Gardameer

4 augustus Iseo – Castellaro

De weersverwachting voor vandaag is niet super. De buren op de camping vertrekken daarom een dag eerder. Wij laden onze spullen op en we zien wel. Voorlopig is het bewolkt en droog. Al hebben we ook vandaag tegenwind.

Brescia verrast ons, zo mooi. We drinken koffie op een van de grote pleinen. De 16e eeuwse klokkentoren geeft nog steeds de juiste tijd en wij vergapen ons aan de renaissance-gebouwen. Er hangt een spandoek Siamo Capitale Italiana della Cultura. We hadden het al eerder gezien en ons afgevraagd waar Siamo ligt. Nu valt het kwartje. Grinnikend stappen we weer op.

We passeren net buiten de stad een grote cementfabriek. De bulten erom heen zijn afgekloven door deze industrie. Ook nu gaat het afgraven door. Vanaf hier rijden we door het glooiende landschap naar het Gardameer. Net als woensdag staan overal bordjes die de fietsroute aangeven. Bijzonder is wel dat dit een van de oudste fietsroutes van Italië is, al is die niet veel ouder dan twintig jaar.

De wijngaarden en de olijfboomgaarden wisselen elkaar af. Langs de weg staat de oleander vol in bloei. We passeren velden bloeiende klaver. De geur van de bloemen hangt zoet in de lucht. Dan ligt daar ineens in de diepte het Gardameer. Als we daar lunchen zit naast ons een Nederlands stel. Ze zijn een moment verbaasd als ze horen dat we tot hier gefietst zijn. Maar ze vallen bijna van hun stoel als ze zien dat we niet meer dan deze bagage hebben.

Vandaag logeren we in een agriturismo. We worden ontvangen door een meisje van een jaar of tien. Ze regelt alles als een kleine generaal, met staccato Engels. Op de achtergrond horen we wat familie. Maar vandaag is zij, naast de hond en de koeien, het enige levende wezen dat we hier zien.

Povlakte

2 augustus Trezzo sull’Adda – Iseo

Het mooie van een Italiaanse Bed&Breakfast is dat we er geen fluit van begrijpen. Er zou ontbijt moeten zijn maar er is één broodje voor twee mensen. Zelfs voor Italiaanse begrippen is dat weinig. We bellen, we zoeken en we mopperen. Uiteindelijk blijkt er een tweede keuken te zijn. En is het heel duidelijk dat we toe zijn aan een rustdag.

We stommelen een trap naar beneden naar de Adda. We fietsen tussen een kanaal en de rivier. Leonardo da Vinci schijnt dit kanaalsysteem uitgedacht te hebben om de waterkracht te kunnen gebruiken. Dit fietspad loopt door naar Milaan maar wij slaan af de Povlakte in. De route is niet spannend. De uitdaging is het fietspad te vinden, soms ligt het links, soms rechts en dan ontbreekt het weer volledig. We rijden voor het gemak op de weg. Automobilisten hebben geduld met ons, dat is prettig.

We stoppen voor koffie. Binnen de kortste keren komt een oude man bij ons aan tafel zitten. In vloeiend Italiaans krijgen we zijn levensverhaal. Wij denken dat hij als oudste van 11 kinderen de inmiddels gesloten winkel op de hoek had en dat zijn ouders met de andere kinderen geëmigreerd zijn maar Amerika. Maar het zou zo maar iets heel anders kunnen zijn.

De stadjes hebben wat slaperigs. Op straat zien we alleen oude mensen. En overal zien we heel grote kerken, klassiek Grieks aandoend, met liefst een zuilenrij ervoor. Bij een van de kerken stoppen we om binnen te kijken. De deuren zijn dicht. Als we ons omdraaien zien we een klein middeleeuws kerkje. De fresco’s binnen zijn ontroerend mooi.

Het laatste stuk rijden we langs het Lago d’Iseo. Het is druk en toeristisch. We landen op een heel grote camping die een trekkersveldje heeft met voldoende schaduw. Hier houden we het wel twee dagen uit.

Adda

1 augustus Olgiasca – Trezzo sull’Adda

Het is bewolkt en lekker zwoel fietsweer. Het is rustig op de weg. Dit is wat je je voorstelt bij Italië, een slingerweg tussen meer en rotsen. Het beeld dat hierbij hoort is zwartwit, Sophia Loren met wapperende sjaaltjes in een open auto, of James Bond in een achtervolging. Maar goed, voorlopig rijden hier alleen twee blije vakantiefietsers.

