bellen. Geen antwoord. Oja, hij had gedoe met zijn telefoonkaart. Toch maar omdraaien dan?’ Dan gaat mijn telefoon. Carry. Hij was inderdaad rechtsaf gegaan. Ik keer om en fiets vier kilometer terug, omhoog, terwijl de vrachtwagens langs me heen toeteren. 

Het is bewolkt, niet zo zeer warm, eerder benauwd. Het zweet druipt aan alle kanten van ons af. De rest van de route voert verder omhoog, Batukaru op. Gelukkig niet heel steil, maar wel lang. Nog 18 kilometer te gaan. Over een rustige weg. Om ons heen veel rijst, er wordt geplant, er wordt gewied. Het is zó mooi groen. Af en toe liggen de terrassen in een cirkel als een soort amfitheater rond wat bomen in het midden. Het lijkt een tegeltjeswijsheid: hoe hoger de helling, hoe mooier de terrassen.

Try

Op weg naar het strand met Lotte en Marijn. Zij zijn op de brommer. Dat ziet er uit als origami, er is maar één manier waarop Marijn zijn voeten en zijn lange benen er op kan krijgen. Lotte zit achterop met de telefoon in de hand, aanwijzingen te geven hoe te rijden. Wij peddelen er achteraan op onze fietsjes. Het strand bij Tangjung A’an is mooi. Het heeft een slagboom en een mannetje dat geld vraagt om te parkeren. De brommer dubbel zo duur als onze twee fietsen. Hij zal een oogje in het zeil houden, zegt hij. Daar vertrouwen we op en op de extra ketting die we om de fietsen leggen. Heerlijk rustig op het strand, we zijn de enigen. Dit betekent dat alle dames hun sarongs aan ons proberen te verkopen. Er komt ook een t-shirtverkoper langs. Hij begint op zijn gemak te praten, dat hij werk en vakantie combineert door te werken op het strand. Zijn zakelijk inzicht is helder ‘Never try, never know’. En ‘if I don’t see you, I can’t see you’. En daar heeft hij zijn eigen t-shirts van geprint. Mooi.

Voor de middag hebben Lotte en Marijn een kookcursus geregeld. In een leuke tent. Op de berg. Niet zo ver weg. Maar wel anderhalve kilometer omhoog trappen, met zelfs 20% ertussen, maar dat wisten we toen nog niet. Zonder bagage wilde ik het persé kunnen, zelfs midden op de dag. Carry zag het minder zitten, wilde niet kletsnat boven komen en stapte af. Het is zo grappig hoe je hoofd werkt in dit soort zaken. Op het moment dat je begint te twijfelen lukt het niet meer om omhoog te komen. 

De cursus was leuk. Echt Indonesisch koken. We wisten niet dat curry ook bij de keuken van Lombok hoort. De grootste ontdekking was dat er veel witte peper in gaat en oestersaus. Onze cursusleidster had de wind er goed onder, alles moest echt fijn gemalen worden met de vijzel, en anders deed ze het zelf nog wel even over ‘we are strong for this in Lombok’. We weten al zeker dat we de recepten thuis gaan proberen, maar dan met een blender. De dame was echt Indonesisch, niet echt klein voor hier, maar Marijn schrok wel even toen hij zichzelf naast haar op de foto zag ‘ik ben echt twee keer zo groot’. Haar Engels was goed, al had ze één hilarische taalfout, ze voegde nergens vegetables aan toe, maar alleen vegetarians. Dat maakte het eten extra lekker. 

Tabak

We hebben er nog lang geen tabak van, ook al hebben we een boel tabak gezien vandaag. Kilometers lang. Het is oogsttijd en overal worden de bladeren gesneden en liggen ze in stapels langs de weg. Op een mooi rustig achterafweggetje zagen we een tabaksdrogerij. We stopten voor een foto en kregen prompt een rondleiding langs de verschillende fasen van het drogen. Allemaal niet zo moeilijk, maar gewoon een leuke ontmoeting met heel vriendelijke mensen. 

We fietsten lekker door, op het gemak, nog niet te warm, niet te steil, toen we ineens  gamelanmuziek hoorden. Natuurlijk stopten we om even te kijken. En daar was, op woensdsgochtend, nog voor half tien een compleet concert aan de gang. En alleen kijken was niet genoeg, er moest ook gedanst worden. Ik kwam er niet onderuit. Het kostte wat zelfoverwinning, maar daar stond ik uiteindelijk in mijn fietsbroek houterig te doen tegenover een elegant bewegende lokale dame. Da’s ook een manier om even de fietsspieren los te maken. 

