Onze route voert ons langs de Rijn. Het is bijna vlak. Fietsersparadijs. En dat zullen we weten ook. Er zijn zóveel tegenliggers met bepakking, en de stroom blijft maar komen. Of het in onze richting, stroomopwaarts, ook zo druk is, weten we eigenlijk niet. Wij zien niet zo veel mensen onze kant uit gaan – en inhalers zien we ook niet veel. 
De route voldoet aan alles wat je van Duitsland verwacht. Dorpjes met vakwerkhuizen. Burchten op elke bergtop. Mooie oude kerkjes. Wijngaarden op de hellingen. En natuurlijk de Lorelei. Niet alleen schippers laten zich door haar afleiden, ook hele groepen Japanners. Ze zwerven over het fietspad en als Carry hallo roept om aandacht te vragen voor passerende fietsers, blijven ze in de weg lopen en groeten vriendelijk terug.
Maar het Rijndal is ook smal, met op beide oevers een autoweg en een spoorlijn. En hoe mooi ook, eigenlijk is het ook een beetje saai, gewoon rechtdoor fietsen langs het water. Je gaat vanzelf letten op die groe kilometerborden en je afvragen of het wel opschiet. 
Een beetje vakidioot zijn we natuurlijk ook. En we zijn niet de enigen, ook de aardrijkskundeleraar die we tegen kwamen had het over Ruimte voor de Rivier. Op diverse plekken langs de Rijn zien we de aanduidingen hoe hoog het water gestaan heeft in 1993, in 1995 en bij hoogwaters ervoor. We verwonderen ons over de huizen die geen enkele bescherming hebben als het water stijgt. We hebben één stadje gezien waar duidelijk zichtbaar was hoe het beschermd kan worden met schotbalken. Op andere plekken fietsten we langs hoge betonnen muren. Maar op al die andere plaatsen: helemaal niets. Dan bedenk je hoe hoog het water daar kan komen en jeuken de vingers om hier een mooi project te gaan doen….
Onze route voerde over kleine, rustige landbouwwegen. Grote akkers met bieten, graan en aardappels. Duidelijk een werkdag, want bijna geen andere fietsers te zien. Wel twee andere vakantiefietsers, op weg naar Verona. Met hen hebben we een stukje samen gefietst, in een stevig tempo. Dat betekende dat we al meer dan 60 kilometer gefietst hadden toen we gingen lunchen. Het terras werd gedomineerd door een groep bejaarde heren in fietskleding. Het bleek een ploeg te zijn tussen de 70 en 80, die zich elke maandagochtend om 9 uur verzamelt om samen te gaan toeren. Onze fietsen werden belangstellend bekeken en becommentarieerd. Een van die gasten, de grootste bal van het geheel, zo iemand die anders een sjaaltje om heeft en dat zie je aan de manier waarop hij zich beweegt, gaf commentaar: ‘ein Rohloff Hub habe ich nur einmal gesehen, bei sehr reiche Leute’. Natuurlijk kon Carry het niet laten ‘aber wer sagt dass wir nicht sehr reich sind?’
Bij een echte grenspaal en een slagboom gaan we de grens over. Een bordje licht toe dat de sleutel tijdens kantooruren op te halen is in het gemeentehuis. Anders is het land dicht.


Bij het pontje over de Rijn kwamen we twee Mokummers tegen. Op een Puchje. Op weg naar Roermond, op het gemak, zeiden ze, want ze hadden bij elk kruispunt discussie over welke afslag te nemen. Waar wij naar toe gingen? Venetië? Loop je me nou in de zeik te nemen?
Wel heel Nederlands, de kwaliteit van de fietsstraten, fietsroutes, fietsviaducten en fietsstoplichten. Wie heeft overigens tegen al die electrische fietsers gezegd dat de middenstreep op een fietspad betekent dat je allebei een eigen fietsstrook hebt?

