Adda

1 augustus Olgiasca – Trezzo sull’Adda

Het is bewolkt en lekker zwoel fietsweer. Het is rustig op de weg. Dit is wat je je voorstelt bij Italië, een slingerweg tussen meer en rotsen. Het beeld dat hierbij hoort is zwartwit, Sophia Loren met wapperende sjaaltjes in een open auto, of James Bond in een achtervolging. Maar goed, voorlopig rijden hier alleen twee blije vakantiefietsers.

We steken met de pont het Comomeer over. Voor ons staat een groepje racefietsers in een dure outfit, met een gids en een begeleidend busje. Ik heb het opgezocht, voor de somma van €2800 pp toeren zij 6 dagen en 370 kilometer langs de Italiaanse meren. De Italiaanse racefietser naast ons vindt het allemaal wat overdreven. En ons adviseert hij de volgende keer de oude weg over de Gotthardpas te nemen. Die schijnt ook er mooi te zijn. Wie weet, maar voorlopig hebben we even genoeg passen gehad.

Aan de overkant beginnen we meteen met twee scherpe klimmetjes (14%). Daarna kronkelt de weg verder langs het meer. Garmin voorspelt ons twee lange steile klimmen (2km, 13%). Gelukkig heeft het systeem het mis, het zijn twee tunnels. Ze zijn relatief breed en goed verlicht, maar het is het geluid dat het spookachtig maakt. We horen de auto’s van verre bulderend aankomen zonder duidelijke richting. Acht jaar geleden was dit een van onze eerste fietsdagen. Ik weet nog hoe verschrikkelijk spannend ik het toen vond.

Het Comomeer versmalt tot de Adda. We lunchen in Lecco. We vinden een tafeltje onder de platanen, met uitzicht over de rivier en zingende krekels op de achtergrond.

Het laatste stuk fietsen we langs de Adda. Het is een mooi onverhard pad door het bos. Aan de plassen te zien heeft het flink geregend. Er liggen overal forse takken. Dan is de weg versperd door een omgevallen boom. Juist op dat moment komt er een tak in Carry’s tandwiel en loopt zijn riem eraf. Gelukkig legt hij de riem er weer makkelijk op.

De boom blokkeert de weg volledig. Ook in de volgende bocht zien we een boom op het pad liggen. Er rest ons niets anders dan omkeren. Van een wandelaarster begrijpen we dat dit van de storm van vannacht is. Ze legt ons uit hoe we moeten omrijden. We zeulen de fiets omhoog naar de provinciale weg. Het laatste stuk rijden we door simpele provinciestadjes.

Comomeer

31 juli Campodolcino – Olgiasca

Gisteren zijn we gestopt bij de eerste camping die we tegen kwamen. We kregen een plekje naast de trampoline en daarmee meteen een inkijkje in het Italiaans campingleven. Natuurlijk willen er altijd te veel kinderen tegelijk springen, dus is het een komen en gaan van krijsende kinderen en sussende moeders. Klokslag half 11 horen we de mama’s voor de laatste ronde, iedereen naar huis. Daarna is het stil. Maar dit is niet de rust waarop we ons verheugen, dus we stappen weer op.

We dalen nog steeds en we genieten ervan. Gisteren waren we er te moe voor, nu zitten we als twee blije eieren op de fiets. Het is niet zo druk op de weg. We zien het bordje 20e bocht. We kronkelen verder naar beneden. We laten Italië langzaam op ons inwerken. We passeren wat korte tunnels. We zien de eerste palmen en in Chiavenna drinken we echte Italiaanse koffie. Het bord in de zon meldt dat het 33 graden is.

Van hieraf rijden we op een fantastisch fietspad langs de Mera. Het dal wordt wat breder, de bergen zijn nog steeds imposant. Wij fietsen met een grijns op het hoofd. De Mera verbreedt zich tot het Lago di Mezzola. De dorpjes worden wat drukker en we zien steeds meer toeristen.

We rijden verder over een onverhard pad op de dijk. Het is nog even worstelen om de fiets de dijk op te sleuren. Dan ligt er het Comomeer. Met wat bochten rijden we Collico in. We lunchen op de boulevard met uitzicht over het meer en de windsurfers.

