Markt

Het is rustig in Nyaung Shwe, zo aan het eind van de regentijd. Onze reisgids waarschuwt dat je in het hoogseizoen een hotel moet reserveren omdat er anders mogelijk geen plek is. Nu is dat niet voor te stellen. Als je om je heen kijkt zie je de eerste hoogbouw verschijnen. Helaas is bureaucratie nog niet zover dat er ook iets van welstand is, dus het zijn grote lelijke blokken die boven alles uit torenen.

Nyaung Shwe is een van de dorpen rond Inle Lake. Het bijzondere is dat de markt hier niet wekelijks is, maar met een regelmaat van vijf dagen circuleert tussen die dorpen rond het meer. Voor ons als westerling is dat even wennen. Het is dus niet vrijdag marktdag, maar iedereen moet even op de kalender kijken wanneer het waar markt is. Vandaag is het markt in Nyaung Shwe en natuurlijk gaan we er heen. Het eerste dat weer eens heel duidelijk wordt is dat we zo groot zijn, we steken met gemak een kop boven iedereen uit. Het is wat onhandig omdat de zeilen boven de kraampjes niet op ons berekend zijn, maar voordeel is wel dat je elkaar in het gekrioel niet kwijt raakt.

Natuurlijk is alles te koop op de markt. Het valt op dat er veel bloemen voor boeddha zijn te koop, vooral asters,. Kopers krijgen ze mee, gerold in een blad van de teakboom. Vlees en vis worden uitgestald op bananenbladeren, net als de groenten. Veel groenten komen ons bekend voor maar we zien ook van alles waar we geen idee bij hebben wat het is. Bladeren om te kauwen liggen in mooie stapeltjes gerangschikt. Een vrouw rookt een lokaal gemaakte sigaar. We kijken onze ogen uit. Ook naar de mensen en hun kleding. Zoveel soorten hoedjes en rokken, horend bij de klederdracht van een van de stammen. We drinken koffie aan de rand van de markt. Daar staan de fietstaxi’s, de brommers en de pickups klaar om iedereen met al zijn spullen weer naar huis te brengen.

Er hangt een bord langs de kant van de weg dat massages aanbiedt. Dat gaan we proberen. Wellicht is de lokale variant anders dan wat we al kennen. Als we aan komen lopen kunnen we meteen aanschuiven of beter gezegd: er bij gaan liggen. Er liggen al vier mensen die gemasseerd worden, daar worden we naast gelegd. Het is een familiebedrijf. De zes mensen die masseren zijn allemaal neven en nichten van elkaar. Het is duidelijk een ander soort massage dan we gewend zijn. Het begint met een soort van plukken aan je lijf en daarna begint het echte werk. De masseuse gaat op je benen staan, terwijl ze zich vast houdt aan het plafond. Het is een hilarisch gezicht, de vier mensen naast ons zijn blijkbaar tegelijk begonnen, dus hangen er ineens vier masseurs aan het plafond. Deze vorm van massage voelt wel lekker. Als de dame die me masseert haar voeten tegen mijn billen zet, vraag ik me of betekent full body massage hier dat mijn hele lijf gemasseerd wordt of meer dat zij haar hele lijf gebruikt voor de massage?

Poen

We waren gewaarschuwd dat geld ingewikkeld zou zijn in Myanmar en dat we genoeg reserves mee moesten nemen. We hebben zelfs eurobiljetten staan strijken omdat ze anders hier niet geaccepteerd zouden worden. Maar dan blijkt dat ook hier de ontwikkelingen snel gaan. Een paar jaar geleden was het allemaal inderdaad nog erg ingewikkeld, er waren zelfs geen officiële wisselkoersen. Nu heeft elke stad wel een paar geldautomaten. Dit maakt de kans aanzienlijk dat je ook werkelijk geld kunt pinnen, met wat zoeken is er altijd wel een die het doet. Oók met een INGpas. Dat de biljetten en de bedragen die je wilt pinnen niet helemaal met elkaar in overeenstemming zijn, laten we even buiten beschouwing. We pinden 300.000 kyat en kregen het in een grote stapel biljetten van 5.000. Voor we rijker lijken dan we zijn, de koers in het hotel is 1.400 kyat voor 1 U$.

