Het landschap is anders vandaag. Het is niet meer zo uitgestrekt, meer bossen. De velden zijn kleiner en zelfs de trekkers op de weg zijn kleiner. We zien minder graan, meer zonnebloemen en weides met koeien. Ook de dorpjes zijn anders. Ze liggen dichter bij elkaar, en zijn net wat groter dan gisteren. We zien veel vakwerkhuizen en hoeves met mooie houten balken. De temperatuur is niet lager dan gisteren, maar het voelt beter.
Vandaag hebben we onze eigen route uitgezet. We hebben een omschrijving gevonden van een oud treintracé dat naar fietspad wordt omgezet. We willen een stukje proberen. Helaas is dit deel van het traject alleen nog maar een goed idee op een website. Het is nog volledig overwoekerd. Met een lus keren we terug naar de oorspronkelijke route.
We rijden de Bourgogne in. Meteen zien we een afslag naar Chablis. En na 800 kilometer eindelijk de eerste druiven. Meteen zijn de boerderijen domaines en de boeren vignerons. Chablis is aan de schuurdeur te koop. We kijken maar we stoppen niet. We moeten nog een paar stevige kilometers omhoog voor we in Auxerre zijn.
We vertrekken uit Châlons-en-Champagne zonder ook maar één druif gezien te hebben. En dat blijft vandaag de hele dag zo. We zien alleen maar graan, kilometers lang. Af en toe een veldje zonnebloemen en dan weer graan. Een veldje heerlijk ruikende lupines en meer graan. Er staan her en der wat windturbines. Die passen in dit landschap. Af en toe zingt er een vogel boven ons. We besluiten dat het een leeuwerik moet zijn, maar eerlijk gezegd hebben we geen idee.
De route is helder, we rijden steeds kilometerslange stukken rechtdoor, tot het volgende dorp. Dat bestaat dan uit een rijtje huizen, een kerk en een afslag. Meer dan 70 kilometer lang is er geen voorziening te bekennen. Ook rond de woningen zien we amper mensen. Uiteindelijk vragen we water bij een graanoverslag.
Na bijna 100 kilometer arriveren we bij de camping municipale van Troyes. Die is gesloten. Ze verwijzen naar de dichtstbijzijnde camping 10 kilometer verder op. Dát gaan we niet doen. We zoeken een hotel in het centrum. De binnenstad van Troyes verrast ons, veel vakwerkhuizen, leuke straatjes, mooie terrassen en lekker eten.
We laten de camping in Varennes-en-Argonne achter ons. We hebben hier een prima rustdag gehad. De camping ligt op meerdere fietsroutes: Langs oude wegen en Langs de frontlinie. We zijn dus niet de enige fietsers. Dat geeft hier een babbel en daar een mooi gesprek. In vergelijking met diverse collegafietsers zijn wij nog jong. Het is een prettig vooruitzicht dat je je ook ná je zeventigste tevreden kunt opvouwen in een klein tentje.
We rijden langs een kolossaal marmeren oorlogsmonument, speciaal voor gesneuvelden uit Pennsylvania. Wat verder op stuiten we op de schuilplaats van de Duitse kroonprins. Hij zat hier op de heuvel om het moreel van de troepen hoog te houden. Blijkbaar ontbrak het hem toch aan vertrouwen want wat verderop wordt verwezen naar de tunnel van de kroonprins.
In Vienne-le-Chateau staan de deuren van de kerk wijd open. De ketk ziet er leeg uit. We raken aan de praat met een voorbijganger, een oud-brandweerman. De woorden rollen uit zijn bijna tandeloze mond. De kerk heeft onder water gestaan, net als de rest van het dorp. Midden in de nacht was het water in anderhalf uur met 1,59 meter gestegen. Dit was in de zomer nog nooit voorgekomen. Hij weet van geen ophouden, we krijgen het hele verhaal. Zijn kleinzoon zit op een paaltje lijdzaam te wachten tot hij klaar is met zijn verhaal.
Het landschap waar we door fietsen is grootschalig en uitgestrekt, met kilometers lang vooral graan en suikerbieten. Het materieel dat rond rijdt past hierbij: kolossale trekkers en volgeladen vrachtwagens. Ze denderen over de smalle landweggetjes. De weg voelt krap voor hen en ons samen.
De route brengt ons in L’Épine, een gehucht van 600 inwoners met een basiliek. Het ding staat kolossaal op het plein. Het lijkt een decorstuk in het omringende landschap. Hij maakt deel uit van de route naar Santiago. Daarom is hij ooit zo groot opgezet. Hij ziet er fantastisch uit, mooi gerestaureerd, met alleen al aan de buitenkant veel details. We stoppen om te kijken.
