Glooiend

We hadden ons goed voorbereid. Buienradar was duidelijk, eind van de middag gaat het regenen in Beaune en er volgt een koude nacht, 9 graden bij het ontbijt. Prima redenen voor een hotel in de stad. Het weer valt ons mee als we in Beaune aankomen. Dan blijkt aan onze voorbereiding toch wat te mankeren. Er zijn twee Beaunes, en die andere heeft beduidend minder weer.

Maar goed, wij zijn in de Beaune van de pinot noir, van lekker eten en van de toeristen. We vinden een mooi terras en hebben een prima avond. Onze Belgisch/Franse buren, eigenaar van acht McDonalds dragen daar zeker aan bij. Bijzonder is dat ze elkaar in ons geboortejaar hebben leren kennen. We kijken hen na als ze in hun Maserati stappen en wegronken.

Waar we verwacht hadden ook vandaag door de druiven te rijden, is dat een misrekening. De eerste kilometers fietsen we door het bos. Daarna is het echt agrarisch landschap, met graan, mais, soja. Af en toe een veld klaver, we ruiken de bloemen als we langsfietsen. Het landschap is niet saai, eentonig, maar sprankelt ook niet. Grootschalig omschrijft het het beste, grote velden, weidse uitzichten, rechte lijnen. Met her en der wat bos en op tijd een keurig dorpje. We lunchen op ons kleedje langs een riviertje.

Een groot deel van de middag fietsen we weer door het bos. Er staan borden dat toegang alleen voor geautoriseerd verkeer is. We vinden dat wij daaraan voldoen – of vallen we hiermee in de categorie ‘altijd doen wat tomtom zegt’? Het is een productiebos, met kavelnummers, stapels gekapt hout en aankondigingen voor verkoop. De weg is gaat er als een lange streep doorheen, met af en toe een haakse hoek. Het is makkelijk fietsen. Als we bij de Saône aankomen, installeren we ons op een camping aan het water.

Cluny

Het is zonnig en fris als we op de fiets stappen. De weersverwachting voor vanmiddag is niet super. Daarom fietsen we 50 kilometer tot Cluny. In onze route is dit ook een speciaal punt, het begin van het tweede boekje. De eerste zin bevalt ons wel: vanaf Cluny heeft men definitief het vlakke stuk achter zich gelaten. Dat betekent voor ons dat na Cluny het vlakke stuk gaat beginnen. Vandaag hebben we er nog niets aan, als we helling op onszelf langzaam wakker trappen.

Het is winderig en fris. Er dreigt een bui. We stoppen voor een kop koffie. In mijn ooghoek zie ik het Nederlandse gezin dat we gisteren tegen kwamen. Toen legde de vader uit dat zijn zoontje Frans-sprekende mensen spannend vond. Nu zie ik het jochie rondstappen met gehoorbeschermers. We vinden een terrasje. Dan barst de bui los. De ober kijkt ons meewarig aan: Hebben wij niet naar de Franse méteo gekeken? Die geeft aan dat het tot morgenvroeg regent. Onze Buienradar is wat optimistischer. En, naar blijkt, terecht. Na drie koppen koffie is het droog en rijden we verder.

Het gidsje meldt dat ‘vanaf het klooster van Cluny de wijnbouw in de Bourgogne tot grote bloei gebracht is’. Maar we zien geen enkele druif vandaag. Het is vooral weidegebied waar we doorheen rijden. Met veel hagen en gestapelde stenen muurtjes. En Charolaiskoeien, van dat witte zware vleesvee. Het gebied is veel mooier dan waar we vandaag oog voor hebben. Het weer is grijs, de wind blaast de voorbode van dikke regenbuien. We hebben het koud, met 14 graden trappen we kleumend naar Cluny.

We hebben een Airbnb geboekt. De plaatjes zijn prima, de recensies ook. We hebben zelfs een superhost, zegt het systeem. De eerste reactie die we krijgen op onze reservering gaat over meerkosten. Carry vult op Google het adres in dat hij gevonden heeft. We volgen de aanwijzingen. We vinden onszelf terug in een straatje met flats, stijl jaren-zeventig-optimisme. We kunnen het adres niet vinden, de telefoon wordt niet opgenomen. We vragen ons af of de locatie wel bestaat en we voelen ons ouderwets in ons wantrouwen in het systeem. In mijn beste Frans tik ik een sms. Prompt krijgen we reactie met aanwijzingen. We komen uit op een prima plek, vlakbij de abdij. Niks geen geklungel in Cluny.