Toch is het af en toe behoorlijk wat gedoe. Hotels stimuleren je om te boeken via booking.com. Als gast krijg je dan tot onze verbazing inderdaad een betere prijs dan aan de hotelbalie. Wij krijgen als Europeaan de prijs aangegeven in euro’s. Als je met een creditcard zou kunnen betalen, maakt dat niet uit. Maar dat kan dus niet. Het verzoek is om cash te betalen, in dollars of kyats. Dit geeft elke keer weer bij de hotelbalie een hoop gedoe over euro’s, dollars en kyats.

Natuurlijk moet ook hier BTW betaald worden. Daarvoor hebben ze een heel eenvoudig systeem van zegeltjes. De 5% BTW  wordt vermeld op de rekening, en voor dat bedrag worden een soort postzegeltjes op de rekening geplakt. Een rekening ziet er meteen uit als een ‘ouderwetse’ brief. Poen is natuurlijk ook wat mensen verdienen. Myanmar heeft een officieel minimumloon van een equivalent van 100 U$ per maand. Naar het schijnt wordt het volgend jaar verhoogd met 30 U$. Niet dat elke werkgever zich er aan houdt, maar iedereen weet wel dat dit de basis is. Een ervaren kok verdient rond de 300 U$, een Engelssprekende ambtenaar in Yangoon met computerkennis iets van 500 U$. Met dit soort bedragen is het niet verwonderlijk dat elk hotel veel personeel heeft. Iemand om de deur open te doen, drie man achter de balie, iemand om de hal te dweilen en iemand voor de bagage. Het liefst willen ze je letterlijk alles uit handen nemen. Een fiets met aangeklikte bagage past niet helemaal in die etiquette, zeker niet als de eigenaar het liefst alles zelf wil doen. 

Herfst

Een dagje in Nyaung Shwe, aan het Inle Lake. Het is een vlak gebied waar gemakkelijk gefietst kan worden. Ons hotel biedt fietsen te huur aan en heeft een kaartje met de lokale hoogtepunten. Op onze eigen fiets kijken we wat rond. Het eerste wat opvalt is een man die zijn bootje puntert, niet met zijn arm, maar met zijn been. De traditionele manier van punteren – en nee, we maken geen grappen over waterfietsen. Een stukje verderop zitten vrouwen de was te doen. Ook een mand grote lakens, welk hotel laat zijn was hier doen? En verbeeld ik het me, of zit die vrouw daar onze fietsbroeken te wassen?

Eerste stop van vandaag is Shwe Yan Pyay, een 19e eeuws houten klooster. Wat meteen opvalt bij aankomst zijn de grote ronde ramen. Binnen zit een grote gouden boeddha, met in de omgang erachter diverse andere boeddha’s. Het dak is van bladgoud met spiegeltjes, mooi oud geworden. Maar wat het meeste indruk maakt is de stupa ernaast. De overdekte gang hieromheen heeft vier rijen nissen boven elkaar met allemaal kleine boeddha’s, de meeste met een rode versiering. Overal een bordje bij met de naam van een sponsor. De verf van het plafond bladdert af, de met glas ingelegde figuren rond de boeddha’s zijn wat vervaagd, er loopt een scheve electriciteitsdraad, maar bij elkaar is het ongelooflijk mooi.

Hetzelfde rondje fietsen voert langs de RedMountain Vineyard. Wie had dat gedacht, in dit deel van de wereld. Natuurlijk gaan we daar lunchen. Vanaf het terras hebben we een geweldig uitzicht over het meer en de bergen. We zien het ook langzaam betrekken, het wordt fris en een flinke bui barst los. Het lijkt wel herfst. Tja, dan gaan we niet fietsen, dan doen we toch een wijnproeverij.

