Regen

Het waren geen olifanten gisteravond, maar waterbuffels. Het zijn imponerende beesten, maar tóch ze zijn net iets minder bijzonder. Wat wel bijzonder was, waren de acht andere Europeanen in het restaurant. Dit was de eerste keer dat we niet de enige buitenlanders zijn. Na Covid en de politieke onrusten van vorige zomer ligt het toerisme behoorlijk op zijn gat. De economie gaat sowieso niet goed. Mensen vertellen hoe de prijzen omhoog schieten. Het vertrouwen in de regering is zeer beperkt. Op straat staat regelmatig ‘Go home, Gota’ geschilderd. Dat heeft Gota inmiddels nogal vrij geinterpreteerd, hij heeft zijn zakken gevuld en is naar de VS vertrokken.

Het is grijs en bewolkt als we weg fietsen. Er hangt regen in de lucht. We rijden over de dijk langs het meer. Er staat een bord dat vanuit dit meer zo’n 8000 ha geirrigeerd wordt. Kijkend naar de dikke bomen die in het talud staan vragen we ons af wanneer dit meer is aangelegd. De bui barst los. Een regenjas is niet nodig, het is niet koud en het zweet in zo’n jas doet niet onder voor een beetje bui. Het regent niet lang, maar het lijkt of alle beesten schuilen vandaag. We zien amper apen en de beloofde varanen houden zich allemaal schuil.

Ook vandaag rijden we over fantastisch mooie, kleine binnenwegen. Meestal is het prima asfalt, maar er is ook een stuk waar het aafalt uiteen gevallen is in zijn oorspronkelijke componenten. Ofwel we duiken in kuilen en schuiven over zwarte rolkeitjes. Net als we willen stoppen voor een kokosnoot barst de volgende bui los. We kunnen precies schuilen in het stalletje.

Er komt steeds meer reliëf in het landschap. Voor de rijst betekent dit dat de velden steeds meer de vorm van terrassen krijgen. En zelfs op een grijze dag als vandaag springt het heldergroen van de rijst eruit.

We fietsen de eerste helling van 10%. Blijkbaar straal ik uit dat het niet mee valt, want de man op de brommer die me inhaalt, vraagt of ik hulp nodig heb. Het klimmen valt niet tegen, maar ik voel me wel wat hulpelozer op een traject met duidelijk olifantensporen. Alsof het wat uitmaakt dat ik hellingop niet kan versnellen. Maar ook de olifanten schuilen voor de regen.

We zien geen plek om te lunchen. Wel staat er een stalletje met vers fruit. Met zijn tweëen eten we een hele ananas, terwijl het alweer begint te regenen. Nu houdt het niet meer op. We klimmen naar het hotel. We hebben een fantastisch uitzicht over de heuvels en de jungle – én een föhn om onze schoenen te drogen.

Olifanten

We komen wat moeizaam op gang vandaag. De kilometers van gisteren zijn nog niet helemaal verteerd. Ook nu beginnen we langs rijstvelden. Af en toe krijst een pauw. Er vallen wat druppels. In eerste instantie lijkt het zweet, maar het is toch echt regen. Nog voor ik mijn regenjas onder uit mijn tas gehaald heb is het gelukkig al weer droog.

We fietsen op een klein pad. Aan beide kanten is een hek waar stroom op staat. Het is tegen de olifanten zijn. Een passant op een brommer zegt dat we goed bij elkaar moeten blijven. Voorlopig vind ik de luidblaffende, meerennende honden spannender.

We passeren Sigiriya Rock, een enorme puist in het landschap. Het uitzicht bovenop schijnt fantastisch te zijn, en de fresco’s halverwege ook, maar we fietsen door. We rijden langs de restanten van de koninklijke vijver. Een bord waarschuwt dat we er niet mogen zwemmen omdat er krokodillen zitten. Wat verderop staat een vijfde eeuwse tempel aangekondigd. Hier stoppen we voor. Het is een heel gedoe, want iedereen heeft een mening waar de fietsen moeten staan. Dan moeten we een omslagdoek zoeken om onze knieen te bedekken en een plek waar onze schoenen mogen staan. Uiteindelijk hebben we een kaartje en lopen we naar binnen. De tempel blijkt een klein kamertje met een slapende boeddha. Het bijzondere van deze locatie is dat je vervolgens naar boven kunt lopen om Sigiraya Rock te zien. Daar hebben we het geduld niet voor, dus we rijden verder.