Fietsroutes

Vandaag is de dag van de routes. Het eerste deel is la voie verte de Bourgogne du Sud. Het is een voormalig treintraject, van een boemeltreintje, want elke 4, 5 kilometer is er een station. Ze zijn nog duidelijk herkenbaar, maar nog niemand heeft gedacht er een koffietentje in te beginnen.

De aankleding is een verhaal op zich. Elke kilometer staat een bankje. Bij elke kruising tellen we tien verkeersborden: 1. er komt een kruising, 2. einde fietspad, 3. stopbord, 4. begin fietspad, 5. verboden voor gemotoriseerd verkeer. En dat in beide richtingen. Met ook nog waarschuwingen op het wegdek, plus houten hekken om tussendoor te fietsen. En dit consequent bij elke kruising, ook als we alleen een karrespoor kruisen. Maar goed, het is vlak, het is groen, het is mooi en het fietst lekker door.

Na de lunch gaan we verder op de fietsroute langs het Canal du Centre. Ook dit fietspad is mooi en vlak, met om de 500 meter een sluis en dus voor ons een klein klimmetje. De boten die hier ooit voeren moeten alle tijd gehad hebben. Het wordt nu zelfs door toeristen niet gebruikt. Een stukje verderop wordt dat wel heel duidelijk, er ligt een boom over kanaal en fietspad.

Het laatste stuk rijden we over de fietsroute du vin. Hier groeien de druiven voor de wijnen waar de Bourgogne beroemd om is. Zo ver als we kijken kunnen strekken de velden zich uit. Een bord legt wat uit over de bodem en waarom die hier juist zulke lekkere druiven geeft. We komen langs namen die we uit wijnfolders kennen. In de verte ligt Beaune, ons eindpunt van vandaag. Daar gaan we proeven.

Halfweg

Voor we gaan dalen, moeten we eerst nog even omhoog. Vier kilometer met 5%. De man met de zeis, die ons langs ziet komen, waarschuwt dat het zwaar wordt. We trappen ons in het zweet. Na de regens van afgelopen nacht is dat niet erg, want het is nog behoorlijk fris.

Als de helling minder wordt beginnen we extra kleren aan te trekken. Uiteindelijk zoeven we met lange mouwen en een windbreker aan naar beneden. Het is geen nieuws meer als ik zeg dat het uitzicht gaaf is, dat alles groen is en dat we we blij van worden. Maar ik blijf het zeggen. Het Centraal Massief heeft ons verrast, het is veel mooier dan verwacht. En eerlijk gezegd was het ook heftiger dan verwacht.

We passeren Renaison, een mooi dorp. Benjaminse, onze routeschrijver, zegt erover ‘na Renaison gaat men definitief de hoge heuvels in’. Wij fietsen andersom en laten ze nu dus achter ons. We rijden prompt over een fietspad langs een kanaal, hoe vlak wil je het hebben? We kruisen de Loire. We komen langs een mooie negende eeuwse abdij.

Wat verderop zetten we de tent neer aan een meertje met uitzicht op het kasteel van het dorp. Pas als de tent staat zien we de aankondiging van zaterdagavond disco met de kroegbaas in bijpassende outfit.

Groen

We merken dat we verder noordelijk komen. De dauw ligt nog op de tent als we wakker worden. Ook vandaag begint de dag met stijgen. We volgen een mooie weg door het bos, met forse dennen aan beide kanten. Het is een soort officiële fietsroute, met bordjes die aangeven hoeveel kilometer het tot de top is, plus het stijgingspercentage. Het is niet helemaal waar je blij van wordt, zo aan het begin van de ochtend.

Gelukkig volgen wij de bordjes niet tot de top. Het is fris in de schaduw, maar het is groen en mooi. En nog meer groen. Dalen door het bos. Stijgen in het bos. Uitzichten. Dennen. Valeriaan. Veel varens. Weides. Duizend tinten groen, en wij mogen er doorheen fietsen. Soms ben ik even praktisch in mijn hoofd, ik mag nu naar beneden rijden, maar dadelijk moet ik weer omhoog. Maar het hoort erbij en het is gewoon prima fietsen.

