A12

Het hotel serveert geen ontbijt. Wel kunnen we de keuken gebruiken om zelf wat te maken. Dus hebben we gisteren ons ontbijt bij elkaar gescharreld, potje jam hier, yoghurtje daar en broodjes van de bakker. Nu zitten we op de veranda met een kopje thee en eten we onder toeziend oog van wat grijze eekhoorns. We hebben ons nog niet omgedraaid of Knabbel en Babbel zitten op tafel en eten de kruimels.

De route is niet spannend, we rijden 68 kilometer over één en dezelfde regionale weg. Het is vrij rustig op deze maandagochtend. We herkennen ondertussen de signalen van het toeterend verkeer: Drie keer toeteren als je er aan komt en denkt onvoldoende ruimte te hebben, één keer toeteren op het moment dat je passeert. Gelukkig toetert lang niet iedereen, maar er zijn natuurlijk ook genoeg passanten die gewoon even toeteren naar die twee fietsers. Speciale vermelding is er voor de bussen die als debielen scheuren en ons rakelings passeren. Bij voorkeur laten ze nét naast je oor alle kunstjes van hun claxon horen. In het hotel beweerden ze dat dat is om de olifanten op afstand te houden, maar daar wil ik mezelf toch niet mee vergelijken.

We rijden langs de jungle van Wilpattu park. Jungle is hier vooral struiken, meren en hoog gras. Kilometerslang staan er elektrische hekken om het wild binnen te houden. We zien waarschuwingen voor overstekende olifanten, maar geen enkele olifant. Wel ligt er een levende slang op de weg. Carry twijfelt of hij naar de rechterbaan moet om de slang te passeren of toch tussen de berm en de slang door zal gaan. Hij kiest het laatste. Achter hem rijdend zie ik hoe de wel twee meter lange slang glinsterend en kronkelend de berm in schiet.

De weg is licht heuvelachtig. Zo tegen het middaguur wordt het heet. Daar helpt zelfs de flinke tegenwind van vandaag niet tegen. Dan zien we de eerste koepels van de tempels van Anaradhapura en zelfs in de verte Mihintale. Hier ligt 2300 jaar Boeddhistische historie. Dat gaan we zien.

Nieuwjaarsdag

We worden uitgezwaaid door de eigenaar van het hotel. Hij maakt nog snel wat foto’s van ons, en dan met name van Carry en zijn shirt. Het shirt hoorde bij een groep Ierse fietsers, nu rijdt Carry erin. Zo is hij meteen een stuk herkenbaarder in het verkeer.

De dag moet duidelijk nog op gang komen. Voorzichtig worden de eerste kraampjes langs de weg opgebouwd. We komen een paar wielrenners tegen op hun zondagse fietsrondje. Met deze temperatuur is een windje wel prettig, maar de volle tegenwind valt niet mee. En overal lopen honden. Gelukkig zijn ze te relaxt om achter ons aan te zitten. Ze lopen vooral in de weg als ze oversteken zonder uitkijken of zich ineens omdraaien. Iedereen stuurt keurig om ze heen.

Het lijkt erop dat hoe meer we landinwaarts komen des te meer boeddha we zien en steeds minder kerststallen en mariabeelden. We verbazen ons over de straatnamen. Ze zijn eindeloos lang. Bij ons zouden ze niet langs de straatnaamcommissie komen want ze hebben ruim meer dan de toegestane 24 tekens. Op de officiele borden gaat alles in drie talen, met elk hun eigen alfabet. Het zijn in elk geval Singalees en Engels, en we denken dat Tamil de derde is, maar wie een betere suggestie heeft mag het zeggen.

We rijden langs rijstvelden. Die zijn zo mooi helder groen en omzoomd door palmen. In de bermen staan af en toe wat grazende koeien. Een bordje waarschuwt dat ze oversteken. Het volgende bordje waarschuwt voor overstekende olifanten.

We stoppen voor de lunch. De jongen achter de balie adviseert ons het dagmenu te nemen. Er staan grote schalen. Voor we mogen opscheppen worden we verzocht onze handen te wassen. Met de eerste hap weten we wat we vergeten zijn, we hebben niet gevraagd hoe scherp het is. Nu weten we het, het is lokaal scherp. Het brandt! Uren later voel ik het nog in mijn maag.

Zo op de fiets trekken we een hoop bekijks. We worden begroet en toegeschreeuwd, hello, bye, how are you? Vandaag horen we natuurlijk ook van alle kanten, happy new year! En daar sluiten we ons graag bij aan: Gelukkig Nieuwjaar!