Track

Onze route tot nu toe gaat grotendeels over asfalt. Dus als we dan een keer de kans hebben voor een alternatief grijpen we die. In het gebied tussen Kalaw en Inle Lake liggen veel paden, hét gebied voor wandelaars. Maar ook voor fietsers volgens een mountainbikekantoortje in Kalaw. Wij zijn er eens gaan praten en kwamen tot de conclusie dat het leuk zou zijn een dagje over dirt roads te fietsen met een gids.

Bij vertrek worden we uitgezwaaid door wat Nederlanders. We hadden tijdens het ontbijt wat zitten praten en er kwamen inspirerende verhalen los over fietsen naar Petersburg en van Cairo naar Kaapstad. Wij houden het vandaag bij Inle Lake. We maken nog even een foto vóór vertrek, wat natuurlijk leidt tot de vraag of we er bij aankomst nog zo fris uit zullen zien. Onze gids heeft een mountainbike maar geen bagage. We zijn benieuwd hoe het zal gaan.

De zon schijnt, het is heerlijk fris en we nemen de afslag naar een smalle weg. Om ons heen glooien de heuvels, alles is groen, zo’n landbouwlappendeken, met af en toe een veldje geel raapzaad. We zijn hier in het gebied van de Shan, een van de 135 etnische groepen van Myanmar. De kleding is nét anders, en vooral de hoofdbedekking met kleurige wollen sjaals valt op.

We drinken thee bij eeen klooster. Het dorpje heeft 105 huizen staat op het bord aan de dorpsgrens. Het klooster is groot, zeker als je hoort dat er maar vijf monniken wonen. Mensen uit het dorp verzorgen de monniken.

Alleen in de drie maanden van de zomervakantie is het echt druk. Dan wonen alle jongetjes vanaf groep 3 in het klooster. Soms slapen er toeristen die een trail wandelen. Het is vooral een grote lege zaal, met 146 teakhouten palen, met aan twee kanten een boeddha.

Na het klooster wordt het pad onverhard. Het is stenig met aan de kant een makkelijker berijdbaar stukje. Het vereist wat manoeuvreren. We komen langs een stuk waar aan de weg gewerkt wordt. Hard werk, de vrouwen verdienen 3000 kyat per dag, zegt de gids. We gaan bergop, goed sturen tussen de stenen door, op tijd schakelen en tussendoor genieten van het uitzicht. Carry rijdt gemakkelijk voorop. Ik haal onze gids in, hij stapt af voor een stukje bergop. Dan zie ik Carry langs de kant van de weg staan praten met een mountainbiker. Het gevoel van de haas en de schildpad overvalt me, ik had de gids toch ingehaald? En inderdaad, dit is de begeleider van een andere groep. Zij fietsen in tegengestelde richting. Daar komt onze gids, hij heeft het moeilijk. Of beter gezegd hij zit totaal stuk. En eigenlijk blijft dat zo, ook als we het laatste stuk over vlak terrein fietsen. Onze conditie is blijkbaar beter dan gedacht.

Wandelen

Kalaw is een klein dorp met 10.000 inwoners. Het heeft een beetje de uitstraling van een wintersportdorp. In dit geval vooral gericht op wandelen in de omgeving. Het centrum zit vol kantoortjes waar je een- of meerdaagse tochten in de omgeving kunt regelen. Zeer geliefd is om in enkele dagen naar Inle Lake te lopen. Daar gaan wij morgen op de fiets heen, dus we hebben het wandelen beperkt tot een dag (en het is niet eens zondag). Prettige bijkomstigheid is dat we onze stevige schoenen niet voor niets hebben meegenomen. We moeten overigens wel een rugzakje lenen, want die hebben we niet bij ons.

Het is goed wandelweer, droog, niet te warm, beetje bewolkt. Voor foto’s helaas niet ideaal. Verdwalen schijnt zo makkelijk te zijn dat we gaan wandelen met een gids. Het is een aardige gast, met wie het makkelijk praten is. Hij wijst ons op allerlei planten: Gember, sinaasappels, thee, morning glory, boombast voor tijgerbalsem. Hij weet ook allerlei recepten. Van veel van de blaadjes die wie onderweg zien, tot pompoenbladeren aan toe, wordt met o.a. chilipepers en knoflook een curry gemaakt lijkt wel. Of anders een salade.