We steken met de pont het Comomeer over. Voor ons staat een groepje racefietsers in een dure outfit, met een gids en een begeleidend busje. Ik heb het opgezocht, voor de somma van €2800 pp toeren zij 6 dagen en 370 kilometer langs de Italiaanse meren. De Italiaanse racefietser naast ons vindt het allemaal wat overdreven. En ons adviseert hij de volgende keer de oude weg over de Gotthardpas te nemen. Die schijnt ook er mooi te zijn. Wie weet, maar voorlopig hebben we even genoeg passen gehad.

Aan de overkant beginnen we meteen met twee scherpe klimmetjes (14%). Daarna kronkelt de weg verder langs het meer. Garmin voorspelt ons twee lange steile klimmen (2km, 13%). Gelukkig heeft het systeem het mis, het zijn twee tunnels. Ze zijn relatief breed en goed verlicht, maar het is het geluid dat het spookachtig maakt. We horen de auto’s van verre bulderend aankomen zonder duidelijke richting. Acht jaar geleden was dit een van onze eerste fietsdagen. Ik weet nog hoe verschrikkelijk spannend ik het toen vond.

Het Comomeer versmalt tot de Adda. We lunchen in Lecco. We vinden een tafeltje onder de platanen, met uitzicht over de rivier en zingende krekels op de achtergrond.

Het laatste stuk fietsen we langs de Adda. Het is een mooi onverhard pad door het bos. Aan de plassen te zien heeft het flink geregend. Er liggen overal forse takken. Dan is de weg versperd door een omgevallen boom. Juist op dat moment komt er een tak in Carry’s tandwiel en loopt zijn riem eraf. Gelukkig legt hij de riem er weer makkelijk op.

De boom blokkeert de weg volledig. Ook in de volgende bocht zien we een boom op het pad liggen. Er rest ons niets anders dan omkeren. Van een wandelaarster begrijpen we dat dit van de storm van vannacht is. Ze legt ons uit hoe we moeten omrijden. We zeulen de fiets omhoog naar de provinciale weg. Het laatste stuk rijden we door simpele provinciestadjes.

Comomeer

31 juli Campodolcino – Olgiasca

Gisteren zijn we gestopt bij de eerste camping die we tegen kwamen. We kregen een plekje naast de trampoline en daarmee meteen een inkijkje in het Italiaans campingleven. Natuurlijk willen er altijd te veel kinderen tegelijk springen, dus is het een komen en gaan van krijsende kinderen en sussende moeders. Klokslag half 11 horen we de mama’s voor de laatste ronde, iedereen naar huis. Daarna is het stil. Maar dit is niet de rust waarop we ons verheugen, dus we stappen weer op.

We dalen nog steeds en we genieten ervan. Gisteren waren we er te moe voor, nu zitten we als twee blije eieren op de fiets. Het is niet zo druk op de weg. We zien het bordje 20e bocht. We kronkelen verder naar beneden. We laten Italië langzaam op ons inwerken. We passeren wat korte tunnels. We zien de eerste palmen en in Chiavenna drinken we echte Italiaanse koffie. Het bord in de zon meldt dat het 33 graden is.

Van hieraf rijden we op een fantastisch fietspad langs de Mera. Het dal wordt wat breder, de bergen zijn nog steeds imposant. Wij fietsen met een grijns op het hoofd. De Mera verbreedt zich tot het Lago di Mezzola. De dorpjes worden wat drukker en we zien steeds meer toeristen.

We rijden verder over een onverhard pad op de dijk. Het is nog even worstelen om de fiets de dijk op te sleuren. Dan ligt er het Comomeer. Met wat bochten rijden we Collico in. We lunchen op de boulevard met uitzicht over het meer en de windsurfers.

Het laatste stukje rijden we langs het meer. De weg is smal en druk, maar het blijft mooi rijden. We nemen de afslag naar het hotel. Het lijf protesteert tegen het steile klimmetje. We hebben onszelf een kamer beloofd met uitzicht op het zwembad en een rustdag. Dat valt tegen, we hebben een platje met een jacuzzi en bij de nieuwbouw van de buren zijn ze aan de slag met een drilboor.

