Heet

Csepreg – Sankt Andrä am Sicksee

We staan nog even te praten met de campingeigenaresse. Ze komt uit Boedapest. De eerste winter in dit kleine dorp vloog de eenzaamheid haar aan. De zomers vindt ze prima. Ze waarschuwt ons nog dat het heel heet wordt vandaag.

De route is niet zo spannend. We rijden over provinciale wegen. Het is grappig, ze zijn niet zo veel groter of zoveel drukker als de meeste wegen waar we over heen komen. Toch zijn ze minder interessant. Misschien is het ook het landschap, vlak en agrarisch. Nog steeds veel mais en soja. De beesten die dit alles op moeten eten hebben we niet gezien.

We rijden Hongarije uit. Het grensstation is vervallen en verlaten. Aan de Oostenrijkse kant worden we doorgezwaaid door twee meiden met een grote witte pet. Het is gek, Hongarije heeft de Forint en niet de Euro, maar we hebben geen echt geld gezien. Alles digitaal.

Met een klein rugwindje kunnen we in dit vlakke land lekker doortrappen. Maar het is heet, het water in de bidons is warm. We vragen ons af hoe lang we nog door zullen fietsen. Dan zien we een aankodiging van Zicksee camping. Dat klinkt als een middag aan het water. We checken in. Pas als we de deur uitlopen meldt de receptionist dat er geen water meer in het meer staat.

Magyarorszåg

Heiligenbrunn – Csepreg

We worden uitgezwaaid door de eigenaarvan het familiehotel. Hij had ons nog wat lokale fietsroutes willen uitleggen maar wij volgen ons eigen pad. Vandaag begint dat met de Paradiesroute, de ökoEnergieland radweg en de Weinidylle radweg. En wat het paradijs betreft, we zien appels genoeg, maar de enige slangen die we zien liggen geplet op het wegdek.

De wegwerkers die ik in de verte dacht te zien blijken bij nader inzien twee grenswachten. Ze zien eruit of ze straf hebben vandaag. Hun rugzakken liggen aan de kant van de weg en ze staan in vol uniform nu al te zweten. Het wordt een lange dag voor ze. Gelukkig hebben ze wel hun eigen dixi.

We passeren de grens meerdere malen. In geval van twijfel aan welke kant van de grens je bent is er een vuistregel. Als de electriciteitslijnen boven de grond lopen is het Hongarije. Zo gedachtenloos kun je nu de grens over. Op diverse plekken wordt het IJzeren Gordijn gememoreerd met symboliek van wachttorens en prikkeldraad. Er staat een museum aangeduid. Het nabijgelegen gebouw zou het kunnen zijn. Ik loop naar binnen. In één stap ben ik terug in de jaren 60, in een ambtelijke organisatie van twee personen. Beiden hebben hun eigen kamer en communiceren via de openstaande deuren. Ook de verhouding is klassiek met een oudere secretaresse en jonge baas. Dit is niet het museum dat we zochten.

In het volgende dorp willen we koffie. Een terras met grote parasols ziet er uitnodigend uit. De met krijt op de muur geschreven menukaart is veelbelovend. De andere gasten zitten al aan het bier. Ze melden dat de zaak gesloten is. We kunnen naar de naastgelegen Coop om wat te halen. We stappen in een andere wereld. De winkel is grijs en kaal en het assortiment is zeer beperkt. Maar er is een koelkast met frisdrank en je kunt met pin betalen.

Fóút

Klöch – Heiligenbrunn

Voor de minicamping heeft de eigenaresse haar achtertuin aangepast. Met passen en meten zijn er zes plekken. Wij staan op het grind voor haar zitkamer. We hopen dat ons grondzeil deze mishandeling overleeft, onze knieën hebben er in elk geval moeite mee.

De route begint met wat hellingen, inclusief wat venijnige klimmetjes, tot 17%. Eindelijk rijden we door wijngaarden. En ze hebben hier zelfs vlierbesboomgaarden.

We passeren de grens naar Magyarorszåg. Voor postzegelverzamelaars is deze naam misschien bekend. Ik herinner me in elk geval de mooie plaatjes van Magyar posta. Nu verbaast het me vooral dat die naam op geen enkele manier een belletje doet rinkelen dat het gaat om Hongarije. Onze eerste afslag is de Fó út. Het is niet fout, maar gewoon de hoofdstraat. Al is er zeker nog wat te zeggen over hoe fout het regime is. Na 10 kilometer en een lunch zijn we weer terug in Oostenrijk.

Het laatste stuk vandaag rijden we de EuroVelo 13, de Iron curtain trail. Langs de weg staan routepaaltjes met allemaal de aanduiding 1922. Mij lijkt het een wegnummer. Carry’s verhaal is beter, volgens hem is dit de grens die in 1922 tussen Oostenrijk en Hongarije is vastgelegd.

Mur

Leibnitz – Klöch

Als we op punt van vertrekken staan raken we aan de praat met Nederlandse fietsers. Zij fietsen onze route tegengesteld. Het is grappig hoe herkenbaar de verhalen zijn. De constatering dat alle bagage eigenlijk te veel is. En hoe moeilijk het is op redelijke fietsafstand campings langs de route te vinden. Maar het is vooral de lol van het fietsen die we delen.