Het valt ons op dat we ook gemakkelijk over politiek kunnen spreken. Iets dat we tevoren niet verwacht hadden. De diverse gesprekken met de gids en met anderen onderweg maken duidelijk hoeveel draagvlak ‘the Lady’ Aung San Suu Kyi heeft en hoeveel begrip iedereen heeft voor haar moeilijke positie. Iemand analyseerde dat dit land in feite twee toppen heeft, de een van verandering en vernieuwing en de ander van het oude machtssysteem. Mensen zien de veranderingen en hopen dat de balans de goede kant uit slaat.

Happiness

Vandaag hebben we een stuk met de auto gedaan. De reden hiervan was heel praktisch, de route naar het volgende hotel was 95 kilometer, waarvan de laatste 25 met een stijging van ruim 1000 meter. Niet helemaal ons idee. We hebben een pickup geregeld, de fietsen in de laadbak vastgebonden en hebben ons laten vervoeren. Onderweg bleek dat we ook 30 km om moesten rijden omdat de weg was ondergelopen. Iets verderop was de weg tijdelijk afgesloten door een modderstroom. Zware machine groeven zich door de brij stenen en modder. Na een half uur konden we weer verder.

Kijkend naar de mensen hier vragen we ons af of ze gelukkig zijn. Dat stralen ze niet altijd uit in onze beleving. Misschien is het voor ons het taalprobleem, maar ook in de onderlinge omgang komt het op ons niet over dat ze zo blij zijn. We zoeken het op. Myanmar staat op de happiness index op plek 43, als een van de hoogste Aziatische landen. Het verbaast ons. We zoeken naar redenen, zou het zijn omdat het land recent meer openheid heeft, dat mensen blij worden van de kansen die ze zien, die ze eerder niet hadden?

Wat ons dagelijks geluk betreft, we hebben de fiets gemist vandaag. Dit traject was op de fiets heel heftig, te heftig, geweest, maar zo mooi groen. Wat fietsen zo mooi maakt is om in een simpel tempo een beetje deel uit te maken van het dagelijks leven. Ook op de fiets ben je een buitenstaander, maar je ziet, hoort en ruikt(!) hoe het toe gaat. Er zit niets tussen jou en de wereld om je heen. In de auto is dat anders, je blijft op afstand. Staan er koeien op de weg dan volstaat een keer toeteren. Aan het eind van de rit waren we moe, van alle gehobbel en gestuiter, maar hadden we niets gedaan. Op de fiets heb je het zelf gedaan, is er het voldane gevoel bij aankomst. Dan is het de reis waar het omgaat, niet alleen de aankomst.

Nu zijn we op hoogte in Kalaw, ruim 1350 meter. We proeven de frisse avondlucht, hebben zelfs een vestje aan, en we hoeven vannacht geen airco. Morgen gaan we wandelen, hier heet dat we een trekking gaan doen.

111,7

Het was ver vandaag. Dat had een simpele reden, vanaf Popa gezien is er niet eerder een hotel dan in Meiktila. Dus het was even aanpoten. Gelukkig zat het weer mee, grotendeels bewolkt en meestal droog, met een lekker briesje. Dus daar gingen we, met de jas aan, want het is op 600 meter hoogte in Popa nog mistig en fris. Die jas kan al snel uit. De eerste (enige) stad waar we door heen komen was Kyaukpadaung. Dat is ook zoiets. Je schrijft Kyaukpadaung (in het Engels, helaas haalt dit toetsenbord de lokale taal niet), je spreekt het uit als iets dat lijkt op Choperow en Tsjoperong. De eerste keer dat weet iemand over de route spraken kwamen we er dan ook niet uit. 