2117

30 juli Thusis – Canpodolcino

Gisteren wilde het klimmen niet. Vandaag hebben we er zin in. Meteen al buiten het hotel rijden we de Via Mala kloof in. We beginnen meteen met een flinke stijging. Hier waren we gisteren bang voor, maar het valt alles mee. We passeren wat tunnels. Ze zijn niet zo lang, maar als er een auto lang rijdt voelt het of er een trein nadert. Diep onder ons horen we de Hinterrhein. De kloof is smal. Na een paar kilometer is er een bezoekerscentrum. Hier kan je naar beneden om de Rijn te zien. Dat geloven we wel. We staan even te praten met een wat ouder Italiaans stel, beiden op de racefiets met beperkte bepakking. Ze kijken vol verbazing naar onze fietsen en adviseren ons piano, piano over de Splügenpas te gaan. Als wij kijken naar hun bepakking nemen wij inderdaad een piano mee.

We stoppen bij het 9e eeuwse kerkje van Zillis. Het heeft een waanzinnig plafond. 153 vierkante tekeningen geven het leven van Christus en St.Martinus weer.

We starten de volgende klim door de Rofflaaclucht. Het begint eenvoudig. Dan zitten er een paar flinke haarspeldbochten in. Het is 10 kilometer ploeteren. Inmiddels loopt het tegen half 1. Ik voel me licht in mijn hoofd. Ik weet niet of het de hoogte is of gewoon honger. Een reepje lost het niet op. Er staat een auto langs de kant. Ik twijfel of wat te eten zal vragen. Ik zie dat het wat vlakker wordt, dan maar doorfietsen. Boven staat Carry me op te wachten.

We mogen een klein stukje vlak langs een stuwmeer. We fietsen door een dennenbos, op deze hoogte zijn er geen loofbomen meer. Het ziet er fantastisch uit. Het water is blauwgroen, er ligt een dorpje met een mooi kerkje aan de overkant en we zien alleen maar bergen om ons heen.

In Splügen stoppen we. Tijd voor pasta. Even alle voorraden aanvullen voor de laatste klim. Meteen buiten het dorp beginnen de haarspeldbochten. Ik durf niet te kijken wat het hellingspercentage is. Binnen de kortste keren rijdt Carry boven me, twee bochten verder en al meteen een meter of tien, vijftien hoger. Ik heb de bochten niet geteld, maar het is pittig. Dan volgt een tussenstuk. Zo noemt het boekje het. Het lijkt wat vlakker maar dat is het niet. Inmiddels rijd ik boven de boomgrens.

Het is nog drie en een halve kilometer. Ik stop om wat te eten. Ik zie de auto’s boven me. De moed zinkt me in de schoenen, moet ik hier nog naar boven? Ik kan me niet voorstellen hoe ik die helling ga nemen. Toch is er maar één manier, er aan beginnen. Het zijn heel veel haarspelden. Er zijn veel auto’s en motoren. Ik kruip omhoog en zij kruipen achter me. Ze halen me in, de een wat eleganter dan de ander. Carry appt of ik er al bijna ben. Het is nog een kilometer, maar ik mis de coordinatie om hem te antwoorden. Dan zie ik hem staan, het laatste stukje pers ik eruit.

De Splügenpas ligt op 2117 meter. Ons referentiepunt is de Tourmalet, waar de Tour de France femmes gisteren op 2110 meter haar hoogtepunt beleefde. In Tour de France termen ben ik overigens buiten de tijd binnen gekomen: het tijdsverschil tussen Carry en mij is zo groot dat Strava niet aan geeft dat we deze 35 kilometer samen gefietst hebben.

Vanaf hier rijden we naar beneden. Een bordje geeft aan dat er 51 bochten zijn. Het eerste stuk is groots en verlaten, boven de boomgrens. We rijden met onze handen aan de remmen. Langzaamaan komen we in de bewoonde wereld. Dit is Italië!

Genoeg

29 juli Chur – Thusis

Het wordt klimmen dit weekend. We kijken onderweg wat we vandaag doen en wat morgen. We rijden Chur uit en we blijven ons verbazen over het geluid van de weg. En dan rijdt er zelfs amper groot verkeer want aanhangers mogen niet over de Splügenpas.

Het eerste stuk van de route is mooi vlak, midden door de vallei. Dan wordt het gemeen klimmen. Het is overhard met van die rolkeitjes, niet mijn favoriete wegdek. En dat betekent dat ik boven de 12% toch echt moet lopen. Even zit mijn hoofd vol twijfel, ga ik Italië wel halen, maar het uitzicht maakt veel goed (en Carrys optimisme ook).

Het volgende stuk is in WO2 aangelegd door gevangen Polen. Er zijn smalle stukken die echt uitgehakt zijn, langs steile hellingen naar beneden. De doorkijkjes zijn fantastisch.

