Binnendoor

Anaradhapura – Dambulla

Gisteren hebben we ons ondergedompeld in de Boeddhistische geschiedenis van Sri Lanka. We hebben de oudste boom van de wereld gezien, met een vastgelegde geschiedenis die 2500 jaar terug gaat. We hebben de oudste stupa gezien en de grootste bakstenen stupa. We hebben heel veel trappen geklommen om de plek te zien waar de koning 2500 jaar geleden tot boeddhisme bekeerd werd. We hadden een prima gids, maar tussen f en p maakte hij geen onderscheid. We twijfelen nog of de olifanten voor de fundering het veen (peat) vertrapt hebben of gewoon de bodem een paar voet (feet) verdicht hebben. Onze meningen lopen uiteen.

Vandaag stappen we vroeg op. Als de hoteleigenaar onze route ziet adviseert hij de grote weg te pakken. Die is niet druk en heel wat korter. Wij fietsers zien dat anders. En de route is fantastisch, al meteen buiten Anaradhapura rijden over een klein weggetje door de rijst. Er schiet een mangoeste de weg over. Langs de weg staan overal huizen in het groen. Sommige hebben een voortuin vol sierplanten, van die planten die bij ons in de kantoortuin staan. Bij andere staat de mais metershoog en groeien de boontjes in de berm.

De weg is afgesloten met een soort van slagboom. Er staan twee jongens bij. Zij zijn de bewaking van de bewaakte overweg. In de verte horen we de trein. We mogen best midden op het spoor staan om de trein aan te zien komen. De trein dieselt voorbij, uit alle ramen staren mensen ons aan, het hek wordt geopend en daar gaan we weer.

De kwaliteit van het wegdek varieert sterk. Na een uurtje hotseknotsen over patchwork asfalt is het heerlijk weer een stuk over wat beter asfalt te kunnen rijden. Wat verderop wordt aan de weg gewerkt. Tot onze verbazing heeft iedereen een helm op en een veiligheidshes aan. Alleen de teenslippertjes passeren bij ons de veiligheidscontrole niet.

We rijden over een metershoge dijk. Aan de ene kant ligt een groot meer, aan de andere kant liggen diep onder ons de palmen en de rijst. Dan staat er een bord van de Mahaweli iirigation department. Een bekende naam. Ooit, lang geleden, hoorde dit project bij de lesstof aan de universiteit. Een tuktuk komt naast me rijden. Hij checkt of het echt ern push bike is, en vraagt verwonderd of dit mijn hobby is.

Na wat rondvragen vinden we een tentje waar we kunnen lunchen. Het is klein en druk en de kok verstaat ons niet. Hij legt een zakje op tafel. We hebben geen idee wat er in zit. Het lijkt op sponsjes waarmee we onze handen kunnen wassen, of is het mie die hij voor ons kan opwarmen? Dan krijgen we hulp, we kunnen het zó eten. Het is een soort geraspte gedroogde kokos. We krijgen ook rijst met dahl en sambal-boontjes, maar geen bestek. Het wordt een aardige bende.

Ondanks de afstand valt het fietsen mee. Als we in Dambulla aankomen hebben we nog genoeg energie om naar de cave tempels te gaan. En die zijn zo ongelooflijk mooi, met eeuwenoude boeddhabeelden en plafonds vol fresco’s.

A12

Het hotel serveert geen ontbijt. Wel kunnen we de keuken gebruiken om zelf wat te maken. Dus hebben we gisteren ons ontbijt bij elkaar gescharreld, potje jam hier, yoghurtje daar en broodjes van de bakker. Nu zitten we op de veranda met een kopje thee en eten we onder toeziend oog van wat grijze eekhoorns. We hebben ons nog niet omgedraaid of Knabbel en Babbel zitten op tafel en eten de kruimels.