Terwijl we blijven genieten van het landschap komt de vraag waar we kunnen lunchen. Gelukkig weet Google in het volgende gehucht een restaurant. We hopen dat het open is, want het ligt natuurlijk weer aan het eind van een helling. Er staat een bord buiten dat een prima menu biedt en binnen zit het redelijk vol. Dat belooft veel goeds. Helaas, het gehucht ligt zo afgelegen dat enig nieuwe kooktechniek niet is doorgedrongen. De bloemkool is zó gaar dat het een wonder is dat die herkenbaar opgediend kan worden. Maar één blik, en hij stort in elkaar tot een bleke smurrie. Gelukkig zijn er mensen die dit wel lekker vinden, de Fransen aan het tafeltje naast ons worden hier duidelijk wel blij van.

We rijden verder door het groen. Alleen het laatste stuk op een weg langs de snelweg kan maar matig boeien. We naderen het eind van onze route door het Massif Central. Aan onze hoogtemeters van vandaag is dat nog niet te merken. We zijn zo’n 1000 meter gestegen, en net wat minder gedaald. We zitten nog op 600 meter.

Bossen

Des pluies en Le Puy. Ofwel we hadden een regen- en rustdag. Onze logies hebben we gekozen om de naam, le vélo rouge. Het blijkt een b&b op de vierde verdieping in een historisch pand. De trap is uit 1580, en we betwijfelen of er sindsdien nog iets aan gedaan is. Ons apartementje is prima, een combinatie van historie en ikea, én een wasmachine. We zijn de eersten die er slapen met een flinke bui. Helaas blijkt de renovatie van het dak nog niet 100% gelukt.

We pakken de route op. Het begint meteen weer te stijgen. We fietsen langs Polignac met een kasteel op een berg. Dan komen we langs velden vol puy-linzen, met een appellations. AOP blijkt een echt serieuse aanduiding van linzen, zoiets als Goudse kaas.

Het gebied is overwegend agrarisch en de weg loopt op. Dan zien we in de verte zo’n dorp hoog op een berg en hoe hoog het ook ligt, uiteindelijk fietsen we er toch door. Ik weet niet hoe we er uit zien op de fiets, maar diverse passanten wensen ons bon courage. Een racefietser blijft een tijdje naast Carry rijden en teut over de regio. Na de berg wordt het dennenbos waar we doorheen rijden. Een hert steekt over.

We lunchen in een klein dorpje. Het menu staat buiten aangekondigd, €13,50 voor een driegangenmenu met een kwartje wijn. We lopen naar binnen. De eetzaal zit strak in de grijze verf, het geheel heeft de uitstraling van een verzorgingshuis. De klanten zijn zeer divers. Er zit een hoogbejaard echtpaar, we schatten in dat dit hun tafeltje-dekje is. De buitendienstmedewerkers van de gemeente prikken een vorkje. Drie motorrijders schuiven aan, ze worden gemaand hun helmen in de hal achter te laten. En dan zitten er nog wat voorbijgangers, waar wij ook bij horen.

Na de lunch is de route weer helemaal anders. We mogen dalen, op een smal bospad. Heerlijk rustig. We doen een middagdutje in de berm. Het fietspad loopt door, het is zó mooi in het bos.

Het is zo’n dag dat iedereen een verhaal heeft. In de middag is er een tweede racefietser, die Carry vergezelt. Hij heeft een echt Sunweb-raceshirt en vindt zichzelf met zijn 48 jaar een oude vent. Bij de supermarkt raken we aan de praat met een ZuidAfrikaanse oudwielrenner. Hij vertelt over het rondje Europa dat hij gefietst heeft, langs de Noordkaap naar St Petersburg en door de Baltische staten terug. Ook de Nederlandse campingeigenaar vertelt. Het gaat over zijn emigratie, samen met zijn vrouw en twee puberzonen. Het Franse schoolsysteem was meer wennen dan gedacht.

Ons eigen verhaal van vandaag gaat over het tasje. Het tasje met alle nuttige spullen. Het tasje was verdwenen bij aankomst in het dorp. Dat was even vliegende paniek. Gelukkig bleek het al bij het stuiterpaadje op de camping te zijn gevallen en gevonden.

Spoor

De camping is prima. Het doet denken aan een ouderwets variététheater. Er zijn twee mensen die alle rollen hebben. De receptioniste is ook serveerster. De man van het zwembad doet ook onderhoud. Én hij is pizzabakker. In de volgende acte maakt de serveerster samen met de man van het zwembad het sanitair schoon. Maar we slapen er prima. We worden wakker met uitzicht op de koeien en, groot verschil met de afgelopen dagen, er ligt dauw op het gras.