We fietsen Minneriya National Park binnen. Een groot bord waarschuwt voor alle wild dat over kan steken. Voorlopig rijden we over een smalle weg en zien we niets. Dan hoort Carry gekraak in de struiken. We stoppen even en zien nog net een olifant het bos uitstormen en achter zijn maatje aan weg sprinten.

De weg draait op een flinke tweebaansweg door het park. Deze is behoorlijk druk. Er lopen olifantenpaadjes de jungle in. In de berm liggen flinke olifantenkeutels, sommige zijn zo vers dat we ze kunnen ruiken. Dan staat aan de overkant van de weg in de berm een olifant. Tegelijkertijd rijden er een bus en een brommer. We fietsen met de stroom mee en voelen ons toch wel een beetje stoer.

Nu zitten we aan de rand van het zwembad met fantastisch uitzicht over het meer. In de palmen zit een enorme zwerm koereigers. Er lopen wat grijze eekhoorns. We zijn benieuwd of de olifanten die hier regelmatig langskomen zich nog laten zien.

Binnendoor

Anaradhapura – Dambulla

Gisteren hebben we ons ondergedompeld in de Boeddhistische geschiedenis van Sri Lanka. We hebben de oudste boom van de wereld gezien, met een vastgelegde geschiedenis die 2500 jaar terug gaat. We hebben de oudste stupa gezien en de grootste bakstenen stupa. We hebben heel veel trappen geklommen om de plek te zien waar de koning 2500 jaar geleden tot boeddhisme bekeerd werd. We hadden een prima gids, maar tussen f en p maakte hij geen onderscheid. We twijfelen nog of de olifanten voor de fundering het veen (peat) vertrapt hebben of gewoon de bodem een paar voet (feet) verdicht hebben. Onze meningen lopen uiteen.

Vandaag stappen we vroeg op. Als de hoteleigenaar onze route ziet adviseert hij de grote weg te pakken. Die is niet druk en heel wat korter. Wij fietsers zien dat anders. En de route is fantastisch, al meteen buiten Anaradhapura rijden over een klein weggetje door de rijst. Er schiet een mangoeste de weg over. Langs de weg staan overal huizen in het groen. Sommige hebben een voortuin vol sierplanten, van die planten die bij ons in de kantoortuin staan. Bij andere staat de mais metershoog en groeien de boontjes in de berm.

De weg is afgesloten met een soort van slagboom. Er staan twee jongens bij. Zij zijn de bewaking van de bewaakte overweg. In de verte horen we de trein. We mogen best midden op het spoor staan om de trein aan te zien komen. De trein dieselt voorbij, uit alle ramen staren mensen ons aan, het hek wordt geopend en daar gaan we weer.

De kwaliteit van het wegdek varieert sterk. Na een uurtje hotseknotsen over patchwork asfalt is het heerlijk weer een stuk over wat beter asfalt te kunnen rijden. Wat verderop wordt aan de weg gewerkt. Tot onze verbazing heeft iedereen een helm op en een veiligheidshes aan. Alleen de teenslippertjes passeren bij ons de veiligheidscontrole niet.

We rijden over een metershoge dijk. Aan de ene kant ligt een groot meer, aan de andere kant liggen diep onder ons de palmen en de rijst. Dan staat er een bord van de Mahaweli iirigation department. Een bekende naam. Ooit, lang geleden, hoorde dit project bij de lesstof aan de universiteit. Een tuktuk komt naast me rijden. Hij checkt of het echt ern push bike is, en vraagt verwonderd of dit mijn hobby is.

Na wat rondvragen vinden we een tentje waar we kunnen lunchen. Het is klein en druk en de kok verstaat ons niet. Hij legt een zakje op tafel. We hebben geen idee wat er in zit. Het lijkt op sponsjes waarmee we onze handen kunnen wassen, of is het mie die hij voor ons kan opwarmen? Dan krijgen we hulp, we kunnen het zó eten. Het is een soort geraspte gedroogde kokos. We krijgen ook rijst met dahl en sambal-boontjes, maar geen bestek. Het wordt een aardige bende.