We zijn niet de enigen op dit pad, er wordt meer gefietst. We zijn wel de enigen met Biobike met bepakking. Speciale vermelding verdient de dame van naar schatting tegen de 80 op haar elektrische MTB en de vader met zijn kind in een fietskar. Dat zet de moeilijkheidsgraad van de route weer in perspectief.

De pas is vrij smal hier. Er hangt een bord dat uitlegt dat dit een van de doorgangen is die in WO2 met vestingen extra beveiligd is. Het romantische, geheime deel van het verhaal is de opslag diep in de berg van 140 ton goud. We rijden door Rothenbrunnen, een klassiek klein Zwitsers dorpje. We stoppen lekker op tijd in Thusis, het is klaar voor vandaag. Morgen gaan we echt klimmen.

Rijn

28 juli Kriessern – Chur

Wat ons verbaast is het geluid van de autoweg. Die hoor je echt overal, niet alleen op de camping maar ook in het dorp. Het heeft vast met het soort asfalt te maken. Het heeft met het dal te maken waar alles dicht op elkaar ligt. En er zijn gewoon veel auto’s. Dat zal allemaal wel. We snappen niet dat Zwitsers dit constant geraas acceptabel vinden.

We rijden vandaag grotendeels langs de Rijn. Langzaamaan wordt de rivier steeds smaller en ruiger. De kleur verandert ook van iets grijzigs naar een mooi turquoise. En steeds weer, overal om ons heen, de bergen. Zo mooi. Onze route is gelukkig vooral vlak.

We rijden Liechtenstein in, het achtste land van deze reis. We hebben de grens niet herkend, we zien het aan de nummerborden van de auto’s. Het is nog relatief vroeg om te gaan lunchen, maar we stoppen toch. Anders zijn we wel heel snel weer in Zwitserland.

Het is allemaal niet zo moeilijk vandaag. De zon schijnt, de trappers draaien en het uitzicht is fantastisch!

Reservesleutel

27 juli Hegne – Kriessern

Van de verzekering moet onze fiets een Axa-slot. Alleen heeft ons frame niet echt ruimte voor een slot. Dit heeft als gevolg dat je af en toe tegen de sleutel trapt. Dus nu is Carry’s sleutel bijna gebroken. En nee, hij heeft geen reservesleutel bij zich.

We zoeken een sleutelmaker in Constance. De eerste is dicht. Net als we verder willen kijken komt een dame op ons af. Ze neemt de zaken in ferm Zwitsers-Duits over. We krijgen in detail uitgelegd waar we heen moeten. Eigenwijs als we zijn proberen we eerst een ander, maar daar moeten we te lang wachten. Uiteindelijk zitten we aan de koffie terwijl het juiste mannetje de sleutel kopieert.

Helaas past de nieuwe sleutel niet. Nog eens proberen. En nog eens. Resultaat: Fiets op slot en twee kapotte sleutels. De man begint een verhaal over reservesleutels. Het is niet het juiste moment daarvoor. Hij maakt nog een sleutel en er wordt een boel geprutst. Dan is het slot open. We worden bezworen het slot niet meer te gebruiken.

Het is inmiddels na twaalven en we hebben pas 10 kilometer gefietst. Gelukkig ligt de grens om de hoek. Zwitserland hebben we dus in elk geval bereikt vandaag. We fietsen verder langs de Bodensee. Het is zo plat als thuis en het is druk. Het lijkt wel of iedereen een rondje Bodensee doet, de meesten fietsen met de klok mee. Ze komen ons allemaal tegemoet.

Het valt op dat alles picobello geregeld is. Met gele fietsen op het wegdek is de route aangegeven. Er zijn openbare toiletten langs de route, zelfs met wcpapier (op verzoek geeft Carry uitleg over de kwaliteit). De kwaliteit van het wegdek is perfect. We rijden langs boomgaarden, langs campings en door dorpen. Het rijdt vanzelf. De doorkijkjes naar de Bodensee zijn mooi. Er vliegt een zeppelin langs. Maar misschien vinden we het toch te aangeharkt.

Natuurlijk zoeken we nog een oplossing voor Carry’s fietsslot. We stoppen bij een fietsenmaker in Rorschach. Hij vervangt het Nederlandse Axaslot door een Zwitsers. Voordeel van dit slot is dat de sleutel er niet in zit als het open is. Nu het oude slot er af is durft Carry het nog eens te proberen. En ja hoor, het loopt als een zonnetje. Dat geeft vlekken voor de ogen als Rorschachtesten.

