Nat

Het regent nog steeds als we wakker worden. We draaien ons nog even om. Tegen de tijd dat we alles ingepakt hebben is het droog. We rijden tussen de auto’s door naar beneden, langs de entree van Rocamadour. Hier zijn we gisteren omgekeerd omdat het zó druk was dat je over de hoofden kon lopen. Nu rijden we door en hebben we meteen een klim te pakken. We hebben een fantastisch uitzicht. 

Als we verder rijden begint het te gieten. We klimmen. Ergens tussen de druppels door is het landschap mooi, maar het kost moeite het te zien. Het gaat traag. Af en toe rijden we langs een huis, waar een geur van houtvuur hangt. Dat past bij dit herfstweer.  Zelfs de krekels houden hun mond. In dat ene dorp waar we doorheen komen is niets te eten te vinden. Het regent maar door. Uiteindelijk stoppen we en happen we staand in de berm een broodje weg. 

Het blijft nat geploeter, tot we na een afdaling een dal inrijden. Aan de ene kant ligt naast ons een mooi stroompje, aan de andere kant de rotsen. Het zonnetje piept te voorschijn en alles ziet er wat rooskleuriger uit. Als we bijna optimistisch worden krijgen we nog een bui. Het laatste stuk is droog en zonnig. Het is mooi fietsen, zeker als we nog een stukje klimmen en een fantastisch uitzicht over de Lot hebben. 

Cigales

Na een misitig begin van de dag schijnt de zon als we Brive uit fietsen. We starten meteen met een flinke klim. Langzaamaan verdwijnen we in de mist. Ergens passeren we een hoogste punt en de lucht trekt open. We stoppen voor een foto en raken in gesprek met een Fransman. In zijn vaalrode oude Citroën bestel voldoet hij aan alle clichés. Voor hem is dit vochtige weer goed, hij heeft net zo’n 25 kilo cantharellen uit het bos gehaald. Hij levert aan zijn Engelse buurman die een chambre d’hôte heeft. Hij verbaast zich over onze route en stuurt ons de andere kant op. Dat scheelt vijf kilometer helling. Het levert een stukje langs de grote weg op, maar vooral een fantastisch mooi pad door een zonnige boomgaard.

Inmiddels zijn we in de Occitanië, een van de twee regio’s grenzend aan de Pyreneëen. Voor de lunch stoppen we in Martel. Het is maandag, dan hebben restaurants weer een menu du jour. En mooier nog, er is een terras met plaats in de zon, onder een linde.  

Het landschap golft en wij golven mee. Het wordt wat rotsachtiger. Diep onder ons stroomt de Dordogne. Wat verderop kruisen we de rivier. Het is overal erg rustig, we zien tientallen ongebruikte kano’s liggen. Wel zien we hier meer Nederlandse auto’s. 

We komen langs een veldje waar roofvogels getraind worden voor de show in Rocamadour. Gefascineerd kijken we hoe zo’n vogel zich steeds weer laat verleiden door een lokaas. We rijden kilometers lang door eikenbosjes met mooi diffuus licht. Ineens valt het op, we horen het lome tjirpende geluid van krekels. We zijn nu echt in het zuiden. 

Brive

Een Nederlandse vrouw op de camping zei gister: “met al die hellingen ga ik hier echt niet fietsen”. Onze advies: beginnen met een klein rondje. Vandaag denk we hieraan als we al in de eerste 1,5 kilometer stukken van 12% te pakken hebben. Voordeel is wel dat we meteen warm zijn. Want ook vandaag is het fris. De lucht is dreigend grijs, maar na een natte nacht is het nu gelukkig droog. 

Het is fantastisch groen, varens, weiland, bos, we hebben het allemaal. Het is een heerlijk rustige weg, maar het is ploeteren. Zeker het eerste stuk. We stoppen voor koffie bij de eerste de beste plek waar koffie geserveerd wordt. Het is een oud hotel vlakbij het station van Uzerche. We vragen ons af of er deze eeuw al onderhoud aan gepleegd is, of zelfs schoon gemaakt? Toch stoppen er mensen voor het menu van de dag. Wij durven het niet aan. Dat betekent uiteindelijk dat we picknicken op ons kleedje, want een ander restaurant dat ons te eten wil geven hebben we niet kunnen vinden. Langzaam verandert de bebouwing. Steeds meer huizen zien eruit als vakantiehuizen, mooi metselwerk, een flink terras, ligstoelen en dikke auto’s voor de deur. Het heeft vast te maken met het zuiden en de snelwegen die we kruisen. 