Onderweg zijn wegwerkzaamheden. Wat opvalt is dat het vrouwen zijn die aan de slag zijn. De ene keer halen ze zand per mandje op het hoofd om de gaten in de weg te dichten. Een andere keer is het serieus werk aan de weg met stenen en een ‘houtvuurtje’ om asfalt te stoken. We worden regelmatig ingehaald door brommers. Natuurlijk krijgen we ook hier reacties, de passagier grijnst, zwaait of de bestuurder steekt een duim op. Een flink deel van de brommerrijders heeft een helm op. Vooral de lokaal gemaakte helmen, model nazihelm met het randje, blijven leuk. Het verkeer is sowieso mooi, als je van details houdt. Er komt een pickup voorbij, de passagiers die op de laadklep staan, houden zich aan een band vanaf het dak vast alsof ze in een Amsterdamse tram staan. Bovenop een passerend busje staan twee brommers, er achter zitten twee mensen die naar ons zwaaien. Mannen in longyi, de lokale sarong, lopen langs. Blijkbaar verwachten ze regen want ze hebben hun paraplu diagonaal achter in hun longyi gestoken. En dan zijn er nog de ossenkarren, de herders met hun kuddes en de zwaaiende kindertjes.

Ook vandaag rijden we door een dorp met een unique selling point. Deze keer is het gebakken kip. Vrouwen met bladen vol staan langs de weg. Bussen weten dit en stoppen er speciaal voor. Wij drinken er wat. De vraag is altijd wat te drinken als er geen cola is. Deze keer geen hoestdrank maar Asia Lychee en Fire dragon energy drank. Tja, westers als we zijn geven we cola toch de voorkeur. In een ander dorp staan vrouwen langs de weg met wortels, ze zien er uit als schorseneren. We hebben ze geproefd want blijkbaar eet je ze rauw. Onze smaak was het niet.

De weg gaat verder. We kruisen een irrigatiekanaal. Het gebied dat volgt is mooi helder groen van de rijst. Het gebied glooit, de hellingen zijn niet steil. We kunnen makkelijk een beetje vaart maken. Om de tien kilometer is er wel weer een dorpje of wat bebouwing. Verder is het land leeg en groen. Na 85 kilometer stoppen we voor de lunch. Bestellen van een cola gaat makkelijk, maar voordat ze begrijpen dat we ook willen eten zijn we we weer wat verder. Ook hier eten we een ‘Birmese rijsttafel’, een bord rijst met een boel schaaltjes met allerlei gerechten. Het ziet erg mooi uit maar ik vrees dat we moeten opbiechten dat het toch niet helemaal onze smaak is. We zitten er op ons gemak, en dat is maar goed ook want juist als we op het punt van vertrek staan barst een flinke bui los. Die wachten we even af voor we aan de laatste kilometers beginnen. 

Popa

Weer op de fiets voor de volgende etappe. Het eerste stuk is niet zo spannend, het is vooral groen. Langs de weg verschijnen kraampjes met palmsuiker. Dat blijft bijzonder, zo zie je niets, zo biedt iedereen ineens kilometerslang hetzelfde aan. Toch zie je deze ‘toddy palm’ waar palmsuiker uit gewonnen wordt op veel meer plaatsen. We zijn even gestopt om te kijken. We kregen prompt uitleg over proces van suiker maken uit sap en er alcohol van destilleren. Wat dan vooral opvalt is de manier van stoken, met een kleien constructie rond het vuur. 

Het volgende stuk zitten er af en toe mensen langs de weg te kijken. Het voelt een beetje als achteraan lopen bij een hardloopwedstrijd, als de meeste toeschouwers al weg zijn. Als we worden ingehaald door een pickup wordt het duidelijk, er wordt gezwaaid, deze mensen staan gewoon op vervoer te wachten. Verderop loopt een vrouw met brandhout, ze draagt het met een juk in twee manden. In de laatste twee kilometer stijgen we 200 meter. Met de temperatuur hier is dit pittig, maar goed te doen. Niet gedacht dat dat zo’n verschil zou zijn.