Langs het bordje 13% rijden we naar beneden. Onderaan de helling is de weg versperd. Het zal wel hoog water zijn dus we draaien om en ploeteren omhoog. We maken een kleine omweg en zoeven dan heerlijk omlaag langs de Abdij van Orval. Het abdijbier schijnt goed te zijn, maar we gaan er toch aan voorbij.
Op een klein weggetje kondigt Frankrijk zich aan met een groot bord waarp de diverse maximumsnelheden voor automobilisten staan. Iets verder op, in een bocht met een stevige helling, staat een klein verlaten douanekantoor. De eerste vijfhonderd klometer zitten erop, we zijn in Frankrijk.
Het landschap heeft meteen het beeld dat we van Frankrijk verwachten: zonovergoten, glooiende heuvels, aaneengesloten graanvelden en wat plukjes bos. Een ree steekt over en kijkt ons verbaasd aan. We fietsen door bijna verlaten dorpen, waar het lang geleden is dat de luiken geverfd zijn. Het gemeentehuis meldt nog eens ‘liberté, égalité, fraternité. Zo medio juli staan bij alle monumenten grote hoeveelheden vlaggen. En elk dorp heeft wel een kerk. In Avoith staat zelfs een 12e eeuwse basiliek. We zijn een dag te laat voor de processie van het Mariabeeld. Het is heerlijk warm. Met de eerste velden zonnebloemen is het echt helemaal duidelijk: we zijn in Frankrijk!
De route naar Bastogne loopt over een oud spoortraject. Dat geeft een mooi, bijna vlak fietspad. Het eerste stuk kijken we nog naar het hoge water in het riviertje naast het pad. Dan komt de zon door. Dit voelt als vakantie. In Bastagne drinken we koffie in een bikers café bij een rotonde die vol staat met de wielerwedstrijd Luik-Bastenaken-Luik.
We fietsen de stad door op zoek naar een nieuwe fietshelm. Het tekent onze prioriteiten als we uiteindelijk de stad uitfietsen mét helm maar zónder brood. Als we verder fietsen is er in de dorpjes waar we door komen geen bakker te vinden. Het wordt een lunch bij een friterie.
Als je erop let zit deze regio vol herdenkingspunten aan beide wereldoorlogen. Zo staat de friterie op de Rue des armées de Patton. Op de meest onverwachte plekken wapperen Amerikaanse en Franse vlaggen. We zien Amerikaanse en Duitse begraafplaatsen, met rijen sobere kruisen. En soms ineens een monument met een persoonlijk verhaal. Ook al is het zo lang geleden, het is nog steeds indrukwekkend.
Vanavond gaan we weer kamperen. De camping van Florenville ligt aan de rivier. We moeten even wat overwinnen om de tent zo dicht aan het water te zetten.
We zijn de enige rond het plein vannacht. Rond tienen zien we nog een politieauto patrouilleren, verder is het doodstil. Ook het constante geruis van langstromend water is verdwenen. We worden gewekt door het geluid van een graafmachientje. Alles komt nu in beweging. Mensen komen terug naar huis om op te ruimen. De eigenaresse komt langs. De tranen zitten hoog.
Wij verzamelen onze spullen, hier kunnen we niets doen. We hangen alles aan de fietsen en we slepen ze door de modder. De weg over de brug is schoon. Iedereen is met familie en vrienden bezig huizen leeg te ruimen. Complete inboedels staan vol modder als oud vuil langs de weg. De mensen rond het appartement kennen ons van gezicht, voor anderen zijn we voorbijgangers. Zo voelen we ons ook, passanten, maar met een hoofd vol indrukken en emoties.
Na twee kilometer slaan we af, de weg gaat wat omhoog. Hier begint het gewone leven weer. Het contrast kan niet groter. Bij een bron stoppen we. We gebruiken het heldere water om de fietsen schoon te maken. De laatste resten modder moeten uit de remmen en van de riem. Als we verder rijden voelen onze fietsen als vanouds. Het is fris. We fietsen omhoog, langzaam de wolken in. Het mistige bos voelt als herfst.
De weg vervolgt licht hellend door het bos. Dit is een mooie inspanning om op temperatuur te blijven. De weg loopt langs de Lienne, normaal een klein stroompje. Nu een flinkstromende rivier, die alle ruimte pakt die hij nodig heeft. Het ziet er sprookjesachtig uit hoe alle gras tussen de bomen golft in het water.
