Eindpunt

17 augustus Caprarola – Rome

We hebben de vaart erin. Vandaag willen we Rome halen. In Nepi kan er nog net een foto af voor we verder rijden. De thermometer zit ons op de hielen.

We passeren Valle del Treja, een groot natuurgebied. Het verbaast dit zo dicht bij Rome te vinden. We herkennen een Mariakapelletje van een eerdere reis. Even zijn er twijfels bij de route als ik een bord zie einde Rome/begin Viterbo, maar we rijden goed. We ploeteren steil omhoog. Daar ligt, mooi en oud, Calcata Vecchia in de bocht.

In Formello wordt juist de weg versierd als we aankomen. Dat past wel, vanaf hier gaan we alleen nog maar dalen. We hobbelen over de via Cornelia. De parasoldennen bepalen het beeld en hun wortels het wegdek. We passeren het trainingscentrum van SS Lazio. Carry heeft hier wat onverwerkt verdriet over Feyenoord. Dan beginnen de buitenwijken van Rome. Tussen spoor en snelweg hebben we een eerste blik op de Tiber. De snelwegen draaien als spaghetti, gelukkig ligt er een fietspad.

In een rustig hoekje staat een kraantje. Met wat andere fietsers zoeken we verkoeling. Vanaf hier rijden we over de dijk. We begonnen in Zwolle op een dijk en zo rijden we nu ook het laatste stukje. Garmin meldt een temperatuur van 44,9 graden. In de verte zien we de St. Pieter. Maar we willen schaduw, airco, een siësta. We gaan eerst naar de camping.

Hoe simpel het ook klinkt, zo ingewikkeld is de realiteit. We hebben meerdere routeomschrijvingen naar de camping en ze zijn allemaal even onduidelijk. Het lukt ons ook nog elkaar hier kwijt te raken. Resultaat is dat ik dwars over de snelweg ga en dat Carry zijn fiets over de vangrail tilt. Maar we komen er allebei.

Aan het begin van de avond zijn we afgekoeld. We lopen wat verloren over de camping, we hebben niet het gevoel echt in Rome te zijn. We kijken elkaar aan, we kunnen ook nú naar de St. Pieter fietsen.

We stappen op. We doen weer iets ingewikkelds bij de snelweg. Dan rijden we langs de Tiber. Dit is Rome! Het schemert al als we aankomen in Vaticaanstad, eindpunt van deze reis.

Bijna

16 augustus Montefiascone – Caprarola

Het is heiig als we wegrijden. In de verte weten we het meer, maar het is niet goed te zien. We mogen meteen aan de bak, met 10% omhoog de stad uit. We zien nog even de koepel van de kathedraal en we passeren de lokale Wipstrik. Dan duiken we naar beneden, met een helling zó steil dat ik drie keer moed moet verzamelen om naar beneden te durven.

Het is mijn ochtend niet, de benen zijn pap, mijn hoofd zeurt en de uitzichten zijn ook maar zozo. Ik heb het gevoel dat de rit van gisteren niet verteerd is. Drs. P duikt op in mijn kop met zijn rit naar Omsk. Zo voelt het, Rome is een mooie stad, maar net iets te ver weg.

En dan is er koffie! Met Italiaanse koffie ziet de wereld er stukken beter uit. Het maakt niet uit dat de burcht hoog op de heuvel ligt. We fietsen er gewoon heen, kijken naar al het moois en aan het eind van de stad rijden we weer naar beneden.

Er staan vijgen in de berm. We zien geen vruchten en vragen ons af hoe ze er thuis bij hangen. Olijfboomgaarden maken plaats voor hazelnoten. De struiken zijn dichter en hoger en de bladeren donkerder. Het geeft een heel ander beeld aan het landschap. Een van onze sprookjes is dat alle hazelnoten voor Nutella zijn. En omdat Italianen alles met Nutella eten zijn er veel hazelnootboomgaarden.

Gisteravond kwamen we tot de ontdekking dat we een paar jaar geleden ook naar Caprarola gefietst hebben. Toen viel de regen met bakken uit de lucht, nu is het snoeiheet. Wat nog wel precies is zoals we ons herinneren, is de lange straat dwars door de stad. Hij loopt steil omhoog naar het paleis, met percentages tot 13%. De vorige keer zochten we in de regen naar onderdak. Nu stoppen we op het laatste stuk om op een terras te eten.