Nog een lange klim zijn we in Brive. We zien agenten staan, er is veel volk op de been. Dit is een van de anti-coronamaatregelen-demonstraties. We fietsen er langs. De zon schijnt, de lucht is blauw, het is warm, de terrassen zitten vol, eindelijk, Zuid Frankrijk. 

Koud

Met 13 graden is het koud als we vertrekken uit onze pipowagen. We hebben amper genoeg kleren om te fietsen met deze temperatuur. Gelukkig beginnen we met een flinke klim. Dat is een prima manier om warm te worden. Berg af is fris, maar precies aan het eind van de helling zit een café. De eerste biertjes worden al geschonken, maar wij houden het bij koffie. Het is zo’n klein zaakje dat ook épicerie en boulangerie is, dus we regelen meteen de inkopen voor de lunch. 

We fietsen door een echt weidelandschap. Overal lopen bruine koeien. In deze steeek zijn het vast originele limousins. De weides zijn omzoomd met bomen en alles glooit.  Er is geen vlak stuk te zien. Eigenlijk past het, zo groen als het is, meer bij ons beeld van Zwitserland dan bij het zuiden van Frankrijk. 

We stoppen bij een kerkje met fresco’s. We lunchen op een terras, voor picknicken is het echt te koud. We trappen snel weer door om warm te worden. Iedereen die we spreken zegt dat deze temperatuur uitzonderlijk is, meer herfst dan eind juli. Zo voelt het ook. Toch hebben we het nooit lang koud want we trappen vandaag ruim 1100 hoogtemeters.

Groen


Vannacht hebben we geslapen op een camping municipal. We blijven ons verbazen over dit principe. Het lijkt kamperen met gemeentesubsidie. Hier in Crozant ligt de camping lekker centraal en is van alle gemakken voorzien, met goede douches en overal warm water. De ambtenaar van dienst komt twee maal daags langs om de administratie te doen. Verder zit er niet veel betrokkenheid of ondernemingsgeest. En ook hier wordt niet gevraagd naar een passe sanitaire of vaccinaties. 

De lucht is blauw als we wegrijden, er staat een klein briesje en alles om ons heen is groen. Het ruikt fris en schoongespoeld na de buien van de laatste dagen. Waar wij dachten dat het hier groen is van de regen, vertelt een Franse wielrenner dat het altijd zo groen is. Alleen twee jaar geleden was het zo droog, dor en geel als in ZuidFrankrijk. De dorpjes hier lijken wat meer bewoond. We zien trekkers op de velden en bij de huizen staan auto’s. Er is zelfs een bakker die open is en koffie serveert. 

Eindpunt van vandaag is een Nederlandse camping met een wasmachine. Als we aankomen mogen we de tent niet opzetten vanwege gedoe met de gemeente. Daarvoor in de plaats krijgen we een heuse pipowagen. We brengen de avond door in de half open huiskamer met rode wijn, bœuf bourguignon en muziek van oud-dj Ruud, die hier de tent draait. 

Streeploos

Als we de camping afrijden zwaaien we naar de overbuurman. Hij kwam gisteravond een praatje maken. Hij is al jaren stamgast op de camping, met zijn vrouw wordt hij als vrienden binnen gehaald, maar eigenlijk verveelt hij zich. In het dorp is steeds minder te doen en de camping vergrijst. Toch zijn ze er ook dit jaar vier weken.  

De reclame is helder, een goede vaat is streeploos. En wat ons betreft, een goede route ook. We rijden vandaag over streeploze wegen, van die kleine wegen waar weinig auto’s rijden. En de auto’s die er rijden hebben de tijd. Ze wachten zelfs met inhalen als wij een helling op kruipen. De wind gaat overigens ook als een streep, de hele dag tegen ons in.