We verlaten de Bodensee en fietsen door de uiterwaarden van de Rijn. Hier is het nog een smalle rivier, die de grens is tussen Oostenrijk en Zwitserland. We rijden even Oostenrijk in en uit. Voor ons zien we de Alpen. Ze zijn vanaf hier al indrukwekkend, we zien zelfs toppen met sneeuw. De lucht wordt voorzichtig wat blauwer. We zetten nog even aan, de Alpen lokken.

Bodensee

26 juli Donaueschingen – Hegne

Gisteren hadden we een mooi verhaal over Tiberius en bron van de Donau. Vandaag zien we hoe het echt zit. De Donau is een samenvloeisel van Brigach en Brech. Er wordt hard gewerkt om het gebied weer wat natuurlijker te maken. Aan de bordjes te zien lukt dat en maken bevers hier de dienst uit.

Vanaf hier heeft de Donau natuurlijk ook haar eigen fietsroute, de Donauradweg. Het is zonnig en we fietsen makkelijk, lekker vlak in de uiterwaarden. De rivier is nog niet imposant hier, reken maatje Overijsselse Vecht.

Het is fris, zo rond de 13 graden. Dit hadden we niet voorzien. We doen onze regenjas aan tegen de kou. Ook handig voor alle passerende buien.

Na een kilometer of 30 slaan we af. We rijden een smal dal in en klimmen langzaamaan het stroomgebied van de Donau uit. Boven bij Witthoh (862 m) is het uitzicht weids en naar alle kanten fantastisch. We zien op de ene plek de zon schijnen terwijl het verderop regent. In de verte glinstert de Bodensee.

Kilometerslang kunnen we dalen. Het uitzicht blijft zó mooi. De korenvelden, de wolken, zelfs de mais draagt bij aan het beeld. We dalen tot 500 meter. Er komen ons een paar fietsers tegemoet, de klim die zij gaan doen is pittig. Wij rijden verder door het bos.

Eigenlijk verwacht we nu om elke hoek de Bodensee. Dat duurt toch nog even. We rijden dwars over een golfbaan. De golfers hebben een venijnig klimmetje ingebouwd. Ik rij zo langzaam dat mijn Garmin denkt dat ik stil sta. Ik rij nog en zie dat we 14% halen. Verder is de route simpel. We passeren wat dorpjes. We zien vakantiefietsers die een rondje Bodensee doen. De camping is overvol, maar heeft een prima uitzicht over de Bodensee. We vinden klein rustig hoekje

Donauquelle

25 juli Oberwolfach – Donaueschingen

Eigenlijk is op de fiets stappen in de ochtend alleen moeilijk als het buiten regent. Maar we hebben Buienradar gezien, het houdt voorlopig niet op, dus de regenjassen gaan aan en we vertrekken. En het valt alles mee. Het regent maar het dorp is verrassend mooi.

We rijden verder door het Kinzigtal. De zon schijnt inmiddels. We passeren Schiltach en Schramberg, tweede mooie vakwerkdorpen. Onderweg wordt de kunstroute langs de Kinzig nog geinstalleerd, een bronzen kop hangt in een hijskraan. Nu giet het. We wachten onder een boom tot het minder wordt.

De dame van het hotel in Oberwolfach vertelde dat zij regelmatig omlaag rijden naar de Bodensee. Dat klopt niet helemaal. We hebben vandaag twee klimmen te doen. De eerste klim valt mee. Met het oog op de dreigende lucht zoeken we een restaurant om te lunchen. Helaas heeft alles in Luftkurort Tennenbronn op dinsdag Ruhetag. Dus door maar weer, naar de volgende klim.

Een deel van deze klim is rood gekleurd op mijn Garmin, dat wordt pittig. Het is steil, ik kruip omhoog. Ik durf niet te kijken hoe ver het nog is. Als ik dat uiteindelijk wel doe, zie ik dat de helling 13% is. We passeren de top op 900 meter, het hoogste punt tot nu toe, en we mogen de rest van de dag omlaag.

De route is hier niet zo spannend, we rijden over een fietspad langs een provinciale weg. Gelukkig kunnen we afslaan. Het traject hier kan zo in een modelspoorbaan, met een rode trein, wat bossen op de hellingen en verspreid wat witte huizen. Juist als we onder een mooie oude poort door Villingen binnen rijden begint het te gieten. We stoppen even voor koffie en rijden verder in de miezer.

Eindpunt van vandaag is Donauenschingen. Al in 15 v Christus beschreef de Romeinse generaal Tiberius deze plek als de bron van de Donau. Nu herhaal ik het hier en dicht daarmee een gat in mijn aardrijkskundige kennis.