Radjle

Lavamünd – Leibnitz

We starten langs de rivier de Drau. Zo gauw we de Sloveense grens oversteken wordt het de Drava. De eerste stad waar we doorheen komen is Dravograd. Dit doet denken aan Leningrad en Stalingrad en voelt erg ver weg. Van een fietspad langs de rivier verwacht je dat het steeds dicht langs de rivier loopt. Voor de autoweg klopt dat. Het fietspad loopt hoog over de helling, maar de turqouise Drava blijft zichtbaar.

We draaien af van de Drava. In zes kilometer klimmen we bijna 300 meter. Het is maandag, vandaag zijn er amper motorrijders. We delen de haarspelden vooral met vrachtwagens. Op de Radjle is een heuse douanepost, met twee douaniers. Carry is als eerste boven, mét de paspoorten. Hij gaat achter het hokje staan en vraagt de douaniers me streng te controleren. Maar helaas voor hen, als ik Carry niet zie draai ik om om hem te zoeken. Het komt niet in me op om in mijn eentje door te rijden en aan mijn paspoort denk ik al helemaal niet.

De Oostenrijkse huizen zitten wat strakker in de verf dan die in Slovenië. De kleuren zijn duidelijk aanwezig. Een voormalig buurman zou zeggen dat je met zo’n kleur de risé van de straat bent. Hier heeft de hele straat een kleurtje. De namen van de dorpen zijn niet zo kleurrijk. Van elk dorp is er een Ober en een Unter variant. Soms wijkt het af. Zo fietsen we over de Kleinklein Radigeweg van Kleinklein naar Grossklein en vragen we ons af hoe het volgende dorp gaat heten.

Ze zeggen dat in dit deel van Steiermarken veel wijngaarden zijn. We zien ze niet. We zien vooral mais. Velden vol. We rijden door lanen van metershoge mais. Er liggen wat velden pompoenen tussen. Als we de aankondigingen langs de weg moeten geloven is de pompoenpitolie van deze regio bijzonder, maar wat ons betreft overheerst de mais.

Haarspelden

Jezersko – Lavamünd

Meteen vanaf de camping klimmen we. Met vijf haarspeldbochten gaan we omhoog. In elke bocht geeft een bordje de hoogte aan. Na vijf kilometer kruisen we de grens met een pas op 1218 meter. Van daaraf gaan we, in Oostenrijk, met haarspelden weer naar beneden. We raken de tel kwijt, de bochten blijven komen. We dalen meer dan 600 meter.

Er schijnt een beer in dit gebied te zitten. Hij heeft een schaap van de campingeigenaar te pakken gehad. Het is een mooi verhaal, maar wij horen hier niets dan het grommen van motoren. Ze gebruiken deze zondagochtend om in grote getalen met veel herrie en hoge snelheid de bochten te nemen. Zouden ze echt zo vertrouwen op Sint Christoffel?

Het eerste dat opvalt in Oostenrijk zijn de vrijliggende fietspaden. Ze worden goed gebruikt. Opvallend zijn de dikke buiken op de elektrische mountainbikes. Dit zullen ook wel zondagrijders zijn.

Net als in Slovenië staat het ook hier vol met kapelletjes. Het lijkt of ze vooral in scherpe bochten staan. Dat lijkt effectief, degene die de bocht mist kan meteen door naar de hemelpoort. We rijden relaxt, we blijven beetje bij beetje dalen. We kunnen dit nog kilometers volhouden, maar helaas is daar al de enige camping die we in de wijde omtrek konden vinden.

Karawanken

Ljubljana – Jezersko

Het hele centrum van Ljubljana is autovrij. Het is lieflijk, maar na één avond in de stad willen we toch weer verder. En verder betekent eerst een stukje terug, want Ljubljana was voor ons het zuidelijkste punt. Vanaf nu gaan we naar het noorden.

Pas na de koffie komen we op onze favoriete kleine weggetjes. In het bos blijkt de aangegeven afslag niet te bestaan. We dwalen wat. Carry begint over wolven. Deze oma vervalt meteen in haar kennis over Roodkapje en het bos wordt alleen maar leuker.

