Pittig

15 augustus San Casciano dei Bagni – Montefiascano

Een beetje stress hebben we wel, als we opstappen. Het is zo’n gevoel als bij het begin van een hardloopwedstrijd, je weet dat je het kan maar je twijfelt nog hoe moeilijk het gaat worden.

We beginnen met dalen, het is bijna fris. Dat maakt ook de eerste klimmetjes goed te doen. Lekker, dan hebben we die vast gehad. De lucht is helder, dat maakt alles nog mooier. De panorama’s strekken zich weids voor ons uit. Dan horen we geklingel. Om de hoek verspert een kudde schapen ons de weg.

Tot nu toe reden we over een kleine provinciale weg, maar we gaan terug naar de Via Francigena. Het boekje waarschuwt voor een steil stukje en terwijl ik hijgend naar boven knots zie ik Garmin oplopen naar 19%. Tijd voor koffie, het is half 11 en we hebben nog 36 kilometer te gaan. Normaliter zou dat toch voor de lunch moeten lukken…

We krijgen de eerste stukken onverhard. De temperatuur stijgt. Een veld uitgedroogde zonnebloemen geeft een beeld van de hitte. Regelmatig passeren we wandelaars met rugzakken. In een dorp wordt iedereen aangemoedigd zijn credencial van de Francigena te laten stempelen. En dan slaan we de hoek om en worden we verrast door het Lago di Bolsena, het grootste kratermeer van Europa.

De Via Francigena loopt wat hoger op de helling langs het meer. Steeds zien we het meer beneden liggen. Natuurlijk is de weg onverhard. Het schiet niet op. Ik voel de temperatuur stijgen. Buienradar noemt het tropisch warm. Ik zet Bruce Springsteen aan het werk, hij mag op de stang en ik laat me afleiden door de muziek. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe lang ik dit volhoud, wanneer het op is en ik gewoon in de berm ga zitten om te smelten. Twee tegemoetkomende wandelaars melden dat mijn husband zich zorgen maakt. Wat verderop vind ik Carry bij een kraantje in het bos.

Het is niet ver meer naar Bolsena. Meteen aan het begin van het stadje staat een mooie oude burcht. Ik schiet helemaal vol van dit beeld. Ik ken mezelf, dan is de tank leeg. We stoppen voor lunch bij een pizzeria in een zijstraatje.

Voor we beginnen aan het laatste stuk doen we nog even een siësta. Een klein plantsoen met gras en wat oleanders is hier prima voor. We liggen als zwervers achter een monument. Op het laatste stuk hebben we nog één keuze, asfalt of niet. Het wordt toch de Francigena, lekker rustig en die extra 12% kan ook er ook nog wel bij. In de berm meldt een bordje nog 100 kilometer naar Rome!

Francigena

13 augustus Buenconvento – San Casciano dei Bagni

In 990 ging de Engelse aartsbisschop Siegeric voor een boodschap naar Rome. Zijn terugreis naar Canterbury heeft hij in 79 etappes vastgelegd. Hiermee werd dit de route die de Franken nemen naar Rome, de via Francigena. Sindsdien heeft deze wandelroute ook een variant voor fietsers. Deze rijden wij vandaag. We hebben van gisteren geleerd dat we de dagafstand moeten aanpassen, op tijd weg moeten en niet te lang moeten blijven hangen onderweg. Vol goede moed stappen we op.

Het beeld is perfect, witte wegen en cipressen, met in de verte een wandelaar met een rugzak. De realiteit is anders. Een slechte weg, steile hellingen, geen schaduw. Ik vervloek de Italiaanse sprookjes. Hoe gaan we dit redden vandaag?

Carry staat me op te wachten in de schaduw. Hij heeft al wat staan kletsen met wandelaars. Dan laat hij me voorgaan voor een foto. Als hij de wandelaars weer passeert roepen ze hem na ‘now she is faster’.

Na anderhalf uur vluchten we naar het asfalt. In San Quirico d’Orcia pikken we de route weer op. We rijden door de verrassend mooie hoofdstraat, begeleid door oorverdovend klokgelui. Het is de oproep voor de mis van 11 uur. Voor ons is het teken dat we voort moeten maken, we hebben pas 21 kilometer gedaan.