Het eerste stuk van vandaag is geen feest. De weg gaat omhoog en het is druk. Mijn voorband wil niet, die loopt langzaam leeg en ik twijfel aan alles vandaag. Een eerste kop koffie en een geplakte band lossen veel op. Een afslag van de grote weg af ook. Uit mijn ooghoek zie ik dat Le Puy nog 37 kilometer is. Dat wil dus zeggen dat onze toeristische route beduidend langer is. We gaan zien of het de moeite waard is. We beginnen met een echt hoogtepunt, het hoogste punt van de hele route op 1245 meter.

Van daar gaan we lekker over de vlaktes van het Centraal Massief. Het is echt agrarisch landschap, gele tarwevelden en weides vol koeien. Wat stijgen en dalen, het houdt elkaar goed in evenwicht.

Het laatste stuk naar Le Puy spoort echt lekker, een voie verte. Een oude ongebruikte spoorlijn is omgezet in een half verhard fietspad. Wij hebben de mazzel dat het voor ons iets daalt, dus we hoeven amper te trappen. Er zitten vijf tunnels in, waarvan de langste 1,1 kilometer is. Ze zijn goed verlicht, maar toch blijft her bijzonder, een tunnel zo lang dat je het einde niet ziet.

Het is een prima traject, maar dat neemt niet weg dat mijn voorband het weer begeeft. Deze (vijfde?) keer houden we het bij pompen en een stop bij Vélomania. Zij hebben een vervangende band, niet optimaal, maar goed genoeg voor de volgende 1000 kilometer.

Omhoog

Onze fietsende buren op de camping hadden ons al gewaarschuwd, het wordt klimmen vandaag, maar wel een mooie weg. Vol goede moed, en met een vers broodje van de bakker, stappen we op. Meteen buiten de stad gaan we al gestaag omhoog. Mooi, maar niet zo bijzonder. Dan vallen je ogen op andere dingen. Een straatnaam, l’impasse du paradis, doodlopende straat van het paradijs. Details om blij van te worden.

Onderussen loopt de route natuurgebied in, het nationaal park van de Cevennes. Een mooi pad door het bos, varens, eiken, alles groen. We klimmen door. We stoppen even voor een praatje met eennNederlands gezin. Ze zijn met drie kinderen, 8, 10 en bijna 12, op weg naar Barcelona. Met de fiets en af en toe de trein. De middelste heeft zijn zinnen gezet op een dag van 100 kilometer en kijkt mee als we het hebben over de campings die leuk zijn.

We vervolgen de route het dal van de Chassezac in. Bordjes wasrschuwen dat het water snel kan stijgen, ook in droge tijden. Een stukje verderop wordt duidelijk hoe dat kan, er ligt een stuwmeer. En het is niet het enige. Het is het eerste van een rijtje. Recreatie is niet mogelijk, we vragen ons af wat het voor de ecologie betekent, maar het uitzicht is gaaf. De weg kronkelt omhoog langs de dalwand. Het is smal, het is heerlijk rustig, er staat een mooi stenen muurtje. Hoe verraderlijk het is, blijkt een stukje verder op waar een motor door een auto geraakt is. Het stelt wat gerust dat de betrokkenen samen op het muurtje zitten te praten.

Bij de lunch in Pied de Borne komt de vraag wat nu te doen. Het is heet. Het dorpje bestaat uit een kruispunt met een postkantoor en restaurant. Plus de energiecentrale van het volgende stuwmeer. We hebben vijftig kilometer omhoog gefietst. De volgende twintig kilometer moeten we stevig stijgen. Het boekje meldt dat de camping hier smerig is en roept ‘overslaan!!!’. Het alternatief is het hotel. Uit het bord dat achterstevoren in het toilet staat begrijp ik dat het hotel dezelfde eigenaar heeft als de camping. Er is geen airco. De eigenaar van het geheel lijkt op de vieze man van Kees van Kooten. Dat geeft de doorslag om verder te fietsen.

