De stad is nog niet helemaal wakker als we op de fiets stappen. De rolluiken zijn dicht en de massagesalons zijn gesloten. Bij de winkeltjes die al open zijn wordt geveegd en zijn ze bezig hun handel buiten te zetten. Het is zo’n lome zaterdagochtend. Ook buiten de stad komt het leven nog langzaam op gang. Bij een tempel staan pickups klaar met beelden van olifanten, er gaat vast nog wat gebeuren vandaag. Wij trappen op het gemak, de route is vlak en het gaat soepel. We realiseren ons dat het al bijna vanzelfsprekend voelt, de dorpjes, de tempels, de droge velden, de groene rijst.

Wat wel nog steeds verbaast zijn de mensen. Hier is groeten als we langs fietsen niet vanzelfsprekend. Het gejoel uit Indonesië missen we niet. Hier is het echt anders, misschien heeft het met de cultuur te maken, misschien zijn ze de toeristen een beetje zat, maar ook als mensen je direct aankijken kan er amper een knikje af. Als we stoppen is het anders. Dan kan er een praatje af, met diverse keren de conclusie dat we ‘very strong’ zijn. Of proberen we met handen en voeten elkaar te begrijpen als het gaat over wat we eten bij de lunch.

Na de lunch golft het landschap wat meer. Op een berg staat een beeld van een dikke lachende boeddha. We rijden in de schaduw van wat rubberplantages. Een dame op de fiets, met parasol, rijdt ons tegemoet. Het laatste stukje naar Mae Chan is mooi vlak, aan twee kanten van de weg strekken de groene rijstvelden zich uit. Bij een slootje staan wat mannen te kissebissen. Het lijkt erop dat ze ruziën over de verdeling van het water.

Voor het avondeten fietsen we de stad in. We fietsen de avondmarkt voorbij, daar hebben we gisteravond gegeten. Nu hebben we een restaurant in gedachten. Er staat een beeld van drie varkentjes voor. De Fransman die ons het systeem uitlegt zegt dat het de bedoeling is dat we eten als varkens. Hij eet er twee keer in de week en is dan anderhalf uur zoet. Zijn tafel ligt vol schelpen en slakkenhuizen. Het blijkt een systeem te zijn. Je krijgt een comfoor op tafel met een pan erop die er uitziet als een sinaasappelpers. In het onderste deel giet je bouillon, hierin doe je wat je gekookt wil hebben. Het bovenste ronde deel is heet van de comfoor. Dit gebruik je om te bakken. Daarnaast staan er elders nog grilletjes, waar je je krabben, garnalen en grote stukken vlees op kwijt kan. Er staan zo’n vijftg bakkenmetgroenten, vis, schaaldieren en vlees. Wij kijken en proberen en vragen ons af hoe dit aan te pakken. De Fransman loopt een paar keer langs om dingen uit te leggen, maar zijn boodschap is vooral ‘il ne faut pas avoir peur, il faut manger comme un couchon!’



















Het is fris als de dag begint. Bij het ontbijt zitten we een beetje rillerig buiten met een vest. De temperatuur loopt snel op, en tegen de tijd dat we op de fiets zitten is het heerlijk. Na een paar kilometer is er een wegversmalling. Agenten regelen het verkeer. Naast de weg staat een grote vrachtauto, met in stukken een gigantische gouden boeddha. Er staan groepen mensen in klederdracht bij. Alles is startklaar om deze boeddha naar zijn nieuwe plek te brengen. Die willen we wel zien. We slaan rechtsaf en vragen aan mensen die naast de weg staan of dat de weg naar de tempel is. Het levert eerst vragende gezichten op, dan een bevestiging. En inderdaad daar staat een tempel. Maar hoe mooi ook, en hoe groot ook, dit ziet er niet uit of het een van de grootste complexen van Thailand is.
We rijden een stukje verder. Daar staat een hijskraan, midden in een tempelcomplex. Dit ziet er anders uit. Alles is versierd, muziek speelt, er lopen mensen in het wit, alles in afwachting van de nieuwe boeddha. Er staan rijen boompjes met geldbiljetten, er staan bladen met kunstig ingevouwen biljetten, symbool voor de donaties die gedaan zijn. Dit alles betekent overigens niet dat de rest van het complex simpel is. Het staat vol met draken en andere beesten, ingelegd met spiegeltjes en gekleurde stenen. Het glimt ons tegemoet. In een van de grote hallen ligt een grote boeddha met een gouden omslagdoek. Indrukwekkend.