Onze route loopt langs de Mur, de grensrivier met Slovenië. Het is zo’n naam die doet denken aan het IJzeren Gordijn, toen sit een echte grens was. Nu kun je bijna gedachtenloos de brug over naar Slovenië. Dat doen we niet. We blijven aan de Oostenrijkse kant. Het pad is groen, met flinke struiken. Het valt op dat er net als bij ons de Japanse duizendknoop alles over woekert. Boordeel van de begroeiing is de beschutting tegen de regen. Het is niet veel wat valt, maar uiteindelijk word je er flink nat van.

Blijkbaar is dit een dag om te fietsen. Het is druk onderweg en elk terras waar we stoppen zit vol fietsers. Bijna iedereen rijdt elektrisch. De route voert door een natuurgebied, met bos en beekjes. Het is een Natura2000 gebied, maar als je ziet dat we op de European Amazon bike route zitten gaan de ambities veel verder.

Radjle

Lavamünd – Leibnitz

We starten langs de rivier de Drau. Zo gauw we de Sloveense grens oversteken wordt het de Drava. De eerste stad waar we doorheen komen is Dravograd. Dit doet denken aan Leningrad en Stalingrad en voelt erg ver weg. Van een fietspad langs de rivier verwacht je dat het steeds dicht langs de rivier loopt. Voor de autoweg klopt dat. Het fietspad loopt hoog over de helling, maar de turqouise Drava blijft zichtbaar.

We draaien af van de Drava. In zes kilometer klimmen we bijna 300 meter. Het is maandag, vandaag zijn er amper motorrijders. We delen de haarspelden vooral met vrachtwagens. Op de Radjle is een heuse douanepost, met twee douaniers. Carry is als eerste boven, mét de paspoorten. Hij gaat achter het hokje staan en vraagt de douaniers me streng te controleren. Maar helaas voor hen, als ik Carry niet zie draai ik om om hem te zoeken. Het komt niet in me op om in mijn eentje door te rijden en aan mijn paspoort denk ik al helemaal niet.

De Oostenrijkse huizen zitten wat strakker in de verf dan die in Slovenië. De kleuren zijn duidelijk aanwezig. Een voormalig buurman zou zeggen dat je met zo’n kleur de risé van de straat bent. Hier heeft de hele straat een kleurtje. De namen van de dorpen zijn niet zo kleurrijk. Van elk dorp is er een Ober en een Unter variant. Soms wijkt het af. Zo fietsen we over de Kleinklein Radigeweg van Kleinklein naar Grossklein en vragen we ons af hoe het volgende dorp gaat heten.

Ze zeggen dat in dit deel van Steiermarken veel wijngaarden zijn. We zien ze niet. We zien vooral mais. Velden vol. We rijden door lanen van metershoge mais. Er liggen wat velden pompoenen tussen. Als we de aankondigingen langs de weg moeten geloven is de pompoenpitolie van deze regio bijzonder, maar wat ons betreft overheerst de mais.

Haarspelden

Jezersko – Lavamünd

Meteen vanaf de camping klimmen we. Met vijf haarspeldbochten gaan we omhoog. In elke bocht geeft een bordje de hoogte aan. Na vijf kilometer kruisen we de grens met een pas op 1218 meter. Van daaraf gaan we, in Oostenrijk, met haarspelden weer naar beneden. We raken de tel kwijt, de bochten blijven komen. We dalen meer dan 600 meter.

Er schijnt een beer in dit gebied te zitten. Hij heeft een schaap van de campingeigenaar te pakken gehad. Het is een mooi verhaal, maar wij horen hier niets dan het grommen van motoren. Ze gebruiken deze zondagochtend om in grote getalen met veel herrie en hoge snelheid de bochten te nemen. Zouden ze echt zo vertrouwen op Sint Christoffel?

Het eerste dat opvalt in Oostenrijk zijn de vrijliggende fietspaden. Ze worden goed gebruikt. Opvallend zijn de dikke buiken op de elektrische mountainbikes. Dit zullen ook wel zondagrijders zijn.

Net als in Slovenië staat het ook hier vol met kapelletjes. Het lijkt of ze vooral in scherpe bochten staan. Dat lijkt effectief, degene die de bocht mist kan meteen door naar de hemelpoort. We rijden relaxt, we blijven beetje bij beetje dalen. We kunnen dit nog kilometers volhouden, maar helaas is daar al de enige camping die we in de wijde omtrek konden vinden.

Karawanken

Ljubljana – Jezersko

Het hele centrum van Ljubljana is autovrij. Het is lieflijk, maar na één avond in de stad willen we toch weer verder. En verder betekent eerst een stukje terug, want Ljubljana was voor ons het zuidelijkste punt. Vanaf nu gaan we naar het noorden.