Het dorpje Popa, waar we naar toe fietsen, is beroemd om de top die er naast ligt, mount Popa. Hierop staat, hoe kan het ook anders, een tempel. Maar deze is niet voor boeddha maar voor de 37 nats. Dit is een overblijfsel uit de tijd vóór het boeddisme, toen mensen geloofden dat overal een geest (nat) inzat. Dit bleek moeilijk te combineren met boeddisme. Een wijze koning heeft toen besloten dat nog 37 nats bestaansrecht hebben. Mount Popa is de belangrijkste plek waar ze vereerd worden en dat wordt gedaan met geld en bananen. Om in de tempel te komen ga je 777 treden op. Dat klinkt wellicht saai, maar dat is het zeker niet. De eerste 100 treden baan je je een weg door allerlei souvernirstalletjes. Dan komen er wat kleinere tempels. Hier wordt ook om donations gevraagd. Ter aanmoediging hangen bordjes aan de muur wat andere donateurs gegeven hebben. Zo weten we dat de familie van der Hulst op 15 juni 2017 40 U$ heeft gegeven. Dan komen de apen. Veel apen, brutaal als de hel. We zien ze bij kinderen snoepjes uit de handen pikken. De trap is overdekt met golfplaat, daar rammen ze op als ze er overheen rennen en vallen. De laatste twee trappen zijn haast niet te belopen, ze liggen helemaal vol met elkaar vlooiende apen. Ze blijven gewoon liggen als we er tussendoor laveren. Ons sprookje is dat de bananen die aan het eind van de dag in de diverse tempels liggen gewoon aan de apen gevoerd worden.

Tempels

We zitten met een biertje bij het zwembad na een dagje tempels kijken. Het regent. De zon schijnt een stukje verderop. We blijven lekker zitten. Gisteren waren we aan het eind van de middag bij een tempel waar je op kon klimmen. Natuurlijk deden we dat. Toen we een rondje liepen om naar het uitzicht te kijken vonden we een groepje mensen, zittend op de rand, wachtend op de zonsondergang. We hebben even ‘meegekeken’ maar met al die wolken hadden we niet het geduld om te blijven wachten. Misschien hebben we het niet helemaal begrepen, want twee Nederlandse meiden die we spraken kwamen er al voor de derde dag op rij. Iets verderop was een herder zijn koeien aan het weiden. Hij waarschuwde ons voor het hoge gras. Zojuist had hij nog een cobra weg zien schieten.

Maar goed, vandaag een dagje tempels kijken. Dat vraagt een korte toelichting. Bagan, waar we nu zijn, was 1000 jaar geleden de hoofdstad van het boedditische Paganrijk. In de bloeitijd vanaf 1047 zijn veel tempels en stoepa’s gebouwd. Dat duurde tot 1287, toen de stad veroverd werd door de Mongoolse legers van Kublai Kahn. Die hebben alles heel gelaten. Daarna heeft Bagan nooit meer een belangrijke functie gehad. Dat betekent dat in een gebied van 42 km2 nog relatief veel van de oorspronkelijke tempels en stoepa’s behouden zijn. Al hebben de aardbevingen van 1975 en 2016 behoorlijk huis gehouden. Als je er rond kijkt zie je wat landbouw en veel tempels in allerlei maten. Sommige hebben een gouden dak, de meeste zijn van rode baksteen en andere zijn gewoon wit. Het zijn er veel, heel veel. We zijn op de fiets gestapt en gaan rijden om rond te kijken. Sommige zijn ‘must-sees’. Deze zijn herkenbaar aan de toeristenbussen, brommers en kraampjes er omheen. Andere wekken simpelweg de nieuwsgierigheid als je langs fietst, dan stap je af, schoenen uit, even kijken en hup weer verder.

Voor de romantiek doen we wat namen van de tempels: Htilominlo, Bu Paya, Bu Lai Thi, Ananda en Shwe San Daw. We hebben ontzettend veel gouden boeddha’s gezien. De vraag blijft of we verschillen zien. We weten inmiddels dat de houding van de handen belangrijk is, maar de gezichten lijken wel heel veel op elkaar – of ligt dat aan ons? En waarom vinden we dat eigenlijk belangrijk? Bij de Ananda tempel raakten we in gesprek met een man die vertelde dat er nog oorspronkelijke schilderingen bewaard waren. We liepen met hem en zijn broer mee naar een wat vervallen tempel in de buurt, Ananda Okkyaung. Daar waren het plafond en de muren zó mooi, met gave tekeningen. Fotograferen mocht niet, maar we hebben zonder flits een beetje gesmokkeld.

