In de vakantie staan we zelfs op zondag vroeg op. We kijken elkaar aan, wat doen we? Ja, we gaan fietsen vandaag, niet te ver, iets van 40 kilometer, maar wel naar een andere camping. Dus hup, alles inpakken en wegwezen. In het dorp komen we de fietsers van gisteren tegen. We puffen samen de helling op naar de Oostenrijkse grens. Daar stoppen we natuurlijk voor een foto, ondanks de passerende fietser die roept dat de helling nog maar 500 meter is. We vinden het veel te bijzonder om dit niet vast te leggen, van thuis uit naar Oostenrijk gefietst!

Het Leutaschtal dat hier op volgt voldoet aan alles wat een fietser zich wensen kan. Het heeft een fantastisch uitzicht, met giga bergen aan twee kanten, het dal is mooi groen en de huizen zijn karakteristiek, met Luftmalerei, bakken geraniums en stapelsbrandhout. Plus een weg die rustig is en maar licht glooit, zodat we ook de kans hebben ervan te genieten. 
Er komt nog één flinke helling, met een stuk tot 12%. Hier is de weg ook drukker. Sommige auto’s lijken te vergeten dat er een caravan achter hangt, die breder is dan de auto, en ze scheuren rakelings langs ons heen. Steil en met veel stenen biedt de berm weinig uitwijkmogelijkheden, in jargon van de provincie Overijssel is deze berm weinig vergevingsgezind voor stuurfouten. Garmin geeft aan wat het hoogste punt is, iets voorbij het kruisbeeld, maar in de berm ontbreekt elke aanduiding. Daar kunnen ze hier in Oostenrijk waarschijnlijk niet aan beginnen. Maar voor ons is het een mijlpaal, de Buchener Höhe op 1256 meter. Van hier dalen we af naar het dal van de Inn. We doen vlug even een jasje aan tegen de frisse wind tijdens de afdaling. We gaan de bocht door, onze snelheid neemt toe en daar ligt ineens in de volle breedte het dal. Wat een spektakel! Weids en prachtig. En wij zoeven naar beneden, over een helling van 9-10% over 7 kilometer. Met pijn in de handen van het knijpen in de remmen.
Hoe mooi de locatie ook is, de camping is niet zo fijn dat we hier een extra dag willen blijven. We zijn vroeg wakker en beginnen de dag met de broodjes die over zijn van de lunch van gisteren. Om 8 uur zitten we op de fiets. De eerste kilometers langs de Ammersee zijn rustig. De meeste toeristen slapen nog. Af en toe komen we een vroege fietser tegen. Hier ergens passeren we onze 1000 kilometerstand. Als de weg een beetje draait zien we in de verte al de Alpen, wazig en nog heel ver weg. Daar gaan we heen vandaag. 



De bergen om ons heen worden ruiger, de toppen kaal. Na ruim 90 kilometer is daar de geplande camping. Het is zo mooi als we gedacht hadden, met veel bosschages en aan het water. Maar we hadden niet gedacht aan het hoogseizoen. Wat kunnen er veel mensen op een camping. Wat een drukte. Oké, dat is goed voor één nacht, meer niet. 
Hoe de stad uit te komen blijft altijd een avontuur. Gelukkig heeft Carry de route op maat gemaakt en op de Garmin gezet. Dat maakt de weg vinden makkelijker, maar het fietspad vinden is een ander verhaal. Eerlijk gezegd snap ik er niets van, soms moet je op het voetpad, soms is er een tweebaansfietspad aan de overkant van de weg en soms fiets je gewoon tussen de auto’s. Wijzende mensen sturen ons bij en soms zijn we gewoon even lekker eigenwijs. Verder de stad uit fietsen we over de stuwdam, langs de kanobaan van de Olympische Spelen van 1972 en vervolgens langs de Lech. Nee, niet het vakantieskidorp van onze Lex en Maxima, maar een lokaal riviertje. 








Wat verderop zien we aan de overkant van het dal een kasteel staan. We wijzen, het ziet er mooi uit. Dan buigt de route, kronkelt wat, en hup, daar zitten we op de weg naar boven. Een flinke klim. Het kasteel zien we van heel dichtbij. Met deze klim gaan we meteen over de waterscheiding heen, van nu af aan stromen onze zweetdruppels niet meer naar de Noordzee, maar richting Zwarte Zee. 