Sowieso hadden we een afwisselend programma vol verrassingen. Het volgende onderdeel was 5 kilometer onverhard, met hellingen en temperaturen die tot lopen dwongen.  Dat valt niet mee, dan kost het weer even moeite om te genieten van het waanzinninge uitzicht als je boven komt. 

Amuse tussendoor, overal wordt afval verbrand, of oogstresten. Meestal zijn dat kabbelende kleine vlammetjes. Vandaag was even anders. We kwamen nu langs een vuur dat zo groot was dat de vlammen de weg over sloegen. We hebben echt even staan wachten voor we er langs konden. En bij aankomst nog wat gaten in de kleding van de rondvliegende vonken. Goed voor extra ventilatie zullen we maar zeggen. 

En tot slot, bij aankomst in Kuta, het allerleukste van vandaag: 

Alternatief

Fietsen op Sumbawa kan maar op één behoorlijke weg. Als je zoals wij terug wilt naar de ferry met Lombok is het eigenlijk een doodlopende weg. Het betekent twee keer hetzelfde stuk fietsen, of een andere vorm van vervoer kiezen terug naar haven. Omdat Carry zich niet 100% voelt mochten de fietsen vanochtend in de auto. Ook hier geldt, een uur in de auto is een dag fietsen. We waren dus in anderhalf uur terug bij de ferry. Maar met een heel andere beleving dan op de fiets. Zelfs als je alles al een keer gezien hebt, krijg je  in de auto zoveel zoveel indrukken en zo weinig details, voor je het weet ben je alweer verder. Je krijgt prompt de neiging om in slaap te vallen, dat overkomt ons nou nooit op de fiets. Hetzelfde stukje terug gaf ons wel de gelegenheid wat dingen na te vragen. De kaalgeplukte stengels die we gezien hadden bleken tabaksplanten te zijn en de mooi uitziende molentjes staan niet in zoutpannen, zoals we zelf hadden bedacht, maar in garnaalkwekerijen. Daar ging weer een van onze sprookjes. 

We hadden vandaag ook de route wat aangepast. Vanaf de haven op Lombok zou de oorspronkelijke route weer stevig de vulkaan Gunung Rinjani op gaan. Om morgen deels over dezelfde weg weer af te dalen. Dat vonden we geen goed plan, te saai. Bovendien staat er een kleinere weg op de kaart, met wel wat meer hoogtemeters. Al fietsen bleek het een weg van mooi glimmend zwart asfalt, dat ook ver na tweeën nog snoeiheet was. Zo werd het toch nog een pittig stukje fietsen over de flanken van de Rinjani, met 486 hoogtemeters en 40 graden.

Een alternatieve route betekent ook een alternatieve overnachtingsplek.  Hier bood Google uitkomst. We vonden een wisma, met reviews en een locatie. Alleen bleek die ter plaatse niet te bestaan. Geen van de voorbijgangers wist er van en we werden unaniem doorgestuurd, steeds een andere kant op. Nog een eind, hoe ver? Dat werd niet echt duidelijk. Er kwam iemand bij staan die het heel duidelijk uit legde, bij het eerste stoplicht links, daarna bij het tweede stoplicht rechts. Klinkt goed in Europese oren, maar hadden die Europeanen hier eigenlijk al een stoplicht gezien? Was dit niet een vertaalfout? De twijfel bekroop ons toen we na ruim vijf kilometer wel allerlei richtingaanwijsborden gezien hadden maar geen enkel stoplicht. Voorbijgangers stuurden ons rechtdoor, maar kwamen ook met opmerkingen als ‘je kan ook gewoon doorrijden naar Kuta’, wat ons weinig vertrouwen in hun advies gaf. Terug dus naar Google, die wist 7 kilometer verder een hotel. En wat bleek, de aanwijzingen klopten deze keer gewoon, bij het eerste stoplicht links, en het tweede stoplicht rechts. We zijn beland in een prima hotel, maar zelfs Google kan ons niet vertellen hoe deze stad nou eigenlijk heet.

We hebben het inmiddels nagevraagd, we zitten in Lombok-Timur. 