Wat maakt het nu zo bijzonder? Het zijn zo ongelooflijk veel tempels. Ze zijn ontzettend mooi van vorm, heel oud en behoorlijk goed bewaard. Ze liggen overal verspreid, ze lijken op elkaar, maar ze zijn toch allemaal uniek. En je kunt er met je fietsje gewoon tussendoor trappen.

Mingalabar

We hebben de route wat aangepast om twee lange fietsdagen te voorkomen. We gaan nu naar Myingyan, een stad die niet eens in Lonely Planet staat. De routeomschrijving was eenvoudig, toen we eenmaal de stad uit waren, na 26 kilometer rechts, na 51 kilometer links. Dat wil niet zeggen dat de route saai was. Het was een hoofdweg, maar dit is niet wat je bij een hoofdweg in gedachten hebt. Er liep een karrenspoor langs. Letterlijk een karrenspoor, een modderpad waar de ossenwagens lopen. En die lopen er zeer regelmatig. Er liggen rode spatten op de weg. Op het moment dat je daar iets bloederigs bij denkt, wordt er gerocheld en spuugt iemand een fluim betelnoot. Dan is het duidelijk, rode spatten zijn van betelnoot. Het is het eind van de regentijd, alles is fantastisch mooi groen. We zien katoen, mais, rijst, palmen en bananen. We verwachten een uitgestrekte vlakte, maar er zitten ook heuvels in, die zorgen voor een fantastisch uitzicht over een uitgestrekt groen gebied. Er staan hutten langs de weg, met rieten matten als muren en grasdaken. Af en toe passeren we een dorp, met soms een stenen huis. We fietsen, mensen kijken, ze groeten: ‘mingalabar’. Een meisje maakt een foto, ik stop, we maken een selfie. 

We fietsen door. Langs de weg staan koeien en soms schapen. Herders erbij met traditionele hoeden, thanaka op hun gezicht. Af en toe ligt er zelfs een varken in de modder. Het is wat bewolkt, gelukkig, want in de volle zon is het warm. Er valt wat regen, Carry rijdt 50 meter voor me en blijft droog, ik krijg een boel dikke druppels over me heen. De volgende bui knalt in alle hevigheid over ons heen. We schuilen onder een boom tot die begint te lekken. Wat verderop is een afdak/bushalte. Daar staan we met een groepje brommerrijders te wachten tot het droog genoeg is om verder te rijden. De weg is behoorlijk goed. Af en toe is het asfalt wat rafelig. Er zitten wat natte plekken in, waar de rivier in deze tijd van het jaar nog zo hoog is dat er een laagje water op de weg staat. Dat zijn natte voeten als je erdoor rijdt. 

We lunchen in een teashop langs de weg. Dit betekent dat er kopjes op tafel staan die je afspoelt en waarin je zelf thee kan inschenken. Thee is gratis, wat je erbij eet betaal je. We hebben geen idee wat je er kan eten. We wijzen naar wat er klaar gemaakt wordt en steken twee vingers in de lucht. Dat lukt. We krijgen een kopje bouillon en een kommetje met mie, saus en sesamzaadjes. Lekker. Erbij een klein schaaltje gefermenteerde groenten. Het lijkt op zoetzuur, maar eigenlijk ruikt het gewoon als ingekuilde mais. Totale prijs was six, werd gezegd en gebaard. Toen we een biljet van 1000 kyatt vonden en keken naar een biljet van 5000, werd gebaard dat dat niet nodig was, geen 6000, maar 600. Omgerekend was de maaltijd iets van van 36 cent. Het is een flinke afstand vandaag. Ik denk met een glimlach aan de man die naast me kwam rijden en me vroeg: ‘are you happy?’ ‘O, yes, I am happy’.