Ondanks de afstand valt het fietsen mee. Als we in Dambulla aankomen hebben we nog genoeg energie om naar de cave tempels te gaan. En die zijn zo ongelooflijk mooi, met eeuwenoude boeddhabeelden en plafonds vol fresco’s.

A12

Het hotel serveert geen ontbijt. Wel kunnen we de keuken gebruiken om zelf wat te maken. Dus hebben we gisteren ons ontbijt bij elkaar gescharreld, potje jam hier, yoghurtje daar en broodjes van de bakker. Nu zitten we op de veranda met een kopje thee en eten we onder toeziend oog van wat grijze eekhoorns. We hebben ons nog niet omgedraaid of Knabbel en Babbel zitten op tafel en eten de kruimels.

De route is niet spannend, we rijden 68 kilometer over één en dezelfde regionale weg. Het is vrij rustig op deze maandagochtend. We herkennen ondertussen de signalen van het toeterend verkeer: Drie keer toeteren als je er aan komt en denkt onvoldoende ruimte te hebben, één keer toeteren op het moment dat je passeert. Gelukkig toetert lang niet iedereen, maar er zijn natuurlijk ook genoeg passanten die gewoon even toeteren naar die twee fietsers. Speciale vermelding is er voor de bussen die als debielen scheuren en ons rakelings passeren. Bij voorkeur laten ze nét naast je oor alle kunstjes van hun claxon horen. In het hotel beweerden ze dat dat is om de olifanten op afstand te houden, maar daar wil ik mezelf toch niet mee vergelijken.

We rijden langs de jungle van Wilpattu park. Jungle is hier vooral struiken, meren en hoog gras. Kilometerslang staan er elektrische hekken om het wild binnen te houden. We zien waarschuwingen voor overstekende olifanten, maar geen enkele olifant. Wel ligt er een levende slang op de weg. Carry twijfelt of hij naar de rechterbaan moet om de slang te passeren of toch tussen de berm en de slang door zal gaan. Hij kiest het laatste. Achter hem rijdend zie ik hoe de wel twee meter lange slang glinsterend en kronkelend de berm in schiet.

De weg is licht heuvelachtig. Zo tegen het middaguur wordt het heet. Daar helpt zelfs de flinke tegenwind van vandaag niet tegen. Dan zien we de eerste koepels van de tempels van Anaradhapura en zelfs in de verte Mihintale. Hier ligt 2300 jaar Boeddhistische historie. Dat gaan we zien.

Nieuwjaarsdag

We worden uitgezwaaid door de eigenaar van het hotel. Hij maakt nog snel wat foto’s van ons, en dan met name van Carry en zijn shirt. Het shirt hoorde bij een groep Ierse fietsers, nu rijdt Carry erin. Zo is hij meteen een stuk herkenbaarder in het verkeer.

De dag moet duidelijk nog op gang komen. Voorzichtig worden de eerste kraampjes langs de weg opgebouwd. We komen een paar wielrenners tegen op hun zondagse fietsrondje. Met deze temperatuur is een windje wel prettig, maar de volle tegenwind valt niet mee. En overal lopen honden. Gelukkig zijn ze te relaxt om achter ons aan te zitten. Ze lopen vooral in de weg als ze oversteken zonder uitkijken of zich ineens omdraaien. Iedereen stuurt keurig om ze heen.

Het lijkt erop dat hoe meer we landinwaarts komen des te meer boeddha we zien en steeds minder kerststallen en mariabeelden. We verbazen ons over de straatnamen. Ze zijn eindeloos lang. Bij ons zouden ze niet langs de straatnaamcommissie komen want ze hebben ruim meer dan de toegestane 24 tekens. Op de officiele borden gaat alles in drie talen, met elk hun eigen alfabet. Het zijn in elk geval Singalees en Engels, en we denken dat Tamil de derde is, maar wie een betere suggestie heeft mag het zeggen.

We rijden langs rijstvelden. Die zijn zo mooi helder groen en omzoomd door palmen. In de bermen staan af en toe wat grazende koeien. Een bordje waarschuwt dat ze oversteken. Het volgende bordje waarschuwt voor overstekende olifanten.