Het laatste stukje rijden we langs het meer. De weg is smal en druk, maar het blijft mooi rijden. We nemen de afslag naar het hotel. Het lijf protesteert tegen het steile klimmetje. We hebben onszelf een kamer beloofd met uitzicht op het zwembad en een rustdag. Dat valt tegen, we hebben een platje met een jacuzzi en bij de nieuwbouw van de buren zijn ze aan de slag met een drilboor.

2117

30 juli Thusis – Canpodolcino

Gisteren wilde het klimmen niet. Vandaag hebben we er zin in. Meteen al buiten het hotel rijden we de Via Mala kloof in. We beginnen meteen met een flinke stijging. Hier waren we gisteren bang voor, maar het valt alles mee. We passeren wat tunnels. Ze zijn niet zo lang, maar als er een auto lang rijdt voelt het of er een trein nadert. Diep onder ons horen we de Hinterrhein. De kloof is smal. Na een paar kilometer is er een bezoekerscentrum. Hier kan je naar beneden om de Rijn te zien. Dat geloven we wel. We staan even te praten met een wat ouder Italiaans stel, beiden op de racefiets met beperkte bepakking. Ze kijken vol verbazing naar onze fietsen en adviseren ons piano, piano over de Splügenpas te gaan. Als wij kijken naar hun bepakking nemen wij inderdaad een piano mee.

We stoppen bij het 9e eeuwse kerkje van Zillis. Het heeft een waanzinnig plafond. 153 vierkante tekeningen geven het leven van Christus en St.Martinus weer.

We starten de volgende klim door de Rofflaaclucht. Het begint eenvoudig. Dan zitten er een paar flinke haarspeldbochten in. Het is 10 kilometer ploeteren. Inmiddels loopt het tegen half 1. Ik voel me licht in mijn hoofd. Ik weet niet of het de hoogte is of gewoon honger. Een reepje lost het niet op. Er staat een auto langs de kant. Ik twijfel of wat te eten zal vragen. Ik zie dat het wat vlakker wordt, dan maar doorfietsen. Boven staat Carry me op te wachten.

We mogen een klein stukje vlak langs een stuwmeer. We fietsen door een dennenbos, op deze hoogte zijn er geen loofbomen meer. Het ziet er fantastisch uit. Het water is blauwgroen, er ligt een dorpje met een mooi kerkje aan de overkant en we zien alleen maar bergen om ons heen.

In Splügen stoppen we. Tijd voor pasta. Even alle voorraden aanvullen voor de laatste klim. Meteen buiten het dorp beginnen de haarspeldbochten. Ik durf niet te kijken wat het hellingspercentage is. Binnen de kortste keren rijdt Carry boven me, twee bochten verder en al meteen een meter of tien, vijftien hoger. Ik heb de bochten niet geteld, maar het is pittig. Dan volgt een tussenstuk. Zo noemt het boekje het. Het lijkt wat vlakker maar dat is het niet. Inmiddels rijd ik boven de boomgrens.

Het is nog drie en een halve kilometer. Ik stop om wat te eten. Ik zie de auto’s boven me. De moed zinkt me in de schoenen, moet ik hier nog naar boven? Ik kan me niet voorstellen hoe ik die helling ga nemen. Toch is er maar één manier, er aan beginnen. Het zijn heel veel haarspelden. Er zijn veel auto’s en motoren. Ik kruip omhoog en zij kruipen achter me. Ze halen me in, de een wat eleganter dan de ander. Carry appt of ik er al bijna ben. Het is nog een kilometer, maar ik mis de coordinatie om hem te antwoorden. Dan zie ik hem staan, het laatste stukje pers ik eruit.

De Splügenpas ligt op 2117 meter. Ons referentiepunt is de Tourmalet, waar de Tour de France femmes gisteren op 2110 meter haar hoogtepunt beleefde. In Tour de France termen ben ik overigens buiten de tijd binnen gekomen: het tijdsverschil tussen Carry en mij is zo groot dat Strava niet aan geeft dat we deze 35 kilometer samen gefietst hebben.

Vanaf hier rijden we naar beneden. Een bordje geeft aan dat er 51 bochten zijn. Het eerste stuk is groots en verlaten, boven de boomgrens. We rijden met onze handen aan de remmen. Langzaamaan komen we in de bewoonde wereld. Dit is Italië!