Het zweet druipt op het asfalt, we kruipen vooruit. Het verstand maalt, hoe dom kun je zijn? Gaan we doorzetten? Er staat een bord van een gîte. We twijfelen als we zien dat we daarvoor driehonderd meter moeten dalen naar de rivier. Net komt een mevrouw naar boven hijgen. Ze vertelt dat we voor de gîtes naar de gemeente moeten bellen en dat er verder helemaal niets is. We besluiten door te fietsen. Er is wat schaduw, een klein briesje. Een klein stukje dalen geeft ons goede moed. Bij een kraantje vullen we water aan. We kletsen met de mannen die een feesttent aan het bouwen zijn. Ze melden met een grijns dat het nog twintig kilometer is. Gelukkig weten we dat dat niet waar is. De hei langs de weg bloeit al. Het wordt bewolkt en nog steeds trappen we gestaag door. Dan zijn we in Bastide. Op een terras overleggen we waar we willen slapen. De dichtstbijzijnde camping die er goed uit ziet ligt 20 kilometer verderop. Maar da’s dan wel helling af. We zetten nog even aan, die kilometers kunnen er ook nog wel bij.

Cevennes

Elke dag starten we een beetje vroeger. De hele camping slaapt nog als we onze spullen pakken. We poetsen nog even tanden voor vertrek. Een klein jochie loopt langs, nog in pyama, hij wenst ons bonne route. En daar gaan we.

Het is nu nog 16 graden, bijna fris in de schaduw. De route gaat glooiend op en neer. Het landschap verandert, minder druiven, wat meer graan, maar vooral meer garrigue, struikgewas. In Nederland zou het natuurgebied zijn, ruig, en onontgonnen. Hier ligt het er gewoon. We fietsen over kleine weggetjes, de meeste hebben geen enkele belijning. Het is ook lekker rustig, al komt er af en toe een malloot met een noodgang langs. Zo’n type dat alleen op zondag mag doen waar hij zin in heeft en dan kiest om in zijn auto te gaan zitten.

De temperatuur loopt langzaam op. Het is fijn dat we alleen korte hellingen hebben, als je langzaam fietst voel je de hitte extra goed. Ondertussen telt Garmin voor vandaag toch weer gewoon 600 hoogtemeters. Het is goed dat we de route op de Garmin hebben staan, want als we alleen op de borden hadden gelet was het niet goed gekomen. Het lijkt of elk bord de hele dag meldt dat Alés 13 kilometer is.

Aan het begin van de middag is het 35 graden. De warmte komt niet alleen van de zon, maar nu ook van het asfalt. Het is tijd voor een camping. We vinden een aardige, midden in de stad. Als we naar de mogelijkheden kijken zitten we ook precies goed, de volgende langs de route is een christelijke camping. We betwijfelen of dat op zondag een goed idee geweest was. Op de camping waar we nu zitten, zijn we niet de enige fietsers. Onze buren komen uit het noorden gefietst. Ze zijn enthousiast over de route, hoe rustig het is en hoe mooi. Ze melden dat we de volgende 40 kilometer gaan stijgen. Dat belooft wat. We drinken ons moed in bij de lokale proeverij.

Hérault

Al voor negenen zitten we op de fiets. En het begint goed met een brug van de duivel. We hebben geen idee waarom de brug zo heet, we vinden hem vooral duivels mooi. Het is het begin van de gorges van de Hérault, eerst smal, later breder. Het is fantastisch fietsen, het uitzicht is mooi en we rijden in de schaduw. Het is nog rustig, de kanoverhuur moet nog op gang komen en de parkeerplaatsen zijn leeg. Steeds weer hebben we doorkijkjes op de rivier. Dan bij een bocht buigen we af, wij gaan omhoog en laten de rivier achter. Gelukkig is er nog veel schaduw. Als we aan de afdaling beginnen rijden we een Nederlands gezin tegemoet. Zij fietsen een rondje Zuid Frankrijk. Als we verder rijden vraag ik me af van welk deel biblebelt ze afkomstig zijn. Dat is voor mij de enige reden die ik zie om hier te fietsen in een jurk en met lange mouwen.

Grappig is dat we Bois d’Anglas passeren. Bij deze camping horen beelden als kamperen tussen de druiven, lome middagen in de rivier en de rosé huiswijn. We zien dat ze een fantastisch nieuw zwembad hebben. We fietsen wel door, gisteren was het te ver, vandaag niet ver genoeg.

Nog één keer passeren we de Hérault, met een mooie blauwe brug. Het is inmiddels snoeiheet, maximum vandaag is 41 graden. We zoeken een camping in de schaduw en we houden het voor gezien.