Ons einddoel van vandaag zijn de grotten van Chiang Dao. We hebben een overnachting in de buurt uitgezocht. Hier blijkt dat plaatjes geduldig zijn. Voor ons hebben ze een bamboe hut beschikbaar, een kale ruimte met matras op de vloer en een hurktoilet zonder dak. Eerlijk gezegd is dit ons idee van vakantie niet meer. Dus we stappen op en trappen lekker verder door de mangoboomgaarden.




Ruim 10.000 kilometer van huis. Het is even omschakelen. Het weer is heerlijk. In de avond is het niet te warm, nou ja oké, een vestje mee is overdreven, en overdag is het lekker warm tot lekker heel warm. Daar kunnen we wel wat mee: Goed insmeren en niet te laat weg.
Onze fietsen zijn er. Ook nu is het weer goed gegaan. Deze keer stonden ze bij aankomst zelfs al klaar naast de bagageband. Het eerste proefrondje hebben we gereden. Het voelt goed, al is links rijden weer even wennen.
Zo’n eerste dag ver weg blijft bijzonder. Het lijf is traag van de jet lag. Alles om ons heen is nieuw en anders. We zijn buitenstaanders, groot en wit, maar het voelt niet ongemakkelijk. Het leven is relaxt, straatmarkten met eten en vruchtensapjes. En alles ziet er lekker uit. Wel her en der wat exotisch, met complete inktvissen, krabben en waren dat nou schorpioenen. Het geheel opgediend op bananenbladeren en gegeten met stokjes.
In elke straat lijkt een tempel te staan, en regelmatig staat er nog een altaartje bij mensen in de tuin. We zien veel goud en rood, olifanten, draken en boeddha’s. En monnikken in oranje, mét mobieltjes. Het zegt vast iets over ons dat dat toch even wennen is. Bij de tempel hebben de monnikken een eigen plekje, met een bordje ‘monk chat time’. Natuurlijk heeft een tempel ook bordjes met uitleg, vaak alleen in het Thai, behalve dan het bordje ‘no lady entrance’. Bij een andere tempel is er wel uitleg waarom vrouwen niet naar binnen mogen, ‘it ruins and humilitates the sanctity’. Dank u, daar kunnen wij dames het weer mee doen.
En de vraag van de dag: hoe zit het met de r? Veel Thai lijken l en r willekeurig te gebruiken. De dame van de massage had het over ‘lelax’ en de cola light werd aangekondigd als ‘cola right’.
Woensdagavond vertrekken we. Keurig na 6 uur, als de fiets in de trein mag van de NS. Met alle warme kleren over elkaar fietsen we naar het station. Morgenochtend mogen we in de spits niet met de fietsen in de trein, dus overnachten we op Schiphol. Het is grappig, we zijn er rond 9 uur en het is bijna uitgestorven. We pakken onze fietsen in de doos, laten ze achter in het bagagedepot en gaan op zoek naar het hotel. De aanwijzing is een beetje Harry-Potter-achtig: Neem de ingang tussen balie 22 en 23. Maar net als bij Harry Potter klopt het ook hier. We gaan door de douane en vinden ons hotel. De gang naar de kamer heeft uitzicht op een uitgestorven vertrekhal. We gaan nog even wat drinken in de taxfree-zone. Daar is bijna alles dicht. Het is zó rustig dat de muizen tevoorschijn komen.
Om de fietsen te halen en in te checken gaan we langs de douane, door de aankomsthal, weer naar het bagagedepot. Karretje mee, en in de hal die vannacht zo leeg was checken we nu in. En hup, weer door de douane. Nu zijn er geen muizen te zien, wel de eerste mondkapjes. Het is toch wel confronterend. We vragen ons af, willen ze ons niet besmetten of denken ze dat wij besmettelijk zijn?
De vlucht is lang. Zelfs met een keuze uit 260 films is het een flinke zit naar Singapore. De enige aflleiding zijn twee groepen hyperende pubers, herkenbaar aan hun uniforme truien. Het blijken schoolreisjes om 10 dagen vrijwilligerswerk in Azië te gaan doen. Het meisje naast me vertelde wel dat de trip niet verplicht is. Bij aankomst in Singapore verspringt de klok. Het is ineens 7 uur later. Ergens zijn wij de nacht kwijt geraakt. Hier begint langzaamaan de dag al. De mannetjes van de koortscontrole zitten al op hun post. We zoeken een plekje om nog even te slapen. Een hoekje op de grond wordt het. We herkennen het felgekleurde kamerbrede tapijt van de hal van een eerdere reis. Ook toen al was het een prima matrasje.