We rijden verder de Karawanken in, we volgen de Kokra. Het blijft fantastisch om langs zo’n bergriviertje te rijden. Ook dit is weer een mooi kronkelend weggetje met niet te veel auto’s.

Het laatste stukje fietsen we flink omhoog. Er zitten wat flinke haarspeldbochten in. Als we het dorp in fietsen liggen daar ineens stoer en ruig de toppen van de Karawanken. Dit geeft het gevoel dat we nu echt in de bergen zijn. De camping waar we landen ligt op 925 meter en heeft een fantastisch uitzicht. Vanavond kunnen we nog mee eten, aan lange tafels in de tuin.

Ljubljana

Koritnica – Ljubljana

Al op de camping geeft de Garmin aan dat de klim start. In de eerste 15 kilometer stijgen we tot net boven 800 meter. Er zitten een paar steile stukken tussen. De auto’s die ons het ene moment inhalen zien we vlak erna al meters boven ons. Het is ploeteren, ik ploeg in mijn eigen bubbel naar boven, zo geconcentreerd dat ik zelfs schrik als een passerende wielrenner me moed toe schreeuwt.

Naar beneden moet de jas aan. We zijn bezweet van het klimmen en het is fris in de schaduw. We rijden heerlijk door het bos. Er passeert een zeldzame auto. We rijden langs een riviertje. Het rijdt zo fijn: bos, zon, water, en wij. Ondertussen wordt het dal wat breder, we passeren dorpjes, altijd met een witte kerktoren. En overal zien we appelbomen. Het kan niet anders dan dat het nationale gerecht appelmoes is.

We lunchen in Skofja Loka, een stadje met een mooi pleintje. Van hieraf is de route niet zo spannend. Het is vlak, veel landbouw en Ljubljana werpt haar schaduw vooruit. In de buitenwijken zien we voor de eerste keer flats die aan Oost Europa doen denken. Het Tivolipark in Ljubljna is ooit aangelegd door Radetsky, die van de beroemde mars. Door dit park rijden we de stad in.

Dobrodosli

Het weer is omgeslagen. Vannacht heeft het flink geregend. Nu is het bewolkt en het waait. We hebben zelfs wind tegen. Met een temperatuur van gemiddeld 31 graden fietst het heerlijk. We rijden het dorp uit. We zijn niet de enigen, er zijn veel wandelaars en mountainbikers. Bij de brug over de Soca stopt iedereen voor een foto.

We blijven langs de Soca fietsen. Het is een mooi dal met beboste hellingen. We zijn voor de eerste keer in Slovenië. Het voelt Oostenrijks, maar toch net anders. Wat ruiger, of misschien wat meer de jaren zeventigversie van Oostenrijk. De wegen zijn smal en niet echt druk. Diverse keren moeten we stoppen voor campers die hun tegenliggers amper durven passeren.

En wat de taal betreft, het Sloveens is onbegrijpelijk. Dobrodosli staat aan het begin van elk dorp, het betekent welkom. Zelfs de benodigde krulletjes voor aan de letters ontbreken op mijn toetsenbord. Gelukkig is er altijd wel iemand die helpt.

In Tomlin zitten de terrassen vol metalheads. Iesereen zit aan het ontbijt. Onze route voert met de stroom mee, richting festivalterrein. Het is gek om hier met een fiets vol bepakking langs te komen. Onder een net van lichtjes fietsen we het terrein af, de weg op naar onze camping.

Voet

Het wordt weer warm vandaag, dus we zitten om 8 uur op de fiets. Onze route voert langs de voet van de Dolomieten. Iedere keer als de afstand tot de bergen te groot wordt slaan we af en draaien we terug. Langzaamaan beginnen we ook te klimmen. De bergen zijn steeds nadrukkelijker aanwezig, groot en ruig.