De route is niet spannend, we rijden 68 kilometer over één en dezelfde regionale weg. Het is vrij rustig op deze maandagochtend. We herkennen ondertussen de signalen van het toeterend verkeer: Drie keer toeteren als je er aan komt en denkt onvoldoende ruimte te hebben, één keer toeteren op het moment dat je passeert. Gelukkig toetert lang niet iedereen, maar er zijn natuurlijk ook genoeg passanten die gewoon even toeteren naar die twee fietsers. Speciale vermelding is er voor de bussen die als debielen scheuren en ons rakelings passeren. Bij voorkeur laten ze nét naast je oor alle kunstjes van hun claxon horen. In het hotel beweerden ze dat dat is om de olifanten op afstand te houden, maar daar wil ik mezelf toch niet mee vergelijken.

We rijden langs de jungle van Wilpattu park. Jungle is hier vooral struiken, meren en hoog gras. Kilometerslang staan er elektrische hekken om het wild binnen te houden. We zien waarschuwingen voor overstekende olifanten, maar geen enkele olifant. Wel ligt er een levende slang op de weg. Carry twijfelt of hij naar de rechterbaan moet om de slang te passeren of toch tussen de berm en de slang door zal gaan. Hij kiest het laatste. Achter hem rijdend zie ik hoe de wel twee meter lange slang glinsterend en kronkelend de berm in schiet.

De weg is licht heuvelachtig. Zo tegen het middaguur wordt het heet. Daar helpt zelfs de flinke tegenwind van vandaag niet tegen. Dan zien we de eerste koepels van de tempels van Anaradhapura en zelfs in de verte Mihintale. Hier ligt 2300 jaar Boeddhistische historie. Dat gaan we zien.

Nieuwjaarsdag

We worden uitgezwaaid door de eigenaar van het hotel. Hij maakt nog snel wat foto’s van ons, en dan met name van Carry en zijn shirt. Het shirt hoorde bij een groep Ierse fietsers, nu rijdt Carry erin. Zo is hij meteen een stuk herkenbaarder in het verkeer.

De dag moet duidelijk nog op gang komen. Voorzichtig worden de eerste kraampjes langs de weg opgebouwd. We komen een paar wielrenners tegen op hun zondagse fietsrondje. Met deze temperatuur is een windje wel prettig, maar de volle tegenwind valt niet mee. En overal lopen honden. Gelukkig zijn ze te relaxt om achter ons aan te zitten. Ze lopen vooral in de weg als ze oversteken zonder uitkijken of zich ineens omdraaien. Iedereen stuurt keurig om ze heen.

Het lijkt erop dat hoe meer we landinwaarts komen des te meer boeddha we zien en steeds minder kerststallen en mariabeelden. We verbazen ons over de straatnamen. Ze zijn eindeloos lang. Bij ons zouden ze niet langs de straatnaamcommissie komen want ze hebben ruim meer dan de toegestane 24 tekens. Op de officiele borden gaat alles in drie talen, met elk hun eigen alfabet. Het zijn in elk geval Singalees en Engels, en we denken dat Tamil de derde is, maar wie een betere suggestie heeft mag het zeggen.

We rijden langs rijstvelden. Die zijn zo mooi helder groen en omzoomd door palmen. In de bermen staan af en toe wat grazende koeien. Een bordje waarschuwt dat ze oversteken. Het volgende bordje waarschuwt voor overstekende olifanten.

We stoppen voor de lunch. De jongen achter de balie adviseert ons het dagmenu te nemen. Er staan grote schalen. Voor we mogen opscheppen worden we verzocht onze handen te wassen. Met de eerste hap weten we wat we vergeten zijn, we hebben niet gevraagd hoe scherp het is. Nu weten we het, het is lokaal scherp. Het brandt! Uren later voel ik het nog in mijn maag.

Zo op de fiets trekken we een hoop bekijks. We worden begroet en toegeschreeuwd, hello, bye, how are you? Vandaag horen we natuurlijk ook van alle kanten, happy new year! En daar sluiten we ons graag bij aan: Gelukkig Nieuwjaar!