Langzaam verandert het beeld van de bebouwing. De memorabele oude bouwwerken zijn niet meer alleen maar kerken, maar ook kastelen en donjons in diverse staten van verval. We lunchen in de schaduw van de ruïnes van Cluis. Onder de bomen kunnen we zelfs in de motregen een siësta doen. 

We passeren een stuwmeer. Het is druk met auto’s en wandelaars. Het is een contrast met de rust van de afgelopen dagen. De weg naar de ruïne op de top ia smal en steil. Achter ons hebben de automobilisten geduld. De camping is simpel, goed voor één nacht, maar zonder wasmachine dus we gaan morgen verder. 

Traditioneel

Bij een traditioneel Frans hotel hoort een traditioneel Frans ontbijt, bestaand uit een croissantje en een stukje stokbrood met jam. Het geheel wordt geserveerd aan een grote tafel waar meerdere gasten aanschuiven. Het Franse stel vertelt enthousiast dat ze zes dagen electrisch langs de Loire gefietst hebben. Als ze horen van onze vakantie wordt het stil. Hij troost zich met de gedachte dat wij nog jong zijn. We zien het als een compliment, vooral omdat we denken dat zij niet veel ouder zijn dan wij. 

We trappen soepel vandaag. Bij een 12e eeuws kerkje eten we de aanvulling op ons ontbijt. Een vrouw komt naar buiten. Ze vertelt dat er dit jaar weinig mensen langs komen op deze route. Dat is ons ook al opgevallen, na Varennes zijn we op onze route geen Nederlanders meer tegen gekomen. Het lijkt wel of elk dorpje een oude tot zeer oude kerk heeft. Als we in de middag weer eens stoppen bij zo’n mooi oud bouwsel is het dicht. De man die aan komt lopen is de zoon van de beheerder. Hij haalt de grote ijzeren sleutel en knarsend gaat de deur open. 

Traditioneel is ook het landschap met mooie meidoornhagen rond de velden. Het landschap is groen, veel groener dan we verwachtten. Dat zal te danken zijn aan alle regen. Vandaag spotten we geen wild, maar wat BN-ers. Marco Bakker en Willeke van Ammelrooij kunnen we nog net ontwijken bij het oversteken.

Over tradities gesproken, er is één traditie waar we echt niets mee kunnen. Dat is de manier waarop restaurants hun openingstijden regelen. In het ene dorp zijn ze op dinsdagavond dicht, in het andere op maandag. En als ze niet dicht zijn, dan zitten ze vol of hebben ze gewoon geen plaats meer. Gelukkig is de supermarkt nog open voor een fantastische eenpansmaaltijd.

Loire

Het is grijs als we weg rijden, fris genoeg voor extra mouwen en wind tegen. Gelukkig is het droog. We starten met een flinke klim en een waanzinnig groot veld vol knalgele zonnebloemen. 

We lunchen in Névers. Voor ons is dit een mijlpaal, het einde van het eerste routeboekje. Dit betekent dat we halverwege de route zijn. We liggen redelijk op schema. En nu stoppen we precies op tijd, op het moment dat we op het terras gaan zitten begint het te gieten. Echt zo’n dikke plensbui die je in vijf minuten doorweekt. Gelukkig passen we er net bij onder de overkapping.

Het is droog als we doorfietsen. We rijden langs een van de zijkanalen van de Loire. Het kanaal kruist de Loire met een aquaduct en een smal fietspad. Mijn hoogtevrees steekt de kop op als ik op dit smalle paadje over de kolkende Loire fiets. Hier heeft waterbouwend Frankrijk zich in de 19e eeuw flink uitgeleefd. Na het aquaduct liggen twee sluizen die een hoogteverschil van zeker vijf meter overbruggen. Verderop ligt een ronde sluis, waarmee ooit zowel water als transport geregeld werd. Hij ziet er mooi uit, maar de finesses ontgaan ons. 

Einddoel van vandaag is Sancoins. Hier gaan we heen omdat er een hotel is. Het is heerlijk authentiek, met krakende vloeren, een mintgroene badkamer met tegeltjes zoals wij ze in het oude huis hadden en een kroonluchter aan het plafond. Maar de bedden zijn goed. We vragen ons af waar de naam Sancoins vandaan komt, saint coins (heilige munten) of sans coins (zonder hoeken)?