Van hieraf rijden we over een kleine asfaltweg. Het uitzicht is fantastisch, weids, gele graanvelden, bosjes en natuurlijk rijtjes cipressen. Krekels zingen, sprinkhanen en hagedissen schieten weg voor de fietsen. Er staat een klein briesje, dat ons helpt de moed erin te houden.

Tijd en hitte halen ons in. Het is inmiddels half 2, we hebben nog 20 kilometer en 400 hoogtemeters te gaan. Het kan zijn dat buienradar zegt dat het maar 30 graden is, de volle zon kookt mijn hersens onder mijn helm. Gelukkig vinden we schaduw aan de rand van een weitje vol bloemen. Begeleid door zoemende insecten en fladderende vlinders eten we ons broodje. De klei is knoestig van de droogte, maar we rollen ons kleedje uit voor een siësta.

We stappen weer op met frisse moed. Een stukje dalen en een waterkraan langs de weg zorgen voor optimisme. Op de top van een heuvel ligt ons eindpunt van vandaag en het Italiaanse sprookje leeft weer.

PS inmiddels begrijpen we wel waarom we geen andere Romefietsers tegen komen.

Geuldal

16 juli Maastricht – Herkenrath

Vannacht knapte een van de banen van Carrys matje. Dat gaf ‘m een slechte nacht. We gaan daarom vanochtend eerst naar Bever voor wat nieuws. Dit betekent dat we een trage zondagochtend hebben want Bever gaat pas om 12 uur open. Met volgepakte fietsen stoppen we voor koffie en vlaai op de Markt. Nu pas kunnen we zien hoe mooi het plein is, gisteravond stond alles vol bussen van André Rieu gangers.

Tegen enen rijden we de Maas over. Meteen buiten Maastricht begint de weg te glooien. Racefietsers komen ons in vliegende vaart tegemoet. Wij rijden op het gemak omhoog. De aanmoedingingen voor Pogacar op de weg zijn vervaagd. Boven staat een bord van de AmstelGold Race. Dit was dus de Bemelerberg met een trotse hoogte van 115 meter. We rijden op het plateau van Margraten. Van hieraf glooit de weg. De uitzichten zijn prachtig, uitgestrekte korenvelden en meidoornhagen langs de weg. We klimmen wat verder, langs Ijzeren en Scheulden. Dan rijden we in een lange afdaling naar Gulpen.

Het landschap blijft golvend en we komen in het Geuldal. We missen bijna de grenspaal van de overgang naar België. Vanaf hier zijn de borden Franstalig. We eten een broodje op een bankje. Een vrouw vraagt de weg. Ze spreekt het dialect van de voerstreek, iets dat ligt tussen Duits, Vlaams en Frans. We begrijpen haar net, maar hebben geen idee van de route die ze zoekt.

We passeren het dorp Moresnet. Ooit was dit een neutrale staatje van een paar honderd ha. Begin negentiende eeuw konden de Pruisen en de Nederlanden het niet eens worden over het eigendom van een grote zinkmijn. Toen hebben ze het praktisch opgelost en er een vrijstaatje van gemaakt dat het een eeuw of wat heeft volgehouden.

We overnachten op een mooie natuurcamping. Hier is de voertaal Duits. Onze Nederlandse buurman fietst naar Venetië. En als we uit eten willen heeft Google drie suggesties in de buurt. Maar de eigenaars van het eerste restaurant zijn net met pensioen, die van het tweede zijn met vakantie. Dus rest ons niets anders dan het frietkot.

Araliya

Op het strand is het heet. Al na een dag lijkt het onvoorstelbaar dat we met deze temperatuur zouden kunnen fietsen. Hier aan het strand is de indruk van dit land zó anders, met om de haverklap verkopers die langs komen om t-shirts te slijten, of armbandjes of een verse kokosnoot.

Het busje rijdt voor, om ons naar Negombo te brengen. Van achter geblindeerde ramen trekt de wereld aan ons voorbij. De fietsen liggen achterin. Het is rustig op de snelweg. We zien thee voorbijkomen, rijst maar we maken er al geen deel meer van uit.

