Om 7 uur miezert het nog wat. We hebben geen haast dus we draaien ons nog even om. Als we weer wakker worden is het droog. Voor ons huisje ontbijten we, een goede mie goreng, met uitzicht over de rijstvelden.
Dan stappen we op voor het laatste stukje fietsen op Bali. Een rustige maandagochtend. Nog even genieten van deze prachtige plek. Het eerste stuk gaat over een kleine, rustige weg, door wat dorpen achteraf. Een beeld dat nog steeds bekoort. De bermen zijn groen, naast de huizen zien we de huistempels. Vaak met fantastische tableaus, kleurig geverfd met veel goud. Ze bepalen het straatbeeld. Als je door de poorten kijkt neemt de tempel een flink deel van het erf in beslag. Een vleug wierook hangt in de lucht. Tussendoor zijn kleine winkeltjes, meestal met een bankje of wat krukjes ervoor. Slingers met zakjes oploskoffie, kroepoek, chips hangen aan het plafond. Altijd prima voor een koffiestop. Bij een grote tempel hangen versierselen, duidelijk nieuw na een ceremonie in het weekend. We komen langs een vogelwinkel. De mooiste vogels hangen in kooitjes buiten. Ze fluiten. Met hun mooie kleuren, zijn ze te mooi om zo gevangen te zijn. Het herinnert ons eraan dat we onderweg eigenlijk amper bijzondere vogels gezien hebben, alleen mussen en zwaluwen. Af en toe worden we ingehaald door een brommer. Jongens laten een grote vlieger op. De weg gaat verder door de rijstvelden. De wind wordt wat harder, hij brengt de geur van zee mee. We draaien een grotere weg op. In de verte ligt de zee. Naarmate we er dichterbij komen wordt het drukker op de weg. Het straatbeeld verandert.
Daar is de eerste surfshop, yoga-retreat, brommerverhuur. Al gauw zien we niets anders meer dan coffeeshops, smoothiebarretjes, kledingwinkels en een niet aflatende stroom brommers. We zijn terug in het hoog-toeristisch Bali. Het voelt als een cultuurshock. Op een terrasje lezen we de krant. De Volkskrant heeft een hele pagina over Gunung Agung en de bijna zekere kans op uitbarsten. De vraag lijkt alleen nog wanneer. We doen een egoïstisch schietgebedje dat het niet deze week is. 
Hij legt uit dat de ceremonies bij de subak, het Balinese irrigatiesysteem, horen. Als we een sarong omdoen en niet menstrueren mogen we de tempel ingaan. Het voelt toch altijd bijzonder om zo uitgenodigd te worden.


De eerste anderhalve kilometer waren zo steil dat we nog even met het idee gespeeld hebben terug te gaan en een auto te regelen. Dat hebben we niet gedaan. We hebben het gered. Nog nooit zo’n lange zeven kilometer gehad, 615 hoogtemeters en regelmatig hellingen van boven 20%. Boven komen we bij twee meren. Daar doen we wat alle toeristen en dagjesmensen doen, we maken een selfie en laten ons op de foto zetten. Tevreden dat we op eigen kracht boven gekomen zijn.

De palmbomen tussen de rijst, de rijtjes kousenband, een zwerm tamme eenden. Er komt een pickup met grote rose varkens langs. Het fietsen wordt zwaarder. Het laatste stuk valt niet mee. Een stop om op adem te komen geeft uitzicht op een crematieritueel. Een paar meiden komen aanlopen, willen hun Engels oefenen en geven graag uitleg.

Het hotel vertelt dat de dolfijnen bezoekuur hebben in de ochtend van 6 tot 8 en van 8 tot 10 uur. Wij gaan voor de vroege variant. En we zijn niet de enigen. Er dobberen wel dertig bootjes. Onze stuurman gaat de andere kant uit, daar is het rustiger. We varen al een hele tijd, we hebben één vinnetje boven water gezien als hij vraagt of we op tijd terug willen zijn. Da’s niet nodig. Voor ons niet en voor beide Russen bij ons in de boot gelukkig ook niet. We varen dus door, terwijl de vraag rijst of de dolfijnen niet toevallig een dagje vrij hebben. Dan laten ze zich zien, wat gaaf. Zo sprankelend, speels, nu aan de ene kant van de boot, dan weer een stukje verderop aan de andere kant. Het is een hele groep en steeds weer zien we hen, grijs, glad, glanzend. Elke paar minuten weer ergens anders. En wij op de boot, grijnzend, zo mooi is het.
We hangen ergens halverwege en kijken onze ogen uit, zo veel kleuren, zo uitgestrekt. Of je omhoog kijkt, of omlaag, overal koraal.
En als je stil gaat hangen zwemmen de vissen om je heen en zie je de details bij het koraal, het clownvisje, de morene, de doktersvissen.









Het is relaxt en mooi fietsen. Kleine weggetjes. Het eerste stuk ligt het land om ons heen braak, met af en toe wat koeien die de oogstresten eten. Verderop is het geïrrigeerd en groen, met palmbomen, bananen, mais en her en der wat rijst. Dan ineens twee witte torentjes van de moskee, een plaatje dat zó past in de Efteling, in andere dorpen zien we mooie groene koepels. De weg glooit een beetje, het is niet zo warm. We fietsen lekker door. Af en toe priegelen we over een lokale markt, tussen de mensen, de brommers, de groenten en het fruit door. Er staan paardenkoetsjes te wachten, de belletjes rinkelen vrolijk. Mensen groeten ons en roepen ons na ‘good morning’, natuurlijk roepen we een reactie terug.
In het volgende dorp is de klei blijkbaar erg goed. We komen langs steenbakkerijen en dakpanbakkerijen (bestaat dit woord?). We stoppen om te kijken en wat te kletsen. We zien twee mannen eerst de klei met water mengen. Ze scheppen het in een kruiwagen. Natuurlijk wordt Carry gevraagd om ook even te scheppen, lekker met zijn fietsschoenen in de modder. Vervolgens vormen de vrouwen stenen van de natte klei. Deze worden eerst in de zon gedroogd en vervolgens in een oven gebakken. Dat is een stapel kunstig gestapelde stenen waar vuur en as zó bij kunnen dat alle stenen gebakken worden. Als we weer vertrekken roept de man ons na ‘happy cycling!’. Nou, dat gaat vandaag zeker lukken.