We stoppen voor de lunch. De jongen achter de balie adviseert ons het dagmenu te nemen. Er staan grote schalen. Voor we mogen opscheppen worden we verzocht onze handen te wassen. Met de eerste hap weten we wat we vergeten zijn, we hebben niet gevraagd hoe scherp het is. Nu weten we het, het is lokaal scherp. Het brandt! Uren later voel ik het nog in mijn maag.

Zo op de fiets trekken we een hoop bekijks. We worden begroet en toegeschreeuwd, hello, bye, how are you? Vandaag horen we natuurlijk ook van alle kanten, happy new year! En daar sluiten we ons graag bij aan: Gelukkig Nieuwjaar!

Strandweg

Op deze laatste dag van het jaar trappen we echt af. Op de kaart ziet de route er heel recht en saai uit. We zijn benieuwd hoe het uitpakt.

We rijden links. Dat gaat vanzelf, we voegen gewoon ons in de stroom die langs rijdt. Alleen bij oversteken is het opletten. Het aloude ‘links, rechts, links gekeken, oversteken’ werkt niet. Eerlijk gezegd rijdt Carry wat zelfverzekerder als ik. Hij rijdt als een soort Mozes door de Rode Zee, rechtdoor en alles wijkt wel. Dat past prima bij dit verkeer. Ik zie wat meer de beren op de weg, vooral bij zeer ruim inhalende tegenliggers.

We rijden over een markt. Het verkeer is één grote chaos. Tuktuks, brommers, pickups, fietsers, voetgangers, alles beweegt door elkaar. Ergens er tussen fietsen wij. Midden over de markt loopt een spoorlijn. Het verkeer komt schokkend tot stilstand. Er passeert een trein, alle deuren en ramen staan wijd open. Mensen hangen naar buiten om een beetje koelte te vangen. Wat verderop stoppen we om een kokosnoot te drinken.

We rijden verder langs de kust. Het is zo’n perfect plaatje van strand en palmen waar we tussendoor rijden. In elk dorpje wordt vis verkocht. Soms zijn het echte kraampjes, vaker is het een zeiltje op de grond.

Negombo

We gaan naar de vismarkt vanochtend. We hebben twijfels om onze fiets daar onbeheerd achter te laten, dus we gaan met de tuktuk. Vlakbij het hotel stappen we in. En natuurlijk stopt de chauffeur al na 100 meter, want zijn repertoire is veel groter dan alleen de vismarkt. We krijgen plaatjes van tempels, van boottochtjes en van de haven. Voorlopig zijn we niet te vermurwen, we gaan alleen naar de vismarkt.

Eigenlijk is markt niet het goede woord. Hier wordt vis verkocht, vis verwerkt en vis gedroogd. We zien zoveel soorten vis, van haai tot makreel, zwaardvis en tonijn, makreel en spiering. In maat variërend van zeer ondermaats tot ruim een meter.

Het spreekt voor zich dat we toch verder met de tuktuk de stad in gaan. We rijden langs de haven, naar de Hollandse landpoort, met zo’n karaktertiek geveltje, daterend uit 1678. Meer indruk maakt het dat je, onder de poort door, bij de ingang van de gevangenis komt. Er staat een hele rij mensen te wachten, het is bijna bezoekuur.

Daarna worden we langs de katholieke kerk gereden, met een Jezus uitnodigend op een bankje onder de goudenregen. We lopen door de bek van de leeuw de boeddistische tempel in. We zien de Dutch canals. Als gewoonlijk hebben de Nederlanders zich ook hier bemoeid met de waterhuishouding. En dan is het even genoeg, we gaan lunchen aan het strand.

En na zo’n ritje in de tuktuk lijkt het verkeer prima behapbaar, beter dan vanuit het busje van gisteren (of zit het verschil in een goede nachtrust?). Dit geeft goede moed. De rest van de stad gaan we straks lekker op de fiets bekijken.

Reizen

In de trein raken we aan de praat met twee mannen uit Heino. Zij gaan motor rijden op de Philipijnen. Carry vertelt over zijn nieuwe frame. Daarmee worden onze fietsen een soort Tupperware doosjes, alle onderdelen zijn uitwisselbaar. De reis naar Schiphol is zo lang, dat ze bij aankomst overwegen de volgende keer ook op de fiets te gaan.