In Negombo fietsen we nog een laatste rondje door de stad. Het gaat gemakkelijker dan de eerste dag. We rijden over de vismarkt en langs de haven. We stoppen voor foto’s. We fietsen langs de Dutch canals en de stadspoort. We zien mangrove. We kronkelen door achterafstraatjes. We drinken een kokosnoot. We kijken naar de catamarans op zee. Ze lijken zo smal en wankel als je ze op het land ziet, vanuit de verte zien ze er uit als volwaardige boten. We lunchen bij een tentje aan het strand. Dan rest ons niets anders dan terug te gaan naar het hotel en de fietsen in te pakken.

Unawatuna

Dikwella – Unawatuna

De apen springen in de palmen boven ons en de golven ruisen terwijl we zitten te ontbijten. Vandaag is onze laatste fietsdag. We verlaten de kust en rijden het binnenland in. Het is al bijna gewoon, fietsen over mooie kleine achterafwegen met overal verspreid huizen. We passeren wat tempels. Natuurlijk rijden we langs rijstvelden. Het valt op dat de rijst hier minder heldergroen is en al bijna geoogst kan worden. Stoepjes worden geveegd. Brommers rijden voorbij, zo’n trage zaterdagochtend. En wij zijn ook traag.

We zijn niet de enige fietsers op de weg. De meeste lokale fietsers zijn oude mannen met een fiets die minstens net zo oud is als zij. Het zijn van die Gazelles waar alle franje, zelfs de pedalen, inmiddels af is. We klimmen weer een stukje. We stoppen voor een kokosnoot, we babbelen met een voorbijganger. Het is drukkend warm. We rijden een stukje door de thee. We zijn amper gestegen, maar toch staat hier thee. We stoppen voor lunch. Die is deze keer wel heel basic, een flink bord volkoren rijst met wat heel scherpe curries. Eerlijk gezegd ziet de rijst er niet uit, een beetje rose van kleur.

Het laatste stukje rijden we langs de grote weg. Het is druk en dichtbebouwd. Overal hangen bordjes van hotels. Ergens achter deze bebouwing moet het strand zijn. We zoeken ons hotel, het zou aan het strand liggen. De eerste afslag is een klein weggetje dat ons in een u-bocht door een parallele wereld van hotels, tuktuks en souvenirshops leidt. We zoeken door tot we ons hotel vinden. Het ligt prima, direct aan het strand, maar het is hier echt anders dan in Dikwella. Het staat vol strandstoelen, bedjes en parasollen en overal om ons heen horen we Russisch. De oceaan is net zo mooi.

Strand

Udawalawe – Dikwella

Gisteren vertelde iemand dat olifanten zo slim zijn dat ze dode bomen op de electrische afrastering gooien om het park uit te kunnen. Ze gaan op zoek naar suikerriet. Vandaag zien we al meteen langs de route suikerriet staan.

We rijden langs een breed irrigatiekanaal. Het pad is van wisselende kwaliteit, maar het uitzicht is onverminderd fantastisch. De palmen weerspiegelen in het water. Bananen omzomen de rijst. In de verte klinkt het chanten bij een tempel. En wij fietsen er tussendoor. We stoppen om foto’s te maken en gewoon om te kijken. Ik kijk niet goed uit en rij bijna over een varaan heen die in de berm zit. Op zijn gemak kuiert hij weg.

We rijden een stuk langs een wat grotere weg, met de onvermijdelijke stop voor een kokosnoot. Dan draaien we weer een achterafweggetje op. Ook hier verbaast de kwaliteit van de weg ons, er zijn trajecten die er uit zien als perfect aangelegde fietspaden. Een man wast zijn waterbuffels in de rivier. De weg golft, de klimmetjes zijn niet lang maar halen gemakkelijk 9%. Er staat een kraampje langs de weg met vers geperst sap. We slaan alle GGD adviezen in de wind en bestellen twee limoensap. Het persen is een heel ritueel, met een scheutje vers water, schudden met ijsklontjes en tot slot een scheut zwarte peper. De smaak is verrassend, en we schuiven aan op het bankje, met uitzicht over de rijst.