In Manioga, een stadje dat meldt uit 981 te zijn, is het markt. Het is rustig, dus we slalommen er wat doorheen. We worden terecht gewezen door een kleine agent met een grote witte pet. We krijgen eerst een uitgebreid verhaal in het Italiaans, dan een kort commando ‘a mani!’.

Om de rivieren die uit de Dolomieten komen te kruisen moeten we over een wat grotere weg. De drukte valt alles mee. De bruggen zijn groot, maar de rivierbedding is droog, er liggen alleen wat grote plassen. Het is indrukwekkend. Waar onze eerste reactie is dat dit wel de gevolgen van de hete zomer zullen zijn, is dat niet het geval. Blijkbaar stromen de rivieren hier over grote trajecten ondergronds. Alleen bij grote buien is het water zichtbaar.

De enige agriturismo in de buurt heet Casa Rossa ai Colli. Eigenlijk is het dan meteen al duidelijk, deze zal wel op een helling liggen. En dat is zo. Net na de kerk slaan we af, de laatste vijfhonderd meter lopen loodrecht omhoog. De gastvrije ontvangst maakt veel goed.

Caneva

In het weekend wordt pas vanaf 8 uur ontbijt geserveerd. Klokslag 8 zitten we aan tafel. Dan worden we verleid door de mooi gedekte tafel om te lang te blijven proeven. Zoveel soorten fruit, zo veel soorten brood, het is te lekker om te laten staan. Pas rond negen uur wurmen we ons door de markt voor de deur de weg op.

We rijden geen echte fietsroute vandaag, maar volgen mooie kleine weggetjes door de Veneto. Ook nu is de route grotendeels vlak. Google heeft ons geholpen aan een adres voor campinggas. Streetview liet een straat met paarse fietsen zien. Die staan er nog, maar helaas heeft de winkel nu geen campinggas. We rijden verder door wijngaarden met af en toe wat mais en soja. Het is een mooie afspiegeling van het Italiaanse menu, met een hoofdrol voor vlees en wijn. We zien de Dolomieten dichterbij komen. Ook hier zien we overal de ranke roodstenen torens. In de dorpen staat dan naast die ijle toren een kolossaal classisistisch kerkgebouw met grote zuilen. Ik vraag me af waar de mensen wonen om deze grote kerken te vullen.

Aan het begin van de middag komen we aan bij het hotel. Op deze manier hopen we de warmte voor te blijven, al geeft de thermometer ruim boven de 40 graden aan. We bellen aan de poort. Tevergeefs, er wordt niet open gedaan. Het is snoeiheet in de zon. Net als we ons afvragen wat we gaan doen, glijdt de poort open. We glippen net voor een aankomende auto naar binnen. Het is de eigenaar. Dan blijkt dat inchecken pas vanaf 16 uur kan. Gelukkig mogen we blijven.

Vlak

Waar we gisteren met moeite naar boven reden glijden we nu dezelfde bult af naar beneden. Met hellingpercentages tot 13% bedenk ik me dat het gisteren dus niet alleen de warmte was die het pittig maakte.

Het grootste deel van de dag fietsen we over het fietspad Ostiglia – Treviso. Ooit was dit een spoorlijn voor militair gebruik, maar sinds WO2 was deze in onbruik. De Italianen hadden er in 2007 een wet voor nodig om dit soort oude spoorwegen als wandel- of fietspad te gaan gebruiken, maar het resultaat mag er zijn. Vlak, bijna recht en goed verhard. En met dit weer is het fijn dat de taluds vol bomen staan. Het is bijna saai zo gemakkelijk is het fietsen. Alleen de hekjes bij elke kruising eisen dat we opletten. We raken aan de praat met de man die langs de route een kiosk heeft. Aan zijn gastenboek te zien zijn we niet de enige lange afstandsfietsers op dit traject.

Eindpunt van de dag is Treviso, stad van kunst en water, zoals ze zelf zeggen. Zo dicht bij Venetië lijkt dit een gedurfde uitspraak. Het duurt tot het eind van de middag tot we het ‘koel’ genoeg vinden om de stad in te gaan. We worden verrast door de mooie piazza’s, de goed gerestaureerde gebouwen en de rivier die op alle plekken door de stad stroomt.