Palio

12 augustus San Gimignano – Buenconvento

Het is nog fris als we wegrijden. Het eerste stadje waar we doorheen komen is Poggibonsi. Het is zo rustig dat zelfs Bert Visscher geen schade kan aanrichten. Het dorp uit rijden we over een onverhard fietspad langs een klein stroompje. Het is weelderig groen en rustig. Ergens in mijn hoofd zeurt een stemmetje dat we voor zo’n landschap niet in Toscane zijn. Hier zien de lokale wraakgodinnen hun kans, het pad is afgesloten. Een wandelaar meldt dat we door kunnen rijden. Dat doen we. En waar het pad volledig weggespoeld is, lopen we.

Nu krijgen we het Toscaanse landschap in volle glorie. Op een heuvel liggen de vestingwerken van Monteriggioni, een imposant beeld. De weg glooit en natuurlijk zitten er wat stevige klimmetjes in. Ondertussen is het ook niet meer warm maar gewoon heet. Dan zien we de torens van Siena. Hier staat ook voor het eerst Rome op de borden. Na een laatste klim is daar de stadspoort.

Dit is Siena. De vlaggen voor de Palio verwelkomen ons. We komen de stad in via de wijk van het stekelvarken. Wat verderop realiseren we ons dat dit pas een buitenwijk is. Onderwijl wordt het drukker en drukker op straat. We slalommen tussen de toeristen door. Aan het eind van het steegje zien we een houten constructie. Daar gaan we onderdoor, het zijn de tribunes voor de Palio van woensdag. Nu staan er nog terrassen, woensdag lopen hier de paarden. We staan op de Piazza del Campo, een van de mooiste pleinen die we kennen. Ik schiet vol, wat een fantastische plek om met de fiets aan te komen!

De Palio is een middeleeuwse paardenrace. Er is een heel systeem om te bepalen welke wijken van de stad aan de wedstrijd mee mogen doen. De paarden lopen drie rondjes om het plein. De Palio betekent heel wat, maar de race zelf is binnen twee minuten klaar. Nu ligt de leem op het plein en mogen de paarden op streng vastgelegde momenten hun oefenrondjes lopen. Natuurlijk wil mijn stalen ros ook een rondje maken, tot ik halverwege door een agent gemaand word af te stappen.

We rijden door de Contrada del Nicchio de stad uit. Bij alle huizen hangt de vlag met de schelp buiten en de weg is afgezet. Hier wordt met lange tafels het eten van vanavond met de wijk voorbereid.

We rijden verder over de Vía Cassia, de Romeinse route van Rome naar Siena en Florence. Het is heet in de zon en de hitte slaat van het asfalt af. Verkeersborden manen tot gebruik van sneeuwkettingen in geval van sneeuw en ijs. In mijn hoofd zingt Annie M.G. Schmidt over die arme juffrouw Scholten. Ons routeboekje pakt wat mooie zijwegen. Wij blijven gewoon op de Vía Cassia. We fietsen stug door, op weg naar schaduw.

Toscane

10 augustus Pistoia – San Gimignano

We worden wakker met de fietsen aan het voeteneind van het bed. Gisteravond hebben we ze daar neer gezet. We werden zo onrustig van die halfopen parkeergarage waar ze stonden, dat we uit bed gegaan zijn om ze op te halen.

Als we uit het raam kijken zien we de kathedraal met daarop fier wapperend een grote vlag van Santiago. Nee, we hebben niet de verkeerde afslag genomen, ook hier in Pistoia liggen resten van St. Jacobus. Het is wel duidelijk, ook in eigen land heeft Rome het moeilijk in de concurrentie met Santiago.

Het is nog koel als we vertrekken. En het is duidelijk, hier wordt serieus gefietst. Racefietsers komen ons tegemoet en passeren ons. We voelen ons dieselvrachtwagens omringd door sportwagens, het ene model wat sneller dan het andere. En op een hoek vinden we eindelijk de beschermheilige van alle fietsers, San Baronto.

Dit is een ander land, dit is Toscane. Borden geven de route naar Firenze, Siena en Volterra. Onder een strak blauwe hemel strekken de velden zich uit, druiven, olijven, zo ver als je kan kijken. Het lijkt wel of op elke top een oude burcht staat, of een kerk, en altijd geflankeerd door cipressen. En wij fietsen hier, twee blije mensen.

