Het laatste stukje omhoog naar de camping is pittig. Met een knalrode kop rijden we het terrein op. We worden begroet door een groepje Nederlanders die voor hun tent zitten. Ik denk dat Carry een grapje maakt als hij meldt dat de plek voor onze tent vol in de zon ligt, maar helaas. Het is echt zo. Daar moeten we het mee doen deze keer. Het uitzicht maakt veel goed. De buren ook. Links van ons staan de fietsers uit Sliedrecht die we bij de grens tegen kwamen. Rechts staan de eigenaren van de fietsen uit Augsburg. 
Het is zo’n camping waar jaren achtereen dezelfde mensen komen. Iemand vertelt dat hij elk jaar het weekend voor zijn vakantie even hierheen rijdt om de tent op te zetten, dan kan zijn vakantie daarna echt beginnen. Een ander vertelt dat we hier eigenlijk moeten wandelen. Wij houden het bij fietsen, praten over fietsen met de buren en een goede lunch op het terras bij de abdij.
Het wordt druk met fietsers. Ook de Friezen die we eerder spraken, landen hier. Het geeft nog wat hilariteit als een nieuw aangekomene met een dieprood bezweet hoofd wat geïrriteerd vraagt of we respect willen hebben voor iemand die met de fiets is aangekomen. 
Bij het wakker worden zijn de andere fietsers al weg, maar de zon schijnt al vol op. Het valt mee, al snel kunnen we in de schaduw van de boom zitten met koffie en een digitaal krantje. Het zoevend geluid op de achtergrond komt van de skischans. Bij een temperatuur van tegen de 30 graden wordt hier gesprongen. 
Bij zo’n rustdag hoort ook wat cultuur. We gaan naar de Cistercienzer abdij. Barok met rococo. Twee dingen uit de rondleiding blijven ons vooral bij, de zon komt hier in de twee wintermaanden niet boven de bergen uit en voor alle bladgoud in de kerk is maar 8 à 9 kilo goud gebruikt. Erg efficient dus.


Er komt nog één flinke helling, met een stuk tot 12%. Hier is de weg ook drukker. Sommige auto’s lijken te vergeten dat er een caravan achter hangt, die breder is dan de auto, en ze scheuren rakelings langs ons heen. Steil en met veel stenen biedt de berm weinig uitwijkmogelijkheden, in jargon van de provincie Overijssel is deze berm weinig vergevingsgezind voor stuurfouten. Garmin geeft aan wat het hoogste punt is, iets voorbij het kruisbeeld, maar in de berm ontbreekt elke aanduiding. Daar kunnen ze hier in Oostenrijk waarschijnlijk niet aan beginnen. Maar voor ons is het een mijlpaal, de Buchener Höhe op 1256 meter. Van hier dalen we af naar het dal van de Inn. We doen vlug even een jasje aan tegen de frisse wind tijdens de afdaling. We gaan de bocht door, onze snelheid neemt toe en daar ligt ineens in de volle breedte het dal. Wat een spektakel! Weids en prachtig. En wij zoeven naar beneden, over een helling van 9-10% over 7 kilometer. Met pijn in de handen van het knijpen in de remmen.
Hoe mooi de locatie ook is, de camping is niet zo fijn dat we hier een extra dag willen blijven. We zijn vroeg wakker en beginnen de dag met de broodjes die over zijn van de lunch van gisteren. Om 8 uur zitten we op de fiets. De eerste kilometers langs de Ammersee zijn rustig. De meeste toeristen slapen nog. Af en toe komen we een vroege fietser tegen. Hier ergens passeren we onze 1000 kilometerstand. Als de weg een beetje draait zien we in de verte al de Alpen, wazig en nog heel ver weg. Daar gaan we heen vandaag. 



De bergen om ons heen worden ruiger, de toppen kaal. Na ruim 90 kilometer is daar de geplande camping. Het is zo mooi als we gedacht hadden, met veel bosschages en aan het water. Maar we hadden niet gedacht aan het hoogseizoen. Wat kunnen er veel mensen op een camping. Wat een drukte. Oké, dat is goed voor één nacht, meer niet. 
Hoe de stad uit te komen blijft altijd een avontuur. Gelukkig heeft Carry de route op maat gemaakt en op de Garmin gezet. Dat maakt de weg vinden makkelijker, maar het fietspad vinden is een ander verhaal. Eerlijk gezegd snap ik er niets van, soms moet je op het voetpad, soms is er een tweebaansfietspad aan de overkant van de weg en soms fiets je gewoon tussen de auto’s. Wijzende mensen sturen ons bij en soms zijn we gewoon even lekker eigenwijs. Verder de stad uit fietsen we over de stuwdam, langs de kanobaan van de Olympische Spelen van 1972 en vervolgens langs de Lech. Nee, niet het vakantieskidorp van onze Lex en Maxima, maar een lokaal riviertje. 








Wat verderop zien we aan de overkant van het dal een kasteel staan. We wijzen, het ziet er mooi uit. Dan buigt de route, kronkelt wat, en hup, daar zitten we op de weg naar boven. Een flinke klim. Het kasteel zien we van heel dichtbij. Met deze klim gaan we meteen over de waterscheiding heen, van nu af aan stromen onze zweetdruppels niet meer naar de Noordzee, maar richting Zwarte Zee. 

Langs de spoorlijn gaan we verder. Zo’n railtraject is soepel fietsen. Langzaam dalen we naar de Donau. Dat klinkt serieus, zo voelt het ook, ergens vandaag zijn we over de helft van de afstand naar Venetië gegaan. Het laatste stukje valt me niet mee, ik heb last van de hitte, 36 graden. We maken een omweg op zoek naar een bouwmarkt. Iemand hier heeft bedacht dat camping gaz alleen bij bouwmarkten te koop is. Het was wat vragen en zoeken voor we daar achter kwamen.
Het trekkersveldje van de camping waar we terecht komen, is klein en heeft weinig schaduw. Het grenst wel aan de Biergarten. We mogen zelf een plekje zoeken. In de schaduw is het al behoorlijk vol. We installeren ons tussen de schommel en een speelbootje. De Friezen die we eerder tegen kwamen, staan een stukje verderop. We eten samen op het terras. Ondertussen vult het veldje zich met fietsers en hun tentjes. Onze route kruist de Donaufietsroute, dat verklaart de drukte. Het is wel duidelijk dat de gemiddelde leeftijd van de Donaufietser een stuk lager is dan die van de fietsers langs de Rijn. Aan het eind van de avond is het veldje vol als bij Lowlands op de eerste avond. 