Als ik hier om me heen kijk realiseer ik me dat dit de plaatjes zijn die ik ooit in zwartwit met de stereoscoop bij landmeetkunde voorgeschoteld kreeg. Het is bijzonder hier nu zo te fietsen. We passeren een school. Kinderen in witte uniformen spelen cricket. En vanzelfsprekend hebben we tijdens de lunch uitzicht over de rijst. De eigenaar vertelt dat hij na 22 jaar bij de marine met pensioen is.

De eerste indruk van Dikwella is van een rommelige stad, waar geiten op de weg lopen en bussen zich door te smalle straatjes frommelen. Maar de geur van zee komt al boven de diesel uit. Ons hotel ziet er aan de voorkant niet spannend uit, maar aan de achterkant ligt het direct aan een kleine baai. Het strand is mooi en op zee dobberen kleine catamarans met vissers.

Udawalawe

Ella – Udawalawe

Ella Rock ligt nog in de wolken als we wegrijden. We dalen. Ook hier zijn de uitzichten weer fantastisch, zeker met de laaghangende wolken. Carry rijdt wat voor me. Hij stopt bij een waterval. Er lopen wat toeristen, alles ligt in de schaduw en ik rijd hem straal voorbij. Dit geeft hem ruim tijd voor foto’s. Al sms-end vinden we elkaar terug.

In de berm zitten apen. Onze indruk is dat dit toch vooral in de buurt van mensen en afval is. Eerlijk gezegd zijn ze vooral leuk van een afstandje. Als we te dicht langs fietsen voelt dat niet altijd gemakkelijk, alsof we door hun territorium fietsen en ze zo op de fiets kunnen springen.

We dalen verder. We zien de eerste bananen en palmen. En als we dan rijst zien weten we dat we niet verder dalen. Het is een regionale rustige weg. Aan de overkant passeert een groepje wielrenners. Ze zwaaien en steken van puur enthousiasme half de weg over. Ergens gaat wat mis met Garmin en we blijven langs deze weg rijden. Het gaat prima, maar zo fijn als het binnenland is het niet.

Bij kilometer 40 draaien we eindelijk de grote weg af. We rijden over een prima achterafweggetje. Een grote groep schoolkinderen loopt ons tegemoet. Iedereen joelt en schreeuwt. We passeren wat boeren die op weg zijn met een kudde waterbuffels. We zijn al een tijdje opzoek naar een lunchplek, maar we zien niets. Uiteindelijk stoppen we voor een koude cola zonder prik en vieze bananen. Van hier af fietsen we een smal paadje langs een meertje. Het komt uit op een smal geasfalteerd weggetje, een fietspad zo perfect dat alleen de knooppuntenbordjes ontbreken.

Het laatste stuk rijden we langs Udawalawe National Park. Hier vinden we, na 82 kilometer, eindelijk een plek om te lunchen. We eten een prima curry, waarbij medium hot voor onze Europese maagjes nog steeds behoorlijk heet is. Aan de overkant van de weg is een open strook gras en elektrische afrastering om de olifanten in het park te houden. Een groep waterbuffels weet precies hoe het werkt en graast net onder de afrastering. We kijken om ons heen. Carry ziet de slang op de weg niet en rijdt er overheen. Hij durft niet te stoppen om te kijken.

Dit laatste stukje schiet het fietsen niet op. Ik bedenk me dat het te warm is, dat de olifanten vast de schaduw hebben opgezocht. Maar dan hoor ik er brekende takken en staat er zo een olifant. Hier is geen afrastering maar een greppel. Dan durf ik best wat dichterbij te komen om foto’s te maken. Morgen hebben we een rustdag en gaan we er vast meer zien. Nu rijd ik een klein extra lusje om de 100 kilometer van vandaag vol te maken.