We passeren Vinci, het geboortedorp van Leonardo. Het wordt steeds heter en langzaamaan wordt het fietsen ploeteren. We gaan weer stijgen. En het is simpel, met wat snelheid is er een briesje, maar voor wie niet doortrapt is het tering heet.

Einddoel van vandaag is San Gimignano, beroemd om zijn torens. Voor ons is het het einde van het tweede routeboekje en daarmee ee n mijlpaal op weg naar Rome. We zien de torens in de verte liggen. Met een temperatuur van ruim 35 graden valt de laatste klim niet mee. We rijden door de toegangspoort de stad in en mengen ons in de meute toeristen die zich vergaapt aan dit werelderfgoed.

Battistero

9 augustus Castel d’Aiano – Pistoia

Als ze geen brood hebben, laat ze dan cake eten. Marie Antoinette had in de keuken van het hotel kunnen werken. We krijgen geen brood, maar chocoladetaart, cake en een zoete croissant. Het is duidelijk, Marie was geen fietser en de kok hier ook niet.

Ons hotel staat halverwege een klim. Vandaag stijgen we het laatste stukje tot de Passo Brasa op 895 meter. We doen nog één klein hobbeltje er achteraan en dan begint het grote dalen. Hiervoor doen we zelfs een jasje aan. Het landschap glooit, dat is zo fijn, dan kun je lang van de afdaling genieten.

We zijn de Apennijnen nog niet uit. Dit betekent dat we de volgende 30 kilometer weer omhoog moeten. Het boekje noemt het geen steile klim, maar we zien regelmatig percentages van 7 à 8 %. Ik fiets en ik vraag me af waarom ik hier fiets. Ik weet dat het lang duurt en het is niet gemakkelijk. Plus dat het warm is, het zweet knalt eruit en natuurlijk hebben we tegenwind. En tóch stap ik elke keer gewoon weer op.

De Apennijnen zijn op het traject van vandaag ruiger dan gisteren. Gisteren zag het landschap er uit als Apennini, glooiend en met veel landbouw. Vandaag zijn het meer Apennijnen, veel bossen en rotsig, met stalen netten tegen vallende stenen.

We passeren de grens Emilia Romagna – Toscane. De bomen sluiten zich boven de weg en het lijkt of alles wat rommeliger is. We dalen weer, we gaan nu echt de Apennijnen uit. Zeshonderd meter rijden we in de volle zon naar beneden. Met elke haarspeldbocht wordt het een beetje warmer. We eindigen op de Piazza Duomo van Pistoia. Zo hoort Toscane eruit te zien, met hoge roodbakstenen-kerktorens en een battistero in zwartwit gestreept marmer.

Apennini

8 augustus Modena – Castel d’Aiano

De eerste 25 kilometer van vandaag rijden we over een oud spoortraject. Dat fietst weer als een trein, al vereist elke kruising wat stuurmanskunst. Ons boekje volgt de Eurovelo 7, behalve de trajecten waarover de auteur een andere mening heeft. Eigenlijk is het andersom, hij vindt dat Eurovelo zij́n route gebruikt.

Ondertussen zijn we nog geen enkele Romefietser tegengekomen. Wij worden wel als Romefietsers herkend, een man roept Roma? Ik let niet goed op, versta oma. Tja, opa en oma fietsen naar Roma.

We stoppen voor koffie in Vignola. De naam klinkt als zeep uit de jaren ‘60. Ik heb het nagezocht, dat was Vinolia. Nu nog steeds verkrijgbaar in de varianten Lelietjes van Dalen en très chique. Na de koffie gaan we klimmen. We hebben nog zo’n 40 kilometer te gaan met bijna 1000 hoogtemeters. Als we de straat uitfietsen staan de motoren van de plaatselijke motorclub klaar om met ons de hellingen op te gaan.

Ze zeggen dat de hellingen van de Apennini niet steil zijn. Maar als de eerste klim 9 kilometer lang is, is het toch hard werken. Het gaat Carry wat makkelijker af dan mij. Hij staat in de schaduw te wachten. Een Italiaanse racefietser, elektrisch aangedreven, is bij hem gestopt en meldt dat deze hellingen een prima manier zijn om je van je vrouw te ontdoen. Gelukkig heeft Carry meer geduld.

Het valt nog niet mee een plek voor de lunch te vinden. Uiteindelijk zitten we met een sandwich langs de weg tussen de rokers van Rocca Malatina. Hier wordt het dorpsleven becommentarieerd. Hoogtepunt van vandaag is het autootje met camera van Google Earth dat twee keer langs komt.