We naderen Houffalize. Hier wordt het landschap glooiender, de lucht trekt open. Een wandelaar roept ons na ‘du courage, morgen schijnt de zon’. En Theux is ver weg.
De buurman zei het gisteren al, ‘dit overkomt altijd anderen’. Nu zitten we er zelf midden in. Als we wakker worden staat het water op hetzelfde niveau als gisteren. Aan de huizen zien we dat het vannacht weer veel hoger heeft gestaan maar nu daalt het langzaam. In de nacht is het raam van het gerestaureerde huis uit 1667 eruit geslagen. We zien het water met geweld het huis in stromen.
We vragen ons af wat het gaat worden vandaag, we hebben vijf koekjes en twee bidons water. Het enige bericht van buiten is een Frans BE-Alert dat ons maant thuis te werken en de wegen vrij te houden voor hulpdiensten. Dan wordt er geklopt, de eigenaar en zijn dochter gaan vertrekken naar hun zoon. Wij blijven hier, we krijgen hun flessen water. Het is buiten nog steeds slecht begaanbaar, op de binnenplaats staat het water meer dan kniehoog. Als het wat verder zakt, waagt Carry zich naar de garage van onze fietsen. Deze is compleet gebarricadeerd door een auto. De fietsen liggen er ergens achter. Ze zien er niet slecht uit, maar hoe krijgen we ze eruit?
We zien politie langs lopen. Vanuit het raam overleggen we. De conclusie is dat we liever hier blijven dan naar een sporthal gaan. Ze brengen ons brood. Daarmee kunnen we het tot morgen uithouden. Ze waarschuwen dat het water weer gaat stijgen. We wachten het af. De dame die boven ons woont loopt voorzichtig de trap af. In haar ene tas zit een hondje, haar andere tas kan ze amper tillen. We helpen haar naar beneden. Ze gaat mee met de agenten. Langzaamaan zijn we de enigen die hier overblijven.
Het water zakt verder en er wandelen steeds meer mensen langs. We gaan samen proberen om onze fietsen eruit te krijgen. Het water is koud en stinkt naar benzine. Onze voeten zakken tot over de enkels in de modder. Carry klimt over de auto’s naar binnen. De fietsen liggen in de modder. We sleuren ze een voor een naar buiten. In een diepe plas spoelen we de meeste rotzooi eraf. Het lijkt of ze ongeschonden zijn. Alleen de helm, die aan mijn stuur hing, is weg. Voorlopig staan de fietsen bij ons in de hal. Morgen gaan we zien hoe het verder gaat.
En voor wie meer wil weten, inmiddels heeft ook RTL ons gevonden:
De weersverwachting is pet , dus gisteravond hebben we besloten nog een dagje te blijven. Na een wandelingetje door het dorp vroegen we ons af wat doen op die extra rustdag, maar och, fietsen in de regen is ook niet fijn. Vanochtend worden we gewekt door de eigenaar, une catastrophe. Als we naar buiten kijken zien we wat hij bedoelt. De hele binnenplaats staat onder water. Het wandelpad waar we gisteravond liepen is een snelstromende rivier geworden. De auto’s op de binnenplaats staan tot halverwege hun portier in het water.
Ons appartementje is op de eerste verdieping. De vouwfiets naast de trap staat tot aan zijn zadel in het water. De electriciteit is uitgevallen. Buiten stijgt het water. Eerst staat het halverwege de brievenbus van de overburen, na een uurtje is de brievenbus verdwenen. We zien een auto langzaam langs drijven.
We mogen bij de eigenaar aan de voorkant van het huis kijken. Daar blijkt het allemaal veel heftiger, het riviertje is rivier geworden, het raast en het beukt tegen de brug met alle rommel die hij meegenomen heeft. Het water heeft ramen kapot geslagen en stroomt dwars door woningen heen. Het schijnt dat deze hele vallei onder water staat. We staan met de buurman naar buiten te kijken sls de stroming verandert. Hij constateert dat de deur van de garage het begeven heeft. Zijn koelkast drijft langs, dan wat meubelen die hij had opgeslagen. Met buikpijn denken we aan onze fietsen in de garage. We kunnen niets doen dan afwachten.
We zetten een kopje thee op ons camping gasje. Voor vandaag hebben we genoeg eten, met een noodmaaltijd van Bever. En morgen zien we wel weer.