Ella

Nuwara Eliya – Ella

Het lijf voelt stram en stijf als we opstappen. We hebben wat extra’s aan want met 14 graden is het nog fris. We rijden de stad uit langs Gregory’s Lake. Er dobberen wat plezierbootjes langs de kant. In de koloniale tijd noemden ze het hier Little England, vanwege het frisse klimaat. Nu doen ze alles om dat beeld vast te houden, alle nieuwbouw en hotels zien er Engelser dan Engels uit.

Vandaag is het vooral dalen wat we doen en het landschap is fantastisch, zó groen. De hellingen liggen vol terrassen met allerlei groenten. Het lijkt of alle groenten van Sri Lanka hier vandaan komen. Op de een of andere manier hadden we hier ook veel thee verwacht maar die zien we niet. Af en toe trappen we een klein stukje omhoog, dan voelen we hoe we ons gisteren uitgesloofd hebben.

We drinken cola in een stalletje langs de weg. Het talud is zo steil dat er drie etages zijn tussen de weg en de begane grond. En onderweg zijn er van die momenten dat we eigenlijk een foto willen maken, maar dan is de vallei wazig omdat iemand zijn afval verbrandt. En hebben we het al gehad over de wolken zwarte diesel die de bussen uitstoten? Zo’n kwaliteit diesel die in Europa al jaren verboden is.

In Banderawela nemen we de afslag. Het is even een pittig klimmetje. Op dat moment komt een brommer naast me rijden, die vraagt of we naar Ella gaan. Als ik dat bevestig meldt hij dat de doorgaande weg veel gemakkelijker is. Het voelt als bluf als ik hem zeg dat deze weg mooier is, maar hij is het met me eens. Dit laatste stukje rijden we langs de thee.

Ella verrast ons. De hoofdstraat rijgt buitenbars en theewinkels aan elkaar. Het is zo’n toeristische straat waarvan je je afvraagt waar ter wereld je ook al weer bent. We vinden een hotel aan een zijwegje. En dat biedt waar Elle bekend om is, een fantastisch uitzicht op Ella Rock.

Pittig

Kandy – Nuwara Eliya

Gisteren hadden we een regenachtige rustdag. Nu schijnt de zon en gaan we klimmen naar Nuwara Eliya, de hoogste stad van het land. Wij kennen de naam vooral van de thee van Simon Levelt. Het boekje heeft het over een pittige dag met rond de 2000 hoogtemeters. We betwijfelen of we ooit zo veel geklommen hebben op één dag.

We rijden in de drukte de stad uit. Het is maandagochtend. Op een groot grasveld staan pubers in witte uniformen keurig in gelid, jongens met lange broeken en meisjes met keurige vlechten. We passeren een tankstation, er staat een lange rij tuktuks te wachten. Afgelopen zomer was dit niet ongebruikelijk, maar inmiddels zijn benzineprijzen en toevoer weer redelijk normaal.

We beginnen aan de eerste klim van 12 kilometer. Het valt niet mee, het is heet. Er zitten apen op de electriciteitsdraad. De uitzichten worden steeds mooier. We stoppen voor een kokosnoot. Om te plassen mag ik even mee naar het huis van de eigenaresse. We lopen naar beneden via een trap van zandzakken. Ze maakt duizend excuses dat het allemaal simpel is, ik zie geen probleem, ik ben vooral opgelucht.

We zien de eerste thee. Een bordje meldt dat dit de lower division is. De bermen staan vol trompetbloemen. De temperatuur loopt ondertussen tegen de 40 graden. Carry gaat wat harder dan ik. Hij appt een foto waar hij gestopt is. We eten lokaal menu. De koude cola wordt speciaal voor ons bij de buren gehaald.

Na de lunch is het bewolkt. Eigenlijk is dat wel prettig. Het wordt steeds bergachtiger. We passeren wat watervallen. Er staan tuinslangen die het water met een grote boog net niet over de weg spuiten. Het duurt even voor we ons realiseren dat dit de plaatselijke wasstraat is. We rijden door een tunnel. Gelukkig doen de lampen het (Italianen, lezen jullie dit, het kan echt!). We klimmen gestaag door. Inmiddels rijden we echt door de thee. Borden geven namen van plantages aan en melden waar je thee kan proeven. Op dit moment van de dag zien we niemand thee plukken. We rijden door Tamildorpen. Het schijnt dat deze speciaal voor de thee gebouwd zijn.