De volgende 12 kilometer klimmen we verder. De uitzichten zijn fantastisch. Zo na de lunch is het flink warm. Eigenlijk is het de eerste keer deze vakantie dat we blij zijn met een zacht, koel windje tegen.

Blauw

6 augustus San Benedetto Po – Modena

Als we de luiken open doen is het strakblauw buiten. Het is even geleden dat de dag zo mooi begon. We rijden nog even langs de uitgestorven kermis naar het klooster. Nu is het open. We kijken binnen. Het gebouw is oud, heel oud en mooi. Toch blijft het beeld van de grijnzende schedel van een lokale heilige het langste hangen.

We fietsen over de dijk. Garmin zegt dat het 14 kilometer is tot de volgende afslag. Het voelt haast Hollands, deze dijk met deze tegenwind en dit landschap. De hoogte van de dijk verbaast ons, de Secchia lijkt erg klein voor zo’n hoogwaterbescherming. We zijn niet de enige fietsers op de dijk. We worden ingehaald door twee Italianen die blijven hangen voor een praatje.

We zitten nog steeds op een Euroveloroute. Fietsers worden hier bij de hand genomen, of feitelijker: we worden om de haverklap gemaand de fiets bij de hand te nemen. Op elk stukje met wat kuilen of wat kiezels melden borden dat we moeten lopen. Leuk geprobeerd, maar we gaan het niet doen.

We rijden de dijk af voor koffie. Het hele centrum staat in de steigers. Alleen bij de benzinepomp vinden we een terrasje. Hier zitten alle oude mannen van het dorp, terwijl hun vrouwen thuis voor de zondaglunch zorgen. We sluiten ons bij hen aan voor een espresso à €1,30 per kopje.

Nog steeds is de lucht strak blauw. Dit maakt het landschap zo veel mooier. Alle huizen hebben een tint tussen rood, oranje en geel. De kleuren teken zich tegen de blauwe lucht. Zelfs haveloze ruïnes zien er idyllisch uit. Dan realiseren we ons dat in dit gebied in 2012 een flinke aardbeving is geweest. Niks geen idyllische ruïnes dus, maar aardbevingsschade die na 11 jaar nog zichtbaar is.

Het laatste stuk rijden we rechtdoor over een oud treintraject. De wind komt van recht van voren. We rijden naar Modena, stad van Maserati en Ferrari. Naast ons zien we sorghum, soja en klaver. In de verte doemen steeds duidelijker de Apennijnen op.

Mincio

5 augustus Castellaro – San Benedetto Po

Buienradar ziet er onheilspellend uit. De kaart geeft donkerrode vlekken voor dit deel van Italië en voor de komende uren wordt matig tot zware neerslag verwacht. We doen een regenjas aan en vertrekken. Het is min of meer droog en verder zien we wel. We maken een klein lusje om even te kijken in Volta Mantovana, ook weer zo’n mooi oud dorpje op de top van een heuvel.

Van hier dalen we naar de rivier de Mincio. We rijden op de Eurovelo 7, de route van de Noordkaap naar Malta. Over deze route is nagedacht. Er is een fietsbrug en een koffietentje waar je je fiets af kan spuiten. Het fietspad ligt er prima bij, met strak asfalt en zelfs belijning. Een peletonnetje zaterdagse racefietsers passeert ons. Blijkbaar heeft het hier ook flink gestormd, want er ligt een boom over het pad. Gelukkig kunnen we er dit keer langs.

Op de kaart zien we dat de Mincio een rivier is. Eerlijk gezegd ervaren we dat anders. Er is zoveel beton en zoveel regelwerken dat er weinig natuurlijks meer te zien is. Alles is compleet gereguleerd voor de landbouw.

In een bocht van de Mincio ligt Mantova, zo’n plek die al vierduizend jaar bewoond is. Het centrum barst van de gave oude gebouwen en mooie pleinen. We fietsen wat rond en zoeken een terrasje voor de lunch.

Meteen buiten de stad rijden we over een klein paadje door het moeras. Het is een blubberzooi waar we amper door de begroeiing komen. Ik voel de muggen steken. Ik weet het, dit is óók een weg die naar Rome leidt.