Strand

Maandagochtend aan het strand. Ons eerste kopje koffie. Carry is flink verkouden, dus we hebben weinig ambitie vandaag. Bovendien kost het dichtstbijzijnde uitje naar Mayo Island, als je maar met zijn tweëen bent, ruim 200 euro. Het wereldnieuws vraagt onze aandacht. Natuurlijk het gedoe tussen Trump en Kim Jong-un, twee jongetjes die denken dat de wereld hun zandbak is, waar ze elkaar met emmertjes en schepjes te lijf kunnen gaan. Dichterbij zijn er de verhalen over vluchtelingen uit Myanmar, een land waar een deel van de bevolking zich niet veilig mag voelen. En de voorspelde uitbarsting van Gunung Agung, de grote vulkaan op Bali, met evacuaties en mogelijke sluiting van het vliegveld. 

En wij zitten aan de koffie. We kijken over het strand, iemand veegt de afgewaaide bladeren op. De stoelen staan gestapeld. De parasols zijn opgeklapt. Het zwembad is leeg. Een kip met acht kuikens scharrelt langs. Gisteren, zondag, bruiste het hier van de mensen. Voor het hotel stonden een paar auto’s en heel veel brommers. Er werden autobanden verhuurd om te spelen en kleedjes om op het strand te liggen. Er werd volop gezwommen, vaak zonder hoofddoek, maar niet in badkleding. Nu is er niemand. Alles wordt opgeruimd en klaargezet voor het volgend weekend. Wij zijn de enige gasten in de 20 huisjes met uitzicht op zee. We bestellen nog een kopje koffie.

Rendang

In een klein dorpje aan de rand van Lombok logeerden we in Bidara cottages, een hotel met drie kleine huisjes, en in totaal zes kamers. Met een lijntje naar Nederland stond op de folder. Een echt familiebedrijf, met een zus voor de receptie, een zus in de keuken, mieder voor de was en een broer als klusjesman en voor de foto’s. Voor vertrek maakte hij nog even een groepsportret. 

Ook hier aten we witte rijst, nasi goreng of mie goreng, bij ontbijt, lunch en avondeten. Dat is altijd goed. En soms is het eten ineens verrassend lekker. Zo aten we hier een heel lekkere rendang. Een snelle variant met kip of vis. Natuurlijk vroegen we om het recept en het werd vertaald met google translate en voor ons opgeschreven. Toen we vertelden dat in Nederland veel toko’s zijn waar je Indonesische ingredienten kan vinden werden de ingredienten in Bahassa toegevoegd. Het mooiste is de toevoeging onderaan op het blaadje, ‘you’ll never know till you have tried’.

Gili

Tussen Bali en Lombok liggen drie grote gili’s, ofwel atollen, waar hotels op staan en die flink wat toeristen trekken. Die hebben we links laten liggen. Hier bij noordwest Lombok liggen ook een paar gili’s en onze gids beweert dat het koraal hier minstens zo mooi is. Dat willen we graag zien. Dus de fietstas gaat ondersteboven en we diepen onze eigen meegebrachte duikbrillen op, op sterkte. Ook als fietser zijn we van alle gemakken voorzien. 

Bij vertrek vanaf het strand doen we onze eerste ontdekking, er is niemand, helemaal niemand, behalve wij. Verbazingwekkend. Onze eerste stop is Gili Kapal. Het verbaast me dat het een naam heeft, want het is een echt klein onbewoond eiland met helemaal niets. In Nederland zou je zeggen een zandplaat, maar of het hier zo heet valt te betwijfelen, het ligt vol stukjes koraal. Het heeft een fantastisch uitzicht op Gunung Rinjani. Net als we ons een beetje Robinson Crusoë beginnen te voelen, komt er een tweede bootje aan, met 10 rugzaktoeristen op het dak en een muziekje aan. De passagiers glijden via een oranje plastic glijbaan van het dak af, het water in. Hoe klein het eiland ook is, het is groot genoeg voor ons samen, vooral omdat zij naast hun boot blijven hangen en verkennen van het eiland niet nodig vinden. 

De volgende stop ligt tussen twee atollen in. ‘Spring hier maar overboord’. Onderwater is weer helemaal gaaf met inderdaad fantastisch koraal. Vanochtend dachten we nog dat een duikschool hier het gat in de markt was, nu we hier net onder water hangen zien we dat dat niet nodig is. Het is zelfs snorkelend zaak om niet te diep te gaan en boven het koraal te blijven. En wat voor een koraal, zo veel kleuren, zo veel vormen, zo mooi. En vol leven: Zeeëgels met lange stekels, blauwe zeesterren, scholen visjes in allerlei maten, het is druk onder water. Natuurlijk zwemt ook Nemo hier, in grote getalen zelfs. We zijn blij dat ze niet allemaal zo’n doordringend disneystemmetje hebben. 