Qatar Airways is nog vol van het WK voetbal. De kussentjes zijn in stijl, het logo staat overal en de veiligheidsinstructie zit vol mascottes van de afgelopen WKs. Ook op het vliegveld van Doha kun je er niet omheen. Er wordt volop verbouwd. We vragen ons af of ze hier niet klaar waren voor het WK of dat ze alweer aan het afbreken zijn.

Om half 9 lokale tijd komen we aan. 4,5 uur tijdverschil en een nacht in een vliegtuig verklaren het brakke gevoel. Er staat een lange rij bij de douane. Klokslag 9 uur komt de opperdouanier langs en prompt openen vijf extra loketten. Dan schiet het ineens wel op. Een busje van het hotel haalt ons op. Met de fietsen op de achterbank rijden we door Negombo. De stad heet ook wel Little Rome, vanwege de grote hoeveelheid kerken. Voorlopig zijn het vooral de kerststallen overal langs de weg die opvallen. Het verkeer is chaotisch. Alles en iedereen slingert toeterend door elkaar. Er zijn weinig fietsers. We zijn benieuwd hoe wij hierin gaan passen.

Neurenberg

Kinding – Neurenberg

We fietsen de Limes route nog een klein stukje en dan draaien we af, de Beierse binnenlanden in, Deze streek voldoet echt aan alle vooroordelen. De meiboom staat naast de kerk en je wordt met Servus begroet. De Lederhosen is niet ongebruikelijk en de etalages hangen vol Dirndls. We fietsen over kleine weggetjes door de heuvels. Met zo’n route zouden we gewoon door willen blijven fietsen, maar vandaag is onze laatste fietsdag.

Bij de lunch in Hiltpoltstein ontdekken we dat we zojuist ergens in de heuvels de Europese waterscheiding gepasseerd zijn. Van hieraf stroomt het water richting Noordzee. Voor ons betekent het dat het vanaf hier vlak is. We rijden langs het Main-Donau-kanaal. Het is een lange, rechte streep in het landschap. Er is amper schaduw. Het onverhard pad ernaast kan zo opgenomen worden als strade bianche. In de hitte zijn deze twintig kilometers lang.

Vanaf het kanaal fietsen we langs de grote weg Neurenberg binnen. Het is bewolkt en heet. Onze eerste indruk van de buitenwijken is dat de stad groot, grijs en grauw is. Wellicht kleurt ons beeld omdat dit echt het eind van de vakantie is. Als we in de avond het oude centrum in wandelen stellen we ons beeld bij. De stad is mooie herbouwd. We eten Neurenberger worstjes, met een lengte van maximaal negen centimeter, en we drinken lokale halve liters op een terras.

Als we nog een laatste glaasje drinken aan de bar van het hotel raken we aan de praat met twee mannen uit Oezbekistan. Ze denken over het dealerschap van Daf. We vinden dat ze naar Eindhoven moeten gaan. En ondertussen laten hun verhalen ons dromen over fietsen in Oezbekistan.

Altmühl

Regensburg – Kinding

We stoppen bij de Dom. Deze staat helemaal in de steigers, maar we kunnen gewoon naar binnen. De kerk is indrukwekkend en dateert ergens uit de 13e eeuw. Bonifacius was hier ooit bisschop, voor hij zijn noodlot bij Dokkum tegemoet ging.

We fietsen makkelijk de stad uit. Rond Regensburg stromen de Regen en de Naab de Donau in. Als we verder fietsen is de Donau een maatje kleiner dan gisteren. Het fietspad is onverhard, het witte stof stuift. Het is al warm met een fris tegenwindje.

Verderop stroomt de Altmühl in de Donau. Hier verlaten we de Donau en volgen de Altmühl. We passeren Beierse dorpjes met kerken en uivormige torens. Het fietst comfortabel met amper hoogtemeters.

De laatste camping van deze vakantie heeft een trekkersveldje. In theorie is dat een goed idee. Uiteindelijk staan we met tien tenten op een veldje als op een festivalterrein. Als laatst aangekomene rest ons de plek in het midden, in de schaduw van de kersenboom.