Inmiddels zijn we begonnen aan de laatste 17 kilometer, hierin zitten meer dan 1000 hoogtemeters. Het valt niet mee. Langs de weg is het aanbod van de stalletjes veranderd, het tropisch fruit is vervangen door aardbeien. Carry rijdt voor me, hij stopt voor een aardbeienmilkshake. Tegen de tijd dat ik er ben, zit hij al weer op de fiets. De route kronkelt met haardspeldbochten naar boven. Het houdt maar niet op. Vanuit tuktuks word ik aangemoedigd. Om me heen wordt de dag langzaamaan afgesloten. De oogst van de dag, hier vooral wortels, wordt gewassen en in zakken gestopt. Het koelt af. Ik doe een knaloranje windbreker aan om zichtbaarder te zijn.

En dan is daar eindelijk het bordje Nuwara Eliya, 1893 meter boven zeeniveau. Hier knikt de weg, vanaf hier is het dalen naar het centrum. Dat gaat wat sneller, daarvoor moet echt een jas aan. Dan is daar eindelijk het hotel. Carry heeft de thee voor me klaar staan, hij heeft zelf de eerste kopjes al op.

Moraal

Naula – Kandy

Het valt niet mee vandaag. De regen komt met bakken uit de lucht en het weidse uitzicht is terug gebracht tot wolken. Onze fietskleren zijn nog klam van gisteren. Het boekje meldt dat we vandaag wat stevige hellingen kunnen vermijden door op de grote weg te blijven. Eerlijk gezegd klinkt dit aanlokkelijk. Tót we op die grote weg komen. Er komen een paar bussen rakelings voorbij scheuren en ik verheug me alweer op de kleine wegen. Tussen de wolkenflarden zien we de eerste rijstvelden van vandaag en de moraal stijgt. Dan bezorgt de eerste echte helling van vandaag, met stukken van 15%, voldoende endorfine om lekker te fietsen.

De weg voert ons door de jungle. Hier kan het alleen zo groen zijn als het vaak regent. We bedenken hoe mooi het hier is op een zonnige dag. De kwaliteit van de weg is maar zozo. We zwalken tussen de plassen door. Voetgangers lopen met paraplu’s. De enkele motorrijder heeft een compleet regenpak aan. En wij laten de buien gewoon over ons heen komen.

In Matale zit een gouden Boeddha op de berg. Ik herken de positie van zijn handen niet. Ik stel me voor dat hij me tot acceptatie maant – maar waarschijnlijker mediteert hij voor de wereldvrede. Wat verderop staat een mooie grote Hindutempel. Een andere keer stoppen we misschien, nu druppen we en rijden door. De hoofdstraat is druk, aan twee kanten winkeltjes met hun hele voorraad op straat en tuktuks overal geparkeerd. We slalommen er tussendoor.

Het blijft regenen. Het is niet koud, maar heel oncomfortabel. Ik voel het water langs mijn kuiten mijn schoenen in sijpelen. Inmiddels heb ik geen droge draad meer aan mijn lijf. Bij een busstation staat Carry me op te wachten. Een man wijst ons op het eettentje van zijn neef, dat verscholen zit achter een bakkerijtje. We eten een flinke portie gebakken rijst. Als we buiten komen is het droog. Dat is mooi want in dit laatste stuk moeten we nog flink klimmen.

We rijden Kandy binnen. Er is een mooi uitzichtspunt over de stad. Een souvenirverkoper wijst ons de hoogtepunten. Dan wijst hij ons op zijn handel. We vertellen dat we op de fiets niets mee kunnen nemen. Dat vindt hij een goede reden, hij noemt het ‘a simple life’.

De omschrijving zei dat ons onderkomen voor vannacht in het centrum van de stad ligt. De werkelijkheid ligt 2,5 kilometer verder en 190 meter hoger. Niet echt goed voor de moraal, om het voorzichtig uit te drukken. De ontvangst ter plekke maakt gelukkig veel goed.