Je ziet wel eens van die filmpjes van verkeer van bovenaf, waarin alles en iedereen door elkaar heen krioelt zonder dat het fout gaat. Als je het zo ziet, lijkt het bijzonder. Als je er midden in zit is het meer een wonder. Vandaag reden we het laatste stuk terug naar Makassar. Het werd steeds drukker op de weg, tot het verkeer een grote krioelende stroom was. Het is echt net water, iedereen zoekt een gaatje om door te stromen. Het maakt niet uit of je links of rechts inhaalt, zo lang je maar in beweging blijft. Wat er achter je gebeurt maakt ook niet uit, want de blik is voorwaarts gericht. En da’s nodig ook, want er gebeurt genoeg. Het wemelt van de lichtblauwe busjes. Daar moet je mee opletten, dat is het openbaar vervoer. Dat betekent dat ze op elk willekeurig moment naar links kunnen gaan om te stoppen en een passagier in of uit te laten. Dan is er invoegend verkeer. We hebben geen idee wie er voorrang heeft en we betwijfelen of er iemand is die dat wel weet. Als een auto wil invoegen of afslaan, steekt hij gewoon zijn neus in de gewenste richting en dan buigt het overige verkeer eerst voor langs en vanaf een zeker moment achterlangs. Dat zo’n buitenlander dat niet meteen snapt en op de rem gaat, bevordert de doorstroming niet. Ook brommers die vanaf de stoep invoegen kijken niet achteruit, maar beginnen gewoon langzaam te rijden. Terwijl ze optrekken rijdt iedereen om ze heen en ze voegen zich langzaam in. En gelijk hebben ze, want wachten op een gaatje om in te voegen duurt ten minste een eeuw. En dan is er nog de handel op de stoep, waarvoor elke rijdende voorbijganger zo maar ineens kan stoppen. Of de uitgang van een moskee of kerk met ineens heel veel brommertjes.
Op zondagmorgen op de fiets in de file. Dan klopt er een straatschoffie met guitige ogen, een jaar of 15, op mijn arm. Hij kijkt me aan en zegt ‘money, money’ en begint tegelijkertijd mijn tassen te onderzoeken. Het verkeer komt weer in beweging en ik rij 10 meter door en sta weer stil. Hetzelfde jochie tikt weer op mijn arm. Ik kijk hem lachend aan met een blik dat hij van mijn spullen af moet blijven. Ik krijg een blik terug van herkenning. Lachend steekt hij z’n hand op voor een high five. Klets. Die heb ik lekker geraakt, denk ik. Het jochie steekt nogmaals zijn hand op, bedenkt zich en loopt lachend weg. Ik rij lachend door.
De afgelopen weken heb ik wel wat geleerd. De beste manier om hier doorheen te fietsen is gewoon met een grote grijns met de stroom meebewegen en je vooral geen zorgen maken. Als er wordt getoeterd, zal het wel zijn omdat ze een fietser bijzonder vinden en anders weet ik het ook niet. Voor me zie ik Carry boven iedereen uitsteken en ik hoop dat we de goede weg hebben, maar och, iedereen gaat deze kant uit, dus het zal wel.