Ons appartement zou geen ontbijt hebben, maar een briefje van de breakfast fairy wijst ons de weg naar een prima ontbijt (en verzoekt ons een fooi achter te laten voor het ontbijt van de volgende gasten).
Meteen de eerste kilometers gaan over een halfverhard fietspad, mooi in een natuurgebied, maar ook midden onder de lijn van landende vliegtuigen. Alle steltlopers in de buurt, nee geen idee welke soort, hebben er geen last van. Ik ben benieuwd of dat klopt met de theorie van vergunningverlenende ecologen.
Het natuurgebied gaat over in een golfbaan en nog een golfbaan en nog een. We worden ingehaald door een busje. Het stopt bij het volgende hotel, hier staat een groepje oudere mannen met golftassen klaar om opgehaald te worden. Bij ons worden de bouwvakkers zo naar hun werk gebracht, hier de golfers. Het valt op, het landschap lijkt speciaal ingericht op vrije tijd en senioren.
Deze keer fietsen we niet volgens een route van de Fietsvakantiewinkel of Europafietsers , maar een eigen gemaakte rondje, gebaseerd op de Ecovia Litoral do Algarve en de Eurovelo 1 langs de Atlantische kust. De toelichting op internet zag er veelbelovend uit. Gelukkig heeft Carry goede gpx bestanden gemaakt, want de aanduiding onderweg is niet zo super. De kwaliteit van de route varieert, delen langs de grote weg, maar ook grote stukken half verharde achterafweggetjes. Af en toe fietsen we dwars over een boulevard met veel hotels. We drinken koffie in Albufeira, in een rustig hoekje, met uitzicht op zee en een klassiek muziekje op de achtergrond.
We landen uiteindelijk in Portimão, in een groot hotel, vol toeristen met een meerdaags arrangement. Ik benijd hen niet, het hotel wordt juist gerenoveerd, en eigenlijk heeft iedereen de aandacht er net niet bij. Maar de plek is mooi, boven op de kliffen, met een fantastisch uitzicht en beneden een zandstrand.

















De buitenkant van de tempel is versierd met mooi gedetailleerd stuc- en beeldhouwwerk.
Binnen in natuurlijk boeddha’s. Een, of eigenlijk drie, springen eruit, drie boeddhabeelden in elkaar, als een Russissche matroeshka.
Geen van de bordjes erbij is voor ons te lezen maar de dame naast ons geeft aan dat deze beelden 800 en 900 jaar oud zijn.

















We kiezen voor de trap, een lekker steile directe route. Onderweg deze keer geen pagodes om even te pauzeren, gewoon doorstappen. Dat is makkelijk, we zitten op 1250 meter hoogte, dus het is niet zo warm. Dan staat er een bordje schoenen uit, de laatste 130 treden gaan we op blote voeten. We komen in een grote hal. Daar moeten buitenlanders nog een kaartje kopen en voor het archief hun land van herkomst opgeven. Dan lopen we de grot in, hier zit een overweldigende hoeveelheid boeddha’s.
Waar je ook kijkt, tussen de druipsteen bij het plafond, op de grond, tegen de wanden. De grote zaal is helemaal gevuld, je kunt er in smalle gangetjes tussen door lopen. Een betegeld pad leidt naar de volgende zaal, daar is het beeld hetzelfde. Voor elke boeddha staat een kaartje met de sponsor en een jaartal. De jaartallen die we kunnen lezen zijn vooral uit deze eeuw. Het schijnt dat er ook oudere boeddha’s staan, dat het terug gaat tot de 18e eeuw. We verbazen ons over het Thais politiecorps dat hier een boeddha heeft, een familie uit Australië, een bedrijf uit Mandalay. Lonely Planet beweert dat er ook een Nederlandse boeddha tussen staat, maar die hebben we niet gevonden. Het staat helemaal vol.
Aan het hoge plafond groeien nog wat stalagtieten. Wie niet claustrofobisch is kan zich door een klein gat in de rots wurmen om in alle rust te mediteren. Want hier is het niet rustig. Er lopen veel mensen foto’s te maken. Kinderen proberen de echo. Het past niet helemaal bij het beeld van een pelgrimsoord.
Het is slecht onderhouden. Dat neemt niet weg dat ook hier, tussen oude, vervallen stupa’s, gebouwd wordt aan nieuwe stupa’s. Wat verderop staat een klooster. We drinken koffie met uitzicht op het beeld van de spin. Dit is de spin die ooit zeven prinsessen met haar web in de grot vast hield. Gelukkig heeft een dappere prins de spin met een pijl gedood. Hij schijnt toen ‘Pinku ya-pyi’ geroepen te hebben, ‘ik heb de spin’. Daar is in de loop van de tijd de naam van het dorp, Pindaya, uit ontstaan.