Wisselvallig

Fransen en tradities, het is een verhaal apart. Gisteren hebben we andouilletes geprobeerd. De serveerster omschreef ze als worstjes. Voor wat ze erna zei was ons Frans niet toereikend. Wat we kregen was een mooi gebraden worstje, maar wat erin zat waren ondefinieerbare, taaie stukjes vlees. Alleen al van de geur maken magen spontaan een buiteling. Wat nazoeken op internet omschreef een andouillette als een dunne darm gevuld met wat in onze ogen slachtafval van een varken is. Wikipedia omschrijft het als een ‘verworven’ smaak. Voorlopig zien we dat als eufemisme voor ‘eens, maar nooit weer’.

Na een paar flinke onweersbuien is het weer omgeslagen. Als we wegrijden is het droog maar grijs. Het begint te miezeren. Al snel stoppen we om de regenjas aan te trekken. Het wordt een dag van jasje-aan-jasje-uit, het ene moment is het warm en zonnig, dan weer grijs en nat. Het beeld dat we hebben van de omgeving varieert met het weer. In de regen lijken de huizen vuilgrijs en mistroostig, als de zon doorkomt zijn ze crèmekleurig en vallen de bloembakken op. We trappen helling op, tegen de wind in. De top is maar 361 meter, maar het zijn wel ruim 200 hoogtemeters in het eerste uur. Vandaag hebben we ook flink wind tegen. Dat betekent dat we, zelfs als we dalen, flink moeten trappen om snelheid te houden. 

Met dit weer lunchen we binnen. We vinden een plekje in een ouderwets restaurant. We hebben de indruk dat er sinds de jaren ‘50 niets is veranderd. Het ruikt ook een beetje ouderwets. De ober is bijpassend. Natuurlijk staan hier ook andouillettes op de kaart en varkenspoot. We houden het dit keer bij entrecote.

We kruisen het kanaal van Nivernais. We hadden eergisteren dus ook gewoon rechtdoor kunnen fietsen. Maar dat past niet in onze route, die is gebaseerd op de oude route naar Santiago. Eigenlijk zit in elk dagtraject wel een kathedraal of basiliek. Vandaag niet overigens, omdat we het na 65 kilometer voor gezien houden. 

Nivernais

Gisteravond zijn we nog even langs de kathedraal gefietst, een mooi gebouw, maar het staat aan een onbenullig pleintje vol auto’s. Het voetbalstadion van Auxerre ligt mooier, vlak aan het water. Vanaf de camping fietsen we er langs. De eerste 40 kilometer rijden we langs het kanaal van Nivernais. Het wordt genoemd als een van de mooiste kanalen van Frankrijk. Waarschijnlijk zegt het iets over de onze routes want het valt ons niet op als uitzonderlijk. Het is gewoon een mooie route. Ondertussen zijn we zo ver zuidelijk dat de hagedisjes op de weg zitten. Ze zijn wel wat traag met bewegen, zodat Carry er een over zijn staart rijdt.

Op deze vlakke route langs het kanaal zien we ineens meer vakantiefietsers. Er is een Frans stel, met wie we een soort van haasje-over doen, maar een groet kan er amper af. Met een Duits stel raken we wel aan de praat. Zij fietsen een ronde van 600 km langs de kanalen van Bourgogne. Als ze ons vragen naar onze fietsen krijgen ze prompt het hele verhaal van Theux. Het zit ons nog hoog. 

We hebben onze dag niet vandaag. Ik weet niet of het de cuisine traditionelle van gisteren is, de hitte of gewoon vermoeidheid, maar de benen willen voor geen meter. De route, hoe mooi ook, kan amper boeien, het is puur ploeteren. Pas na de lunch, en de siësta, gaat het beter. Dat is maar goed ook, want nu begint het stijgen van vandaag. 

In een haarspeldbocht, tussen de bosjes door, vangen we de eerste glimp op van Vézelay, met de witte kathedraal blinkend in zon, boven op een heuvel. Met zo’n uitzicht gaan de laatste hoogtemeters tussen de zonnebloemen vanzelf.