Ondertussen stijgt het water, op het verkeersbord aan de overkant is het onderste brommertje verdwenen. Het water heeft de voordeur naast de witte brievenbus opengeduwd. En het regent nog steeds.
Als we weg fietsen uit Maastricht miezert het. Buienradar heeft voor de hele dag regen voorspeld, we zien wel wat het gaat worden. We hebben de route wat ingekort en een hotel gereserveerd. Nog even maken we een foto van de Maas en het Gouvernementshuis. Zegt het iets over het bestuur hier dat dat op een eiland ligt? Het miezert nog steeds als we de grens over fietsen en België in rijden.
Het landschap begint te glooien. Het is een mooie route, veel grasland, wat bossen. Hoeveel mooier zou het zijn in de zon. We trappen voor het eerst een flinke helling op, het valt niet tegen, zelfs niet dat stukje van 10%. We rijden over de klinkers van Clermont, langs een mooie oude poort en over een oud pleintje. Op een paaltje zien we niet alleen een schelp van de Camino naar Santiago, maar ook een sticker van ‘onze’ route Langs oude wegen. En ondertussen blijft het regenen.
De helling naar Limbourg is 12%. Met het fietstempo dat daarbij hoort beslaan onze brillen. Tussen de druppels door wordt de wereld wazig. Limbourg is een goed bewaard middeleeuws dorp, met een oude vesting, klinkers in de straat en mooie straatjes. Maar wij zijn zo nat dat we zelfs niet voor koffie willen stoppen.
Het laatste stuk gaat de regen echt los. Het water komt met bakken uit de lucht. Met elke trap klotst het water in de schoenen. We rijden onder het hoge viaduct van de E42 door, onze weg glooit naar beneden. We zijn doornat als we in Theux aankomen, hier gaan we twee nachten schuilen.
Met een tas vol schone was rijden we over de Parallelweg Geldrop uit. Het is duidelijk zondag, alle hardlopers lopen, alle wielrenners racen en wij trappen er lekker tussendoor. Dit is een mooi stukje Brabant, veel groen, heide, geen varkens, geen gier. Aan het eind van het pad zien we de Achelse Kluis maar juist ervoor gaan we linksaf. Naast ons vermoeden we de grens, maar pas aan het eind van het pad staat een grenspaal.
Het eerste beeld van België is dat van de Doodendraad. Het is een herinnering aan de stroomdraad die in de eerste wereldoorlog op de grens lag. Gruwelijke verhalen. Nu wordt deze lijn in het voorjaar gememoreerd met witte crocussen.
Ook in het Europa van nu hebben grenzen gevolgen, in Belgie zijn de corona-regels net even anders. Voor het halen van verse broodjes moet weer een mondkapje op.
We wisten het nog van deze route, er zit een stuk langs een kanaal in. En dat klopt, na 30 kilometer komen we bij een kanaal. In het hoofd was dit het koning-Albert-kanaal, maar dat klopt niet. Het is gewoon de ZuidWillemsvaart. Bij Helmond zijn we die ook al over gestoken, maar hier is het allemaal een flinke slag groter. Onvoorstelbaar dat deze waterpartij met de hand gegraven is.
De komende kilometers volgen we het jaagpad. Mooi, recht en bijna een beetje saai. De afwisseling zit in de route, soms fietsen we links, soms rechts van het kanaal. We zijn zeker niet de enigen op het pad, er zijn veel racefietsers, maar nog veel meer grijze Koppies, met allemaal een elektrische fiets. Daarnaast is er nog een aparte groep, de kanaalvissers. Ze hebben van die stoeltjes waar een steigerbouwer jaloers op zou zijn en een heel arsenaal aan hengels, in frames met verklikkers. Voor de viswedstrijd, waar de hengels tot ver over het fietspad reiken, moeten we van het pad af. Als we er langsrijden, valt het op, die vissers zijn niet zo inspirerend, onderuitgezakt op hun stellaties, starend naar het water.
Na een klein rondje door wat volgens het bordje het mooiste dorp van Vlaanderen is, kruisen we het kanaal weer en komen we op de Maasdijk. Rechts van ons ligt nu de ZuidWillemsvaart, links de Maas. Het is een mooi, lommerrijk pad. Als we eraf draaien, worden we verrast door een panorama vanaf de hoge oever: de Maas op de voorgrond, met het geluid van schreeuwende vogels, de verlaten ENCIfabrieken en in de verte de torens van Maastricht. Nog even terug de grens over, dan stoppen we daar voor de komende twee nachten.