Pas na de koffie komen we op onze favoriete kleine weggetjes. In het bos blijkt de aangegeven afslag niet te bestaan. We dwalen wat. Carry begint over wolven. Deze oma vervalt meteen in haar kennis over Roodkapje en het bos wordt alleen maar leuker.

We rijden verder de Karawanken in, we volgen de Kokra. Het blijft fantastisch om langs zo’n bergriviertje te rijden. Ook dit is weer een mooi kronkelend weggetje met niet te veel auto’s.

Het laatste stukje fietsen we flink omhoog. Er zitten wat flinke haarspeldbochten in. Als we het dorp in fietsen liggen daar ineens stoer en ruig de toppen van de Karawanken. Dit geeft het gevoel dat we nu echt in de bergen zijn. De camping waar we landen ligt op 925 meter en heeft een fantastisch uitzicht. Vanavond kunnen we nog mee eten, aan lange tafels in de tuin.

Ljubljana

Koritnica – Ljubljana

Al op de camping geeft de Garmin aan dat de klim start. In de eerste 15 kilometer stijgen we tot net boven 800 meter. Er zitten een paar steile stukken tussen. De auto’s die ons het ene moment inhalen zien we vlak erna al meters boven ons. Het is ploeteren, ik ploeg in mijn eigen bubbel naar boven, zo geconcentreerd dat ik zelfs schrik als een passerende wielrenner me moed toe schreeuwt.

Naar beneden moet de jas aan. We zijn bezweet van het klimmen en het is fris in de schaduw. We rijden heerlijk door het bos. Er passeert een zeldzame auto. We rijden langs een riviertje. Het rijdt zo fijn: bos, zon, water, en wij. Ondertussen wordt het dal wat breder, we passeren dorpjes, altijd met een witte kerktoren. En overal zien we appelbomen. Het kan niet anders dan dat het nationale gerecht appelmoes is.

We lunchen in Skofja Loka, een stadje met een mooi pleintje. Van hieraf is de route niet zo spannend. Het is vlak, veel landbouw en Ljubljana werpt haar schaduw vooruit. In de buitenwijken zien we voor de eerste keer flats die aan Oost Europa doen denken. Het Tivolipark in Ljubljna is ooit aangelegd door Radetsky, die van de beroemde mars. Door dit park rijden we de stad in.

Dobrodosli

Het weer is omgeslagen. Vannacht heeft het flink geregend. Nu is het bewolkt en het waait. We hebben zelfs wind tegen. Met een temperatuur van gemiddeld 31 graden fietst het heerlijk. We rijden het dorp uit. We zijn niet de enigen, er zijn veel wandelaars en mountainbikers. Bij de brug over de Soca stopt iedereen voor een foto.

We blijven langs de Soca fietsen. Het is een mooi dal met beboste hellingen. We zijn voor de eerste keer in Slovenië. Het voelt Oostenrijks, maar toch net anders. Wat ruiger, of misschien wat meer de jaren zeventigversie van Oostenrijk. De wegen zijn smal en niet echt druk. Diverse keren moeten we stoppen voor campers die hun tegenliggers amper durven passeren.

En wat de taal betreft, het Sloveens is onbegrijpelijk. Dobrodosli staat aan het begin van elk dorp, het betekent welkom. Zelfs de benodigde krulletjes voor aan de letters ontbreken op mijn toetsenbord. Gelukkig is er altijd wel iemand die helpt.

In Tomlin zitten de terrassen vol metalheads. Iesereen zit aan het ontbijt. Onze route voert met de stroom mee, richting festivalterrein. Het is gek om hier met een fiets vol bepakking langs te komen. Onder een net van lichtjes fietsen we het terrein af, de weg op naar onze camping.

Voet

Het wordt weer warm vandaag, dus we zitten om 8 uur op de fiets. Onze route voert langs de voet van de Dolomieten. Iedere keer als de afstand tot de bergen te groot wordt slaan we af en draaien we terug. Langzaamaan beginnen we ook te klimmen. De bergen zijn steeds nadrukkelijker aanwezig, groot en ruig.

In Manioga, een stadje dat meldt uit 981 te zijn, is het markt. Het is rustig, dus we slalommen er wat doorheen. We worden terecht gewezen door een kleine agent met een grote witte pet. We krijgen eerst een uitgebreid verhaal in het Italiaans, dan een kort commando ‘a mani!’.

Om de rivieren die uit de Dolomieten komen te kruisen moeten we over een wat grotere weg. De drukte valt alles mee. De bruggen zijn groot, maar de rivierbedding is droog, er liggen alleen wat grote plassen. Het is indrukwekkend. Waar onze eerste reactie is dat dit wel de gevolgen van de hete zomer zullen zijn, is dat niet het geval. Blijkbaar stromen de rivieren hier over grote trajecten ondergronds. Alleen bij grote buien is het water zichtbaar.

De enige agriturismo in de buurt heet Casa Rossa ai Colli. Eigenlijk is het dan meteen al duidelijk, deze zal wel op een helling liggen. En dat is zo. Net na de kerk slaan we af, de laatste vijfhonderd meter lopen loodrecht omhoog. De gastvrije ontvangst maakt veel goed.