Het hotel serveert geen ontbijt. Wel kunnen we de keuken gebruiken om zelf wat te maken. Dus hebben we gisteren ons ontbijt bij elkaar gescharreld, potje jam hier, yoghurtje daar en broodjes van de bakker. Nu zitten we op de veranda met een kopje thee en eten we onder toeziend oog van wat grijze eekhoorns. We hebben ons nog niet omgedraaid of Knabbel en Babbel zitten op tafel en eten de kruimels.
De route is niet spannend, we rijden 68 kilometer over één en dezelfde regionale weg. Het is vrij rustig op deze maandagochtend. We herkennen ondertussen de signalen van het toeterend verkeer: Drie keer toeteren als je er aan komt en denkt onvoldoende ruimte te hebben, één keer toeteren op het moment dat je passeert. Gelukkig toetert lang niet iedereen, maar er zijn natuurlijk ook genoeg passanten die gewoon even toeteren naar die twee fietsers. Speciale vermelding is er voor de bussen die als debielen scheuren en ons rakelings passeren. Bij voorkeur laten ze nét naast je oor alle kunstjes van hun claxon horen. In het hotel beweerden ze dat dat is om de olifanten op afstand te houden, maar daar wil ik mezelf toch niet mee vergelijken.
We rijden langs de jungle van Wilpattu park. Jungle is hier vooral struiken, meren en hoog gras. Kilometerslang staan er elektrische hekken om het wild binnen te houden. We zien waarschuwingen voor overstekende olifanten, maar geen enkele olifant. Wel ligt er een levende slang op de weg. Carry twijfelt of hij naar de rechterbaan moet om de slang te passeren of toch tussen de berm en de slang door zal gaan. Hij kiest het laatste. Achter hem rijdend zie ik hoe de wel twee meter lange slang glinsterend en kronkelend de berm in schiet.
De weg is licht heuvelachtig. Zo tegen het middaguur wordt het heet. Daar helpt zelfs de flinke tegenwind van vandaag niet tegen. Dan zien we de eerste koepels van de tempels van Anaradhapura en zelfs in de verte Mihintale. Hier ligt 2300 jaar Boeddhistische historie. Dat gaan we zien.