Op weg naar de Gili Bidara varen we langs Gili Rebejan. Eigenlijk is niet duidelijk welk voorzetsel hier voor te gebruiken, we varen door, we varen over, we varen op, het klopt allemaal. Gili Rebejan staat vol mangrove, struiken die in zout water kunnen groeien. Wij varen er tussendoor. Nu is het getij zo dat we voorzichtig kunnen varen, later op de dag zal de gili droogvallen. 

Gili Bidara is fantastisch om te snorkelen. Het enthousiasme van de gids is terecht. We vragen ons af of we ooit zo’n mooi koraal gezien hebben. We worden over boord gezet met de opmerking ‘voorzichtig’. En terecht want zo gauw we onze neus onder water steken raakt die bijna het koraal. Hier zijn de kleuren weer heel anders, sprekender, feller. Het koraal is groen en geel en bruin en blauw. Het zijn echte flinke onderwaterstruiken. Er liggen wat roosters die helemaal begroeid zijn. Vissen zwemmen er over en eronder. Kleurrijk en mooi. Heel divers, met mooie namen als clownsvis, doktersvis, papagaaivis en trompetvis. We weten er veel te weinig te benoemen. Dat hindert niet, met een shirt aan tegen het verbranden, dobberen we en we genieten van wat we zien. 

Lombok

Gisteren bevestigde nog eens wat we eigenlijk al wisten, dat je echt op tijd op weg moet zijn. Tegen het middaguur wordt het echt veel te warm om te fietsen. Dus om kwart over zes rollen we het bed uit en maken de eerste foto’s van de zon die net boven de sawa’s uit komt. Een ontbijtje met een kop zoute miesoep en daar gaan we. Naar beneden onder een strak blauwe lucht, met achter ons de vulkaantoppen en voor ons in de verte de zee. Wat ons gisteren meer dan een uur kostte om naar boven te rijden, vraagt nu een klein kwartiertje. Maar het blijft niet zo gemakkelijk. Al gauw komt de eerste pittige helling en een stukje verderop moeten we er toch even af. Dan wordt de weg gelijkmatiger en het landschap ruiger. Droog. Een man staat langs de weg met bossen droog riet. Dakbedekking, al hebben de meeste huizen die we zien een golfplaten dak, rieten daken zie je nog steeds. Verderop is de zee. Het uitzicht is gaaf. We stoppen even voor een foto en zien apen de weg oversteken. Het landschap varieert. Stukken met irrigatie waar we pepers zien, en uien. Tabak. Een groepje vrouwen langs de weg staat te wachten met zakken tabaksbladeren. We stoppen voor een foto. Hilariteit. Dan zie ik dat ze cashewvruchten hebben. Ik wil ze Carry laten zien, de vrouwen lopen mee. We krijgen een rode vrucht te proeven. We begrijpen dat zij ze lekker vinden, maar het is duidelijk niet onze smaak, zoet met een wrange ondertoon. En voor de volledigheid, de cashewnoot groeit onder de vrucht, niet erin. 

We fietsen verder. Het landschap is mooi. Er volgt een stevige helling. Met een rode kop ploeteren we naar boven. Het gaat langzaam. Een jongetje roept ‘good morning’, we hebben nog net adem om hem te antwoorden ‘good morning’. Hij reageert met ‘give me money’. Zou hij nu echt denken dat we van de fiets stappen en hem het grote geld te geven? Wat verder op staan drie kleine jochies met hun fiets. Ze zien ons aankomen. Als we langs komen, fietsen ze alle drie achter ons aan, we horen ze tetteren. Ze houden ons makkelijk bij. 

Naar beneden gaat het relaxt. We fietsen en genieten. In de verste verte is er geen toerist te zien. We komen door kleine dorpjes. Mensen groeten ons. Dan ineens gaat de wind aan. Tegenwind. Het zegt iets over de temperatuur, dat we het eigenlijk niet erg vinden. Vooral de volgende lange helling omhoog, is de wind prettig. Het is inmiddels 39 graden. Wat verderop landen we in een huisje op twee minuten van het strand. Als we gaan zwemmen, zijn wij de bezienswaardigheid op een mooi zwart zandstrand vol kindertjes en verder geen witten.