Langs de spoorlijn gaan we verder. Zo’n railtraject is soepel fietsen. Langzaam dalen we naar de Donau. Dat klinkt serieus, zo voelt het ook, ergens vandaag zijn we over de helft van de afstand naar Venetië gegaan. Het laatste stukje valt me niet mee, ik heb last van de hitte, 36 graden. We maken een omweg op zoek naar een bouwmarkt. Iemand hier heeft bedacht dat camping gaz alleen bij bouwmarkten te koop is. Het was wat vragen en zoeken voor we daar achter kwamen.
Het trekkersveldje van de camping waar we terecht komen, is klein en heeft weinig schaduw. Het grenst wel aan de Biergarten. We mogen zelf een plekje zoeken. In de schaduw is het al behoorlijk vol. We installeren ons tussen de schommel en een speelbootje. De Friezen die we eerder tegen kwamen, staan een stukje verderop. We eten samen op het terras. Ondertussen vult het veldje zich met fietsers en hun tentjes. Onze route kruist de Donaufietsroute, dat verklaart de drukte. Het is wel duidelijk dat de gemiddelde leeftijd van de Donaufietser een stuk lager is dan die van de fietsers langs de Rijn. Aan het eind van de avond is het veldje vol als bij Lowlands op de eerste avond. 



Zo’n fietsroute is ook goed voor onze aardrijkskunde, vooral topografie. De route voert nu naar de Neckar, een van de zijrivieren van de Rijn en naar Heidelberg. Voor ons een goede plek om met Gorgias en Elmy de toerist uit te hangen. Heidelberg is een mooie, oude stad. Eind zeventiende eeuw is ze twee keer veroverd en verwoesd door Fransen en daarna weer ogebouwd. In de tweede wereldoorlog is ze behouden omdat de Amerikanen haar al aangewezen hadden als hun toekomstig hoofdkwartier. Een stad waar ook de basis ligt van de Heidelbergse catechismus en waar het eigenlijk te warm was om veel te doen.
We peddelen lekker door. De hoeveelheid tegenliggers is veel minder dan bij de Rijn. Wel komen we af en toe een zaterdagochtend-senioren-fietsclub tegen. Een keurig rijtje fietsers, allemaal beetje angstig kijkend, krampachtig sturend, met voorop een ferm type met een geel hes aan. Ze stralen een soort van opluchting uit als het hen lukt ons onbeschadigd te passeren. Dat levert weinig problemen op want de meeste paden, verhard en half verhard, zijn breed genoeg.
De route gaat verder van de Rijn af door het Selltal. Op deze manier vermijden we Mainz. Vanochtend zijn we op tijd vertrokken, want het wordt weer heel warm vandaag. Vanwege de hitte hebben we vannacht in een bed&breakfast geslapen. Een mooie oude boerderij/watermolen met dikke muren, dus heerlijk koel. Deze watermolen was eerder van de familie Opel. Zij hadden hem gekocht vanwege de waterrechten. Ofwel ze hadden eerst een burcht boven op de heuvel, maar onvoldoende water voor het omringende land. Als je geld hebt koop je dan gewoon de rest van het gebied. Matriarch Irmgard woonde niet in de burcht bij haar familie, maar had haar eigen stek in de watermolen. Inmiddels is het gebouw al twintig jaar als stoeterij en b&b in gebruik. Klokslag 5 uur werd de wei open gezet en liepen de paarden vanzelf naar huis, hun eigen plekje in de stal in.
En eerlijk gezegd is het laatste stukje, zo rond het middaguur, als het boven 35 graden is, gewoon even doorbijten. Gelukkig kunnen we daarna inchecken in een hotel met airco. En daarna hebben we nog een hele middag in goed gezelschap op het terras in die Altstatt van Heppenheim, onder het motto ‘als het warm is moet je genoeg drinken’.
Onze route voert ons langs de Rijn. Het is bijna vlak. Fietsersparadijs. En dat zullen we weten ook. Er zijn zóveel tegenliggers met bepakking, en de stroom blijft maar komen. Of het in onze richting, stroomopwaarts, ook zo druk is, weten we eigenlijk niet. Wij zien niet zo veel mensen onze kant uit gaan – en inhalers zien we ook niet veel. 
Maar het Rijndal is ook smal, met op beide oevers een autoweg en een spoorlijn. En hoe mooi ook, eigenlijk is het ook een beetje saai, gewoon rechtdoor fietsen langs het water. Je gaat vanzelf letten op die groe kilometerborden en je afvragen of het wel opschiet. 

Onze route voerde over kleine, rustige landbouwwegen. Grote akkers met bieten, graan en aardappels. Duidelijk een werkdag, want bijna geen andere fietsers te zien. Wel twee andere vakantiefietsers, op weg naar Verona. Met hen hebben we een stukje samen gefietst, in een stevig tempo. Dat betekende dat we al meer dan 60 kilometer gefietst hadden toen we gingen lunchen. Het terras werd gedomineerd door een groep bejaarde heren in fietskleding. Het bleek een ploeg te zijn tussen de 70 en 80, die zich elke maandagochtend om 9 uur verzamelt om samen te gaan toeren. Onze fietsen werden belangstellend bekeken en becommentarieerd. Een van die gasten, de grootste bal van het geheel, zo iemand die anders een sjaaltje om heeft en dat zie je aan de manier waarop hij zich beweegt, gaf commentaar: ‘ein Rohloff Hub habe ich nur einmal gesehen, bei sehr reiche Leute’. Natuurlijk kon Carry het niet laten ‘aber wer sagt dass wir nicht sehr reich sind?’