Het laatste stuk is niet zo bijzonder. We rijden langs een kanaal en we hebben tegenwind. Het schiet niet op. We steken de Po over en landen in San Benedetto Po. Het Bed & Breakfast a Casa dell’antiquario heet niet alleen zo, maar is ook echt een kunstgalerie. We slapen in de kamer van de kardinaal. Vanaf een schilderij houdt hij een oogje in het zeil. De rustige avond die we in gedachten hadden valt wat anders uit. Het stadje heeft haar 146e feria en op het middeleeuwse plein brult de kermis.

Gardameer

4 augustus Iseo – Castellaro

De weersverwachting voor vandaag is niet super. De buren op de camping vertrekken daarom een dag eerder. Wij laden onze spullen op en we zien wel. Voorlopig is het bewolkt en droog. Al hebben we ook vandaag tegenwind.

Brescia verrast ons, zo mooi. We drinken koffie op een van de grote pleinen. De 16e eeuwse klokkentoren geeft nog steeds de juiste tijd en wij vergapen ons aan de renaissance-gebouwen. Er hangt een spandoek Siamo Capitale Italiana della Cultura. We hadden het al eerder gezien en ons afgevraagd waar Siamo ligt. Nu valt het kwartje. Grinnikend stappen we weer op.

We passeren net buiten de stad een grote cementfabriek. De bulten erom heen zijn afgekloven door deze industrie. Ook nu gaat het afgraven door. Vanaf hier rijden we door het glooiende landschap naar het Gardameer. Net als woensdag staan overal bordjes die de fietsroute aangeven. Bijzonder is wel dat dit een van de oudste fietsroutes van Italië is, al is die niet veel ouder dan twintig jaar.

De wijngaarden en de olijfboomgaarden wisselen elkaar af. Langs de weg staat de oleander vol in bloei. We passeren velden bloeiende klaver. De geur van de bloemen hangt zoet in de lucht. Dan ligt daar ineens in de diepte het Gardameer. Als we daar lunchen zit naast ons een Nederlands stel. Ze zijn een moment verbaasd als ze horen dat we tot hier gefietst zijn. Maar ze vallen bijna van hun stoel als ze zien dat we niet meer dan deze bagage hebben.

Vandaag logeren we in een agriturismo. We worden ontvangen door een meisje van een jaar of tien. Ze regelt alles als een kleine generaal, met staccato Engels. Op de achtergrond horen we wat familie. Maar vandaag is zij, naast de hond en de koeien, het enige levende wezen dat we hier zien.

Povlakte

2 augustus Trezzo sull’Adda – Iseo

Het mooie van een Italiaanse Bed&Breakfast is dat we er geen fluit van begrijpen. Er zou ontbijt moeten zijn maar er is één broodje voor twee mensen. Zelfs voor Italiaanse begrippen is dat weinig. We bellen, we zoeken en we mopperen. Uiteindelijk blijkt er een tweede keuken te zijn. En is het heel duidelijk dat we toe zijn aan een rustdag.

We stommelen een trap naar beneden naar de Adda. We fietsen tussen een kanaal en de rivier. Leonardo da Vinci schijnt dit kanaalsysteem uitgedacht te hebben om de waterkracht te kunnen gebruiken. Dit fietspad loopt door naar Milaan maar wij slaan af de Povlakte in. De route is niet spannend. De uitdaging is het fietspad te vinden, soms ligt het links, soms rechts en dan ontbreekt het weer volledig. We rijden voor het gemak op de weg. Automobilisten hebben geduld met ons, dat is prettig.

We stoppen voor koffie. Binnen de kortste keren komt een oude man bij ons aan tafel zitten. In vloeiend Italiaans krijgen we zijn levensverhaal. Wij denken dat hij als oudste van 11 kinderen de inmiddels gesloten winkel op de hoek had en dat zijn ouders met de andere kinderen geëmigreerd zijn maar Amerika. Maar het zou zo maar iets heel anders kunnen zijn.

De stadjes hebben wat slaperigs. Op straat zien we alleen oude mensen. En overal zien we heel grote kerken, klassiek Grieks aandoend, met liefst een zuilenrij ervoor. Bij een van de kerken stoppen we om binnen te kijken. De deuren zijn dicht. Als we ons omdraaien zien we een klein middeleeuws kerkje. De fresco’s binnen zijn ontroerend mooi.

Het laatste stuk rijden we langs het Lago d’Iseo. Het is druk en toeristisch. We landen op een heel grote camping die een trekkersveldje heeft met voldoende schaduw. Hier houden we het wel twee dagen uit.