Opwarmen

De stadscamping van Verona heeft een speciaal veldje voor fietsers, mooi ommuurd met een dak van druiven. Normaliter zeg je, dat is lekker uit de wind, nu is het benauwd. Er passen precies 8 tentjes en met wat gepuzzel ook de bijbehorende fietsen. We hebben allemaal een vergelijkbaar ritme, rond 7 uur wordt alles opgerold en ingepakt. Als we ons matje oprollen voelen we de warmte van de gravel onder het grondzeil.

Het uitzicht vanaf de camping is fantastisch, zeker zo in het ochtendlicht. Het lijkt of we alle torens van de stad kunnen zien. We fietsen de stad uit door de oude stadsmuur. Als we verder fietsen zien we weer hoe mooi Italië kan zijn, de steile straatjes, de kleuren, de gebouwen. Ook verder van de stad blijft het mooi, uitgestrekte velden met op elke heuveltop een slanke, buitenmaatse toren. We passeren wijngaarden met Soavedruiven. Het stadje Soave zien we van verre. Het is volledig ommuurd, maar met de fiets kun je er prima doorheen.

Vannacht is het amper afgekoeld en vandaag is het warm. We rijden een helling op. Boven geeft een thermometer 38 graden aan. Zeker bij het klimmen, als de snelheid laag is, is het goed te voelen. Gelukkig hebben we vandaag maar twee echte klimmetjes. Dacht ik. Maar dat was vóór we bedachten dat niet naar de camping gaan maar naar een agriturismo met airco. De laatste twee kilometer omhoog vallen zwaar.

Schiphol

We zijn mooi op tijd op Schiphol, dachten we. Onze eerste indruk is dat het niet druk is. Dat beeld verandert als we ingecheckt hebben en achteraan moeten sluiten voor security. De staart van de rij begint in de andere vertrekhal. Na 20 minuten passeren we een bord dat het vandaar nog tenminste 90 minuten is. Dan wordt de rij naar buiten geleid. Er worden flesjes water uitgedeeld en stroopwafels. Iedereen sjokt braaf door. Met zulke rijen lost het stikstofprobleem van Schiphol zich vanzelf op.

We gaan verder met de rij onder een provisorische overkapping met ventilatoren. Na anderhalf uur staan we buiten. Daar maakt de rij een bocht en gaan we weer terug richting vertrekhal. Dit gaat nog uren duren en die hebben we niet. We stappen uit de rij, onder boze blikken van mensen om ons heen. Een van de Schipholhesjes wijst ons een escaperoute. Met een blik op onze boarding pass worden we toegelaten. We hollen door door naar security, laten nog even se tassen controleren en rennen naar de gate. Daar begint opnieuw het wachten. Het vliegtuig heeft vertraging omdat ergens een verkeerd lampje brandt.

De dame naast me waarschuwt, ze heeft vliegangst. De stress spat er af als we opstijgen. Babbelen is haar strategie om het onder controle te krijgen. De jongen achter ons pakt het anders aan, hij bestelt ruim wisky, wodka en bier. Hij krijgt maar beperkt. De vlucht is niet lang genoeg voor zo’n hoeveelheid alcohol.

Na alle chaos op Schiphol vragen we ons af wanneer onze bagage in Verona aan komt. En dát gaat verrassend snel. Binnen tien minuten na aankomst staan we onze fiets in elkaar te zetten. We hebben gezelschap van een Thaise. Zij is in Italië om de Northcape4000 te fietsen. Met 319 anderen racet ze naar de Noordkaap. Haar plan is 300 kilometer per dag te fietsen. Slapen en eten moet ze zelf onderweg regelen. Voor wie haar wil volgen, haar nummer is 175. Dan hebben we de banden opgepompt, de tassen aan de fietsen gehangen en rijden we naar buiten. Het geluid